Operation Manual

Hoofdstuk 8: Tekenen met de DRAW-bewerkingen 205
de opmaakinstellingen in het opmaakscherm veranderen.
functies in het
Y= scherm invoeren of bewerken.
functies in het
Y= scherm selecteren of deselecteren.
de waarden van de venstervariabelen wijzigen.
STAT PLOTS in- of uitschakelen.
de reeds getekende objecten wissen met behulp van de instructie
ClrDraw.
Opmerking: wanneer u op een grafiek tekent en pas dan één van de bovenstaande
handelingen uitvoert, wordt de grafiek opnieuw geplot en verdwijnen de tekeningen die u
totdantoe hebt gemaakt op het ogenblik dat u de grafiek opnieuw in het scherm laat
verschijnen.
Tekenen op een bestaande grafiek
Tekenen op een bestaande grafiekTekenen op een bestaande grafiek
Tekenen op een bestaande grafiek
U kunt op grafieken in de modus
Func, Par, Pol en Seq tekenen met elke instructie uit het
menu
DRAW, met uitzondering van DrawInv. De instructie DrawInv kunt u alleen
gebruiken voor
Func-grafieken. Voor de coördinaten van elke DRAW-bewerking geeft u
de waarden van de x- en y-coördinaten van het scherm op.
U kunt de meeste bewerkingen uit het menu
DRAW en het menu DRAW POINTS
gebruiken om rechtstreeks op een grafiek te tekenen; gebruik de cursor om de
coördinaten makkelijk weer te geven. U kunt deze instructies ook in het basisscherm of
vanuit een programma gebruiken. Indien er geen grafiek op het scherm staat
weergegeven op het ogenblik dat u een bewerking in het menu
DRAW kiest, zal het
basisscherm worden getoond.