Operation Manual

Manipulatie van symbolen 302
Integreren en differentiëren
Integreren en differentiërenIntegreren en differentiëren
Integreren en differentiëren
Gebruik de functies
integrate ( 2) en d differentiate ( 1).
d (uitdrukking, var [,volgorde])
Opmerking: integreren kan alleen voor een uitdrukking; differentiëren kan voor een
uitdrukking, een lijst of matrix.
Integreer
x
2
ùsin(x) ten opzichte van x.
Differentieer het antwoord ten opzichte van x.
(uitdrukking, var [,onder [boven])
Hiemee kunt u grenzen of een
integratieconstante specificeren.
Om d, te krijgen
druk op
1 or
2=. Typ niet
gewoon D op het
toetsenbord.