Operation Manual

Hoofdstuk 12: Statistieken 358
4. Kies het type van de plot, zodat de naam van het plottype op de positie van de
cursor wordt ingevoegd.
5. Druk ¢. Voer de namen van de lijsten, gescheiden door komma's, in.
6. Druk ¢ y , | om het menu
STAT PLOT MARK op te roepen. (Deze fase is
echter niet noodzakelijk wanneer u in fase 4 de optie
3:Histogram of 5:Boxplot hebt
gekozen.)
Kies het markeringssymbool ( of
+ of ¦) voor de gegevenspunten, zodat dit symbool
op de positie van de cursor wordt ingevoegd.
7. Druk ¤ Í om de instructie op de opdrachtregel te beëindigen.