Operation Manual

Hoofdstuk 12: Statistieken 304
Merk op dat de eerste drie restwaarden negatieve waarden zijn. Deze stemmen namelijk
overeen met de kleinste waarden voor de lengte van de pendel, zoals die werden
opgeslagen in
L1. De volgende vijf restwaarden zijn positieve waarden, terwijl drie van
de laatste vier getallen opnieuw negatieve waarden zijn. Deze laatste waarden geven de
grotere waarden voor de lengte van de pendel aan, zoals die werden opgeslagen in
L1.
Als u de restwaarden in een grafiek plot, zal het patroon veel duidelijker te zien zijn.
17. Druk Í.
RESID wordt in kolom 3 van het STAT
LIST
scherm ingevoegd.
Druk telkens om de restwaarden te analyseren.
18. Druk y ,
2 om in het menu STAT PLOT
de optie
2:Plot2 te kiezen. Het STAT PLOT scherm
verschijnt nu voor plot 2.
19. Druk Í om de optie
On te kiezen, zodat plot 2
wordt geactiveerd.
Druk Í om de optie " (spreidingsdiagram)
te kiezen. Druk †yd om
Xlist:L1 voor plot 2
op te geven. Druk ã
Rä ãEä ãSä ãIä ãDä (de
alfabetische vergrendeling is automatisch
geactiveerd) om
Ylist:RESID voor plot 2 op te
geven. Druk †Í om te kiezen als het
markeringssymbool voor elk gegevenspunt dat in
het spreidingsdiagram zal worden getekend.