Operation Manual

Hoofdstuk 3: De grafiek van functies Inhoud van dit hoofdstuk 141
1. Kies in het menu CALCULATE de optie 1:value. De grafiek wordt weergegeven en
onderaan links verschijnt
X=.
2. Voer nu een reële waarde (u kunt ook een uitdrukking invoeren) voor
X tussen Xmin
en
Xmax in.
3. Druk Í.
De cursor bevindt zich op de functie die in het Y= scherm als eerste werd geselecteerd,
ter hoogte van de
X-waarde die u hebt ingevoerd. De coördinaten worden op het scherm
getoond, zelfs indien de opmaakinstelling
CoordOff werd gekozen.
Om de cursor van de ene functie naar de andere te laten overspringen op dezelfde
X-
waarde die u hebt ingevoerd, drukt u } of . Als u de vrij beweegbare cursor opnieuw
wilt instellen, drukt u | of ~.
zero
zerozero
zero
zero gaat op zoek naar een nulwaarde (snijpunt met de x-as of wortel) van een functie.
Functies kunnen meer dan één waarde hebben waarvoor een snijpunt met de x-as
optreedt; de functie
zero zoekt de nulwaarde die het dichtst bij uw opgegeven
testwaarde ligt.