Operation Manual

280 Hoofdstuk 17. Programmeren
17PROGRM.NLD TI-89/TI-92 Plus: Programming (Dutch) Susan Gullord Revised: 02/29/00 12:17 PM Printed: 02/29/00 12:22 PM Page 280 of 40
1. Druk op O en kies
vervolgens
7:Program Editor
.
2. Kies
3:New
.
3. Specificeer de gewenste
informatie voor het nieuwe
programma of de nieuwe
functie.
Optie Functie
Type
Hiermee geeft u aan of u een
nieuw programma dan wel een
nieuwe functie maakt.
Folder
Hiermee kiest u de map waarin het nieuwe
programma of de nieuwe functie wordt opgeslagen.
Zie hoofdstuk 5 voor informatie over mappen.
Variable
Hiermee typt u een variabelenaam voor het
programma of de functie.
A
ls u een variabele opgeeft die al bestaat, wordt er
een foutmelding weergegeven als u op ¸ drukt.
A
ls u op N of ¸ drukt om de foutmelding te
sluiten, wordt het dialoogvenster
NEW
opnieuw
weergegeven.
4. Druk op ¸ (nadat u in een invoervenster zoals
Variable
hebt
getypt, dient u twee maal op ¸ te drukken) om een leeg
template weer te geven.
U kunt de Program Editor nu gebruiken zoals in de resterende
delen van dit hoofdstuk wordt beschreven.
Een Program Editor-sessie starten
Elke keer dat u de Program Editor start, kunt u het actuele
programma of de actuele functie (die werd weergegeven toen
u de Program Editor voor het laatst gebruikte) hervatten, een
bestaand programma of een bestaande functie openen of een
nieuw programma of nieuwe functie starten.
Een nieuw programma of
een nieuwe functie starten
Opmerking: een programm
a
(of functie) wordt automatisc
h
opgeslagen terwijl u typt. U
hoeft niet handmatig op te
slaan voordat u de Program
Editor verlaat, een nieuw
programma maakt of een
vorig programma opent.
Dit is het template voor een
programma. Functies hebben
een soortgelijk template.