Operation Manual

Hoofdstuk 10: Matrices 245
De dimensies van een matrix bevestigen of wijzigen
De dimensies van een matrix bevestigen of wijzigenDe dimensies van een matrix bevestigen of wijzigen
De dimensies van een matrix bevestigen of wijzigen
De dimensies van de matrix (
rijen × kolommen) worden op de bovenste regel getoond. De
dimensies van een nieuwe matrix zijn steeds
1 × 1. Telkens u een matrix wilt bewerken,
moet u de dimensies ervan bevestigen of wijzigen. Als u een matrix selecteert om deze
te definiëren, zal de cursor de rijdimensie aangeven.
Als u de rijdimensie wilt bevestigen, moet u Í drukken.
Als u de rijdimensie wilt wijzigen, moet u het aantal rijen (maximum 99) invoeren en
vervolgens Í drukken.
De cursor verspringt nu naar de kolomdimensie, die u tevens moet bevestigen of
wijzigen op precies dezelfde wijze als voor de rijdimensie. Nadat u Í hebt gedrukt,
verspringt de rechthoekige cursor naar het eerste element in de matrix.
De elementen in een matrix bekijken
De elementen in een matrix bekijkenDe elementen in een matrix bekijken
De elementen in een matrix bekijken
De elementen in de matrix tonen
De elementen in de matrix tonenDe elementen in de matrix tonen
De elementen in de matrix tonen
Nadat u de dimensies van de matrix hebt gedefinieerd, kunt u de matrix bekijken en
waarden voor de elementen in de matrix invoeren. Als u een nieuwe matrix maakt,
zullen alle elementen de waarde nul toegewezen krijgen.
Kies de matrix in het menu
MATRX EDIT en voer de dimensies in. In het midden van het
matrixscherm verschijnen maximum zeven rijen en drie kolommen van de matrix, met
hierin de waarden van de elementen, indien nodig in verkorte vorm. De volledige waarde