Operation Manual

24
Hoofdstuk 1: Bedienen van de TI
-
86
01OPER.DOC M.P. Nooij Revised: 08/18/97 12:18 PM Printed: 08/19/97 3:47 PM Page 24 of 2701OPER.DOC M.P. Nooij Revised: 08/18/97 12:18 PM Printed: 08/19/97 3:47 PM Page 24 of 27
De ALPHA-toets
De 1-toets is blauw. Als u op 1 drukt, verandert de
cursor in ³ (de hoofdletter ALPHA-cursor). Als u op de
volgende toets drukt, wordt het blauwe hoofdletterteken dat
boven de toets is geprint op de cursorpositie geplaatst.
X
STAT
1 ã
X
ä
toont een
X
Om de veel gebruikte variabele
x
in te voeren, is het sneller om op
2
te drukken dan op
-
n
ã
x
ä
.
Als u op - n drukt, verandert de cursor in Ï (de cursor
met de alpha als een kleine letter). Als u op de volgende toets
drukt, wordt het blauwe teken als kleine letter op de
cursorpositie geplaatst.
X
STAT
- 1 ã
X
ä
toont een
x
ALPHA-lock en alpha-lock
Stel ALPHA-lock (voor hoofdletters) of alpha-lock (voor kleine letters) in om achtereenvolgens
meerdere hoofd- of kleine letters te plaatsen.
Druk op 1 1 om ALPHA-lock in te stellen als de invoercursor op het scherm staat.
Druk op 1 om ALPHA-lock uit te schakelen.
Druk op - n om van ALPHA-lock om te schakelen naar alpha-lock.
Druk op - n 1 om alpha-lock in te stellen terwijl de invoercursor wordt getoond.
Druk op 1 1 om alpha-lock uit te schakelen.
Druk op 1 om van alpha-lock naar ALPHA-lock om te schakelen.
Druk op
1
¤
o
m een spatie
in een tekst in te voeren. In
namen van variabelen zijn
spaties niet toegestaan.
De
Name=-
prompt en het
opslagsymbool
(
)
stellen
ALPHA-lock automatisch in.