Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 130
TRACE verlaten en hiernaar terugkeren
TRACE verlaten en hiernaar terugkerenTRACE verlaten en hiernaar terugkeren
TRACE verlaten en hiernaar terugkeren
Wanneer u de TRACE functie verlaat en hiernaar terugkeert, blijft de volgcursor op
precies dezelfde positie staan waar deze zich bevond toen u de TRACE verliet, tenzij de
grafiek opnieuw werd geplot door middel van de functie Smart Graph.
TRACE gebruiken in een programma
TRACE gebruiken in een programmaTRACE gebruiken in een programma
TRACE gebruiken in een programma
Begin op een lege regel in het programmascherm en druk r. De instructie
Trace
wordt op de huidige positie van de cursor ingevoegd. Wanneer deze instructie wordt
uitgevoerd in de loop van het programma, zal de grafiek op het scherm worden
weergegeven en verschijnt de volgcursor op de grafiek van de functie die het eerst werd
geselecteerd. Terwijl u volgt, worden de waarden van de coördinaten bijgewerkt.
Wanneer u de volgprocedure wilt beëindigen, drukt u Í om het verloop van de
uitvoering van het programma verdere te zetten.