Operation Manual

918 Appendix A: Functies en instructies
LineTan CATALOG
LineTan
uitdrukking1
,
uitdrukking2
Geeft het scherm Graph weer en tekent een
raaklijn aan
uitdrukking1
in het aangegeven punt.
uitdrukking1
is een uitdrukking of de naam van
een functie, waarbij aangenomen wordt dat
x de
onafhankelijke variabele is en
uitdrukking2
de x-
waarde van het raakpunt.
Opmerking: in het getoonde voorbeeld werd
uitdrukking1
apart geplot. LineTan plot
uitdrukking1
niet
.
In de grafische modus Function en een
ZoomTrig venster:
Graph cos(x)
@ "
H 8"
LineTan cos(x),p/4
¸
LineVert CATALOG
LineVert
x
[,
tekenModus
]
Geeft het scherm Graph weer en tekent, wist of
inverteert een verticale rechte op vensterpositie
x
.
Indien
tekenModus
= 1, wordt de rechte getekend
(standaardinstelling).
Indien
tekenModus
= 0, worden de pixels van de
rechte uitgeschakeld.
Indien
tekenModus
= ë 1, worden de pixels van de
rechte geïnverteerd. Pixels van een getekend
lijnstuk worden uitgeschakeld, een uitgeschakeld
lijnstuk wordt getekend.
Opmerking: opnieuw plotten wist alle
getekende gegevens. Zie ook
PxlVert.
In een ZoomStd venster:
LineVert ë 2.5
¸
LinReg MATH/Statistics/Regression menu
LinReg
lijst1
,
lijst2
[, [
lijst3
] [,
lijst4
,
lijst5
]]
Berekent de lineaire regressie en actualiseert alle
statistische systeemvariabelen.
Alle lijsten moeten dezelfde dimensie hebben, met
uitzondering van
lijst5
.
lijst1
staat voor xlijst.
lijst2
staat voor ylijst.
lijst3
staat voor frequenties.
lijst4
staat voor categoriecodes.
lijst5
staat voor categorie-opnamelijst.
In de grafische modus Function:
{0,1,2,3,4,5,6}! L1
¸ {0 1 2 ...}
{0,2,3,4,3,4,6}! L2
¸ {0 2 3 ...}
LinReg L1,L2
¸ Done
ShowStat
¸
Opmerking:
lijst1
tot
lijst4
moeten variabele-
namen zijn of c1–c99 (kolommen van de laatste
gegevensvariabele die is getoond in Data/Matrix
Editor).
lijst5
hoeft geen variabelenaam te zijn en
kan niet c1–c99 zijn.
¸
Regeq(x)"y1(x) ¸ Done
NewPlot 1,1,L1,L2
¸ Done
¥%