Operation Manual

Programmeren 699
Foutopsporingstechnieken
FoutopsporingstechniekenFoutopsporingstechnieken
Foutopsporingstechnieken
Run-time foutmeldingen kunnen syntaxfouten aangeven, maar geen fouten in de
programmalogica. De volgende technieken kunnen van nut zijn.
Gebruik tijdens het testen geen lokale variabelen, zodat u de waarden van de
variabelen kunt controleren nadat het programma is gestopt. Als de fouten in het
programma zijn opgespoord, kunt u de gewenste variabelen lokaal declareren.
Voeg tijdelijk de opdrachten
Disp en Pause in om de waarden van cruciale
variabelen weer te geven.
-
Disp en Pause kunnen niet worden gebruikt in een door de gebruiker
gedefinieerde functie. De functie kan echter tijdelijk in een programma
veranderen, door
Func en EndFunc in Prgm en EndPrgm te wijzigen. Gebruik
Disp en Pause om fouten in het programma op te sporen en te verhelpen.
Verwijder vervolgens
Disp en Pause en verander het programma weer in een
functie.
Als u na wilt gaan of een lus het juiste aantal maal wordt uitgevoerd, geeft u de
tellervariabele of de waarden in de voorwaardelijke test weer.
Als u na wilt gaan of een subroutine wordt uitgevoerd, geeft u meldingen zoals
Entering subroutine en Exiting subroutine aan het begin en einde van de
subroutine weer.
Foutafhandelingsopdrachten
FoutafhandelingsopdrachtenFoutafhandelingsopdrachten
Foutafhandelingsopdrachten
Opdracht Omschrijving
Try...EndTry Definieert een programmablok dat het programma een
opdracht laat uitvoeren en een eventuele fout, die door die
opdracht wordt gegenereerd, afhandelt.