Operation Manual

Hoofdstuk 16: Programmeren 489
Een waarde in een variabele opslaan met de instructie Input
Een waarde in een variabele opslaan met de instructie InputEen waarde in een variabele opslaan met de instructie Input
Een waarde in een variabele opslaan met de instructie Input
De instructie
Input gevolgd door variabele toont een ? (vraagteken) als aanwijzer in de
loop van de uitvoering van het programma. De
variabele kan een reëel getal, een complex
getal, een lijst, matrix, tekenreeks of Y=
functie zijn. Wanneer het programma wordt
gestart en dit teken verschijnt, voert u een waarde in (dit kan een uitdrukking zijn) en
druk vervolgens Í. Deze waarde wordt geëvalueerd en in
variabele opgeslagen. De
uitvoering van het programma wordt verdergezet.
Input [variabele]
U kunt maximum 16 tekens
tekst of de inhoud van Strn (een tekenreeksvariabele) als
aanwijzer op het scherm weergeven. Wanneer het programma wordt gestart en deze
tekst verschijnt, voert u een waarde in na de aanwijzer en drukt u vervolgens Í.
Deze waarde wordt dan in de
variabele opgeslagen. De uitvoering van het programma
wordt verdergezet.
Input ["tekst",variabele]
Input [Strn,variabele]
Programma Resultaat