Operation Manual

110
Hoofdstuk 6: Grafische hulpmiddelen
06TOOLS.DOC 6 Raquel Revised: 26/08/97 18:10 Printed: 26/08/97 18:11 Page 110 of 2606TOOLS.DOC 6 Raquel Revised: 26/08/97 18:10 Printed: 26/08/97 18:11 Page 110 of 26
Instellingen die invloed hebben op GRAPH MATH-bewerkingen
De variabele
tol
(tolerantie; zie bijlage) is van invloed op de nauwkeurigheid van
f(x)
,
FMIN
,
FMAX
en
ARC
. Deze neemt toe naarmate de tolerantiewaarde kleiner wordt.
De variabele
d
(stapgrootte; zie bijlage) is van invloed op de nauwkeurigheid van
dy/dx
,
INFLC
(in differentieerinstelling
dxNDer
; hoofdstuk 1),
ARC
en
TANLN
. Deze neemt toe
naarmate de stapgrootte kleiner wordt.
De differentieerinstelling heeft invloed op
dy/dx
,
INFLC
,
ARC
en
TANLN
; de exacte instelling:
dxDer1
is nauwkeuriger dan de numerieke instelling
dxNDer
(hoofdstuk 1).
Het gebruik van ROOT, FMIN, FMAX en INFLC
De stappen voor het uitvoeren van de bewerkingen
ROOT
,
FMIN
,
FMAX
en
INFLC
zijn gelijk, behalve bij
de menukeuze in stap 1.
1
Kies
ROOT
uit het
GRAPH
MATH
-menu. Een
Left Bound?
-prompt wordt weergegeven.
2
Verplaats de cursor naar de functie waarvan u
een nulpunt wilt vinden.
6
/
&
&
#
$
3
Geef de linkergrens voor
x
op. U kunt de
traceercursor naar de linkergrens verplaatsen
of rechtstreeks een waarde invoeren.
Right
Bound?
wordt weergegeven.
!
"
b
of
waarde
b
In het voorbeeld wordt functie
y(x)=x
3
+0,3x
2
N
4x
gekozen. Stap
2 is hier niet nodig omdat er maa
r
één functie is gekozen.
Als u rechtstreeks een waarde
invoert voor de linker- of
rechtergrens of de schatting,
wordt een
x=
-prompt onderaan
het grafische scherm
weergegeven.