Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 112
Grafiekstijlen voor functies instellen
Grafiekstijlen voor functies instellenGrafiekstijlen voor functies instellen
Grafiekstijlen voor functies instellen
Pictogrammen voor grafiekstijlen in het Y= scherm
Pictogrammen voor grafiekstijlen in het Y= schermPictogrammen voor grafiekstijlen in het Y= scherm
Pictogrammen voor grafiekstijlen in het Y= scherm
In de onderstaande tabel vindt u een beschrijving van de grafiekstijlen die beschikbaar
zijn voor de grafieken van functies. Gebruik deze grafiekstijlen om functies, die samen
worden geplot, duidelijk van elkaar te onderscheiden. Zo kunt u bijvoorbeeld voor de
functie Y1 een volle lijn, voor Y2 een puntenlijn en voor Y3 een dikke lijn gebruiken.
Opmerking: bepaalde grafiekstijlen kunt u niet kiezen in sommige grafische modi. In de
hoofdstukken 4, 5 en 6 vindt u een overzicht van de grafiekstijlen voor de modi Par, Pol
en Seq.
Pict. Stijl Beschrijving
ç
Lijn Een volle lijn verbindt de geplotte punten; dit is de
standaardinstelling in de modus Connected
è
Dik Een dikke volle lijn verbindt de geplotte punten
é
Boven Het gedeelte boven de grafiek wordt gearceerd
ê
Onder Het gedeelte onder de grafiek wordt gearceerd
ë
Pad Een cirkelvormige cursor volgt de hoofdlijn van de grafiek en
tekent een pad
ì
Bewegend Een cirkelvormige cursor volgt de hoofdlijn van de grafiek zonder
een pad te tekenen
í
Beeldpunten Een klein punt wordt geplaatst voor elke geplotte waarde in de
grafiek; dit is de standaardinstelling in de modus Dot