Operation Manual
Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 117
De waarde van een venster-variabele wijzigen
De waarde van een venster-variabele wijzigenDe waarde van een venster-variabele wijzigen
De waarde van een venster-variabele wijzigen
Wanneer u de waarde van een venstervariabele in het vensterscherm wilt wijzigen, moet
u als volgt te werk gaan.
1. Druk † of } om de cursor te verplaatsen naar de venstervariabele die u wilt
veranderen.
2. Wijzig de waarde. U kunt ook een uitdrukking als waarde invoeren.
• Voer een nieuwe waarde in, zodat de oorspronkelijke waarde wordt gewist.
• Verplaats de cursor naar een specifiek cijfer en wijzig dit.
3. Druk Í, † of }. Wanneer u een uitdrukking hebt ingevoerd, zal de TI-84 Plus
deze eerst berekenen. De nieuwe waarde wordt vervolgens opgeslagen.
Een waarde opslaan in een venster-variabele vanuit het basisscherm of
Een waarde opslaan in een venster-variabele vanuit het basisscherm of Een waarde opslaan in een venster-variabele vanuit het basisscherm of
Een waarde opslaan in een venster-variabele vanuit het basisscherm of
een programma
een programmaeen programma
een programma
Wanneer u een waarde, waarvoor u een uitdrukking kunt invoeren, in een
venstervariabele wilt opslaan, moet u op een lege regel beginnen en als volgt te werk
gaan.
1. Voer de waarde in die u wilt opslaan.
2. Druk ¿.
3. Druk om het menu
VARS op te roepen.
4. Kies de optie
1:Window om de venstervariabelen in de modus Func weer te geven
(het vervolgmenu
X/Y).
•Druk ~ om de venstervariabelen voor de modi
Par en Pol weer te geven (het
vervolgmenu
T/q).