Operation Manual

TI-83 Plus Grafieken van parametervergelijkingen 182
In de
RectGC
-opmaak kunt u met de
TRACE
functie de waarden van
X
,
Y
en
T
bijwerken en weergeven indien de
CoordOn
-opmaak werd gekozen.
In de
PolarGC
-opmaak worden de variabelen
X
,
Y
,
R
,
q
en
T
bijgewerkt;
indien de
CoordOn
-opmaak geselecteerd staat, worden
R
,
q
en
T
weergegeven. Op basis van de waarde
T
worden de variabelen
X
en
Y
(of
R
en
q
) berekend.
Als u de cursor vijf punten verder in de functie wilt plaatsen, drukt u
y
|
of
y
~
. Zelfs indien u de cursor verder dan de boven- of
ondergrens van het scherm verplaatst, worden de overeenkomstige
waarden van de coördinaten onderaan het scherm weergegeven.
Quick Zoom is mogelijk in de grafiekmodus
Par
; u kunt het venster echter
niet naar links of rechts verschuiven (zie hoofdstuk 3).
De volgcursor op een geldige T-waarde plaatsen
Wanneer u de volgcursor wilt verplaatsen naar een geldige
T
-waarde in
de actuele functie, moet u het getal invoeren. Als u het eerste cijfer
invoert, verschijnt een
T=
aanwijzer gevolgd door de cijfers die u hebt
ingevoerd links onderaan het scherm. U kunt ook een uitdrukking na de
T=
aanwijzer invoeren. De waarde die u invoert moet wel een geldige
waarde zijn voor het actuele uitleesvenster. Wanneer u alles hebt
ingevoerd, moet u
Í
drukken om de cursor te verplaatsen.