Operation Manual

1012
Bij een gesplitst scherm is Split 1 App de toepassing voor het bovenste of linker
gedeelte van het scherm en
Split 2 App voor het onderste of rechter gedeelte van
het scherm.
De beschikbare toepassingen zijn diegene die in een lijst worden weergegeven wanneer
u op B drukt in de schermmodus
Page 2 of wanneer u op O drukt. U moet in ieder
scherm een andere toepassing hebben tenzij u in de modus 2-graph bent.
Number of Graphs
Number of GraphsNumber of Graphs
Number of Graphs
Specificeert of beide gedeelten van een gesplitst scherm tegelijkertijd een grafiek weer
kunnen geven.
Graph 2
Graph 2Graph 2
Graph 2
Specificeert het type grafiek dat u kunt tekenen als tweede grafiek van een gesplitst
scherm. Dit is alleen actief als
Number of Graphs = 2. In deze twee-grafieken instelling
stelt
Graph het type grafiek voor het bovenste of linker gedeelte van het scherm in en
Graph 2 stelt het onderste of rechter gedeelte van het scherm in. De bechikbare keuzen
zijn dezelfde als voor
Graph.
Split Screen Ratio (alleen Voyage™ 200)
Split Screen Ratio (alleen Voyage™ 200)Split Screen Ratio (alleen Voyage™ 200)
Split Screen Ratio (alleen Voyage™ 200)
Specificeert de verhouding tussen de afmetingen van de twee delen van een gesplitst
scherm.
Exact/Approx
Exact/ApproxExact/Approx
Exact/Approx
Specificeert hoe gebroken en symbolische uitdrukkingen berekend en weergegeven worden.
Door gebroken en symbolische vormen in de instelling
EXACT te houden verhoogt de TI-89
Titanium / Voyage 200 de nauwkeurigheid door de meeste numerieke afrondingsfouten uit te
schakelen.
1 Alleen één gedeelte kan grafieken weergeven.
2 Beide gedeelten kunnen een onafhankelijk grafisch
scherm weergeven (instelling Graph of Graph 2)
met onafhankelijke instellingen.
1:1 Het scherm wordt in gelijke delen gesplitst.
1:2 Het onderste of rechter gedeelte is ongeveer twee
maal zo groot als het bovenste of linker gedeelte.
2:1 Het bovenste of linker gedeelte is ongeveer twee
maal zo groot als het onderste of rechter gedeelte.
1:AUTO Gebruikt in de meeste gevallen de instelling
EXACT. Wanneer de invoer echter een
decimaalteken bevat, wordt APPROXIMATE
gebruikt.
2:EXACT Geeft resultaten met niet-gehele getallen weer in
hun gebroken of symbolische vorm.
3:APPROXIMATE Geeft numerieke resultaten weer in een vorm met
een drijvende komma.