Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 146
Als u wilt overschakelen naar dezelfde x-waarde in de grafiek van andere geselecteerde
functies, drukt u } of . Als u de vrij beweegbare cursor opnieuw wilt instellen, drukt u
| of ~.
f(x)dx
f(x)dxf(x)dx
f(x)dx
f(x)dx (numerieke integraal) berekent de numerieke integraal van een functie over een
gegeven interval. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de functie
fnInt( met een
nauwkeurigheidstolerantie H=1âL3.
1. Kies in het menu
CALCULATE de optie 7:âf(x)dx. De actuele grafiek wordt
weergegeven en links onderaan verschijnt
Lower Limit?.
2. Druk } of om de cursor te verplaatsen naar de functie waarvoor u de integraal
wilt berekenen.
3. Stel de boven- en ondergrens in op dezelfde manier waarop u de linker- en
rechtergrens voor de functie
zero zou instellen. De waarde van de integraal wordt
getoond en het geïntegreerd oppervlak is gearceerd.
Opmerking: het gearceerd oppervlak is een tekening. Als u het gearceerde
oppervlak wilt wissen, kunt u gebruik maken van de instructie
ClrDraw (zie hoofdstuk
8) of elke andere wijziging aanbrengen waardoor de functie Smart Graph de grafiek
opnieuw zal plotten.