Operation Manual

284
Hoofdstuk 19: Toepassingen
19APPS.DOC 19 Benoît Van Hove Revised: 08/27/97 8:19 PM Printed: 08/27/97 8:39 PM Page 284 of 20
Gebruiken van wiskundige bewerkingen met matrices
1 Voer de matrix in matrixeditor
A
in, zoals hiernaast
weergegeven.
2 Selecteer in het beginscherm
rref
uit het
MATRX
OPS
-menu.
3 Voor toevoeging van de 3×3 eenheidsmatrix aan matrix
A,
selecteer
aug
uit het
MATRX
OPS
-menu. Voer
A
in. Selecteer
ident
uit het
MATRX
OPS
-menu en voer vervolgens
3
in. Voer de
expressie uit.
4 Voer
Ans
in (waarin de matrix van stap 3 is opgeslagen).
Definieer een submatrix die het oplossingsgedeelte van het
resultaat bevat. De submatrix begint bij element (1,4) en
eindigt bij element (3,6).
5 Selecteer
4Frac
uit het
MATH
MISC
-menu en geef het
breukequivalent van de submatrix weer.
6 Controleer de oplossing. Selecteer round uit het
MATH
NUM
-
menu (om de instelling van het aantal decimalen vast te leggen
op maximumwaarde
11
). Vermenigvuldig het breukequivalent
van de submatrix met
A
. Geef de resulterende matrixelementen
weer met 11 decimalen om de nauwkeurigheid aan te tonen.