Operation Manual

168 Hoofdstuk 10. 3D grafieken
10_3D.NLD TI-89/TI-92 Plus: 3D Graphing (Dutch) Susan Gullord Revised: 02/29/00 11:28 AM Printed: 02/29/00 11:40 AM Page 168 of 22
U kunt de venstervariabele
ncontour
(
¥
$
) instellen om het
aantal hoogtelijnen te specificeren, die gelijkmatig verdeeld zullen
worden over het weergegeven bereik van z-waarden, waar:
stapgrootte =
zmax
ì
zmin
ncontour + 1
De z-waarden voor de hoogtelijnen zijn:
zmin + stapgrootte
zmin + 2(stapgrootte)
zmin + 3(stapgrootte)
©
zmin + ncontour(stapgrootte)
Indien
ncontour=5
en u het standaard weergavevenster gebruikt
(
zmin=
ë
10
en
zmax=10
) bedraagt de stapgrootte 3.333. Er worden vijf
hoogtelijnen getekend, voor z=ë 6.666, ë 3.333, 0, 3.333 en 6.666.
Merk echter op dat er geen hoogtelijn voor een z-waarde wordt getekend
wanneer de 3D-grafiek op die z-waarde niet gedefinieerd is.
Indien een hoogtelijnengrafiek actief is (weergegeven wordt), kunt u
een punt op de grafiek specificeren en een hoogtelijn tekenen voor de
overeenkomstige z-waarde.
1. Om het menu
Draw
te openen, drukt u
op:
TI-89:
TI-92 Plus
:
ˆ
2. Kies
7:Draw Contour
.
3. Of:
¦
Typ de x-waarde van het punt en
druk op ¸, typ vervolgens de y-
waarde en druk op ¸.
– of –
¦
Verplaats de cursor naar het betreffende punt. (De cursor
beweegt over de roosterlijnen.) Druk vervolgens op ¸.
Neem bijvoorbeeld aan dat de actuele grafiek
z1(x,y)=x
ñ
+.5y
ñì
5
is.
Als u x=2 en y=3 specificeert, wordt een hoogtelijn getekend op z=3.5.
Hoe worden z-waarden
bepaald?
Interactief een hoogtelijn
tekenen voor de z-waarde
van een gekozen punt
Tip: eventuele bestaande
hoogtelijnen blijven op de
grafiek zichtbaar. Om de
standaardhoogtelijnen te
verwijderen, opent u de
Window editor
(
¥$
)
en stelt u
ncontour=0
in.
De standaardinstelling is 5. U
kunt dit instellen van 0 tot 20.