Operation Manual

122 Hoofdstuk 6. Grafieken van functies
06BASFUN.NLD TI-89/TI-92 Plus: Basic Function Graphing (Dutch) Susan Gullord Revised: 02/29/00 11:26 AM Printed: 02/29/00 11:39 AM Page 122 of 22
Druk op in het scherm Graph.
Math optie Omschrijving
Value
Berekent van een geselecteerde functie van de vorm
y(x)
de y-waarde voor een gespecificeerde
x
-waarde.
Zero,
Minimum,
Maximum
Zoekt een nulpunt (snijpunt met de x-as), minimum
of maximum binnen een interval.
Intersection
Zoekt het snijpunt van twee grafieken van functies.
Derivatives
Zoekt de afgeleide (richtingscoëfficiënt) in een punt.
f(x)dx
Zoekt de benaderende numerieke integraal voor een
interval.
Inflection
Zoekt het buigpunt van een kromme; dit is het punt
waar zijn tweede afgeleide van teken wisselt (waar
de kromme van concaviteit wisselt).
Distance
Tekent en meet een lijnstuk tussen twee punten op
dezelfde grafiek of op twee verschillende grafieken.
Tangent
Tekent een raaklijn in een punt en geeft de
v
ergelijking daarvan.
Arc
Zoekt de booglengte tussen twee punten langs een
kromme.
Shade
Is afhankelijk van het aantal geplotte functies.
¦
Indien slechts de grafiek van één functie is geplot,
wordt het gebied van de grafiek boven of onder de
x-as gearceerd.
¦
Indien er grafieken van twee of meer functies zijn
geplot, wordt het gebied tussen twee grafieken
binnen een interval gearceerd.
Math opties gebruiken om functies te analyseren
Op het scherm Graph beschikt het werkbalkmenu
Math
over verschillende opties die u helpen bij het analyseren van
geplotte functies.
Overzicht van het menu
Math
Opmerking: voor resultaten
in het menu Math, worden
de cursorcoördinaten
opgeslagen in de systeem-
variabelen xc en yc (rc en
q
c
als u poolcoördinaten
gebruikt). Afgeleiden,
integralen, afstanden etc.,
worden toegekend aan de
systeemvariabele sysMath.
In het submenu Derivatives is
alleen dy/dx beschikbaar in de
functie modus. De andere
afgeleiden zijn beschikbaar voor
andere grafische modi (met
parameters, met
poolcoördinaten, etc.).