Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 114
oplopende diagonale lijnen als arcering voor de vierde functie;
wanneer u voor bijkomende functies de grafiekstijl é of ê hebt gekozen, zal de hoek
van de lijnen voor de vijfde functie verder draaien naar verticale lijnen, horizontale
lijnen voor de zesde, enzovoort.
Wanneer de gearceerde gebieden elkaar snijden, komen de patronen bovenop elkaar te
liggen.
Opmerking: wanneer u de grafiekstijl é of ê hebt gekozen voor een Y=-vergelijking
waarvoor een familie van krommen wordt geplot, bijvoorbeeld
Y1={1,2,3}X, dan zullen de
arceringspatronen voor elk lid van de familie van krommen verder draaien.
Een grafiekstijl instellen vanuit een programma
Een grafiekstijl instellen vanuit een programmaEen grafiekstijl instellen vanuit een programma
Een grafiekstijl instellen vanuit een programma
Wanneer u de grafiekstijl van een functie vanuit een programma wilt instellen, kiest u in
het menu
PRGM CTL de optie H:GraphStyle(. Om dit menu op te roepen, drukt u
terwijl u in het programmascherm aan het werken bent.
functie# is het nummer van de