Operation Manual

17
INSTALLATIE
De onderkant van het apparaat moet worden afgeschermd. Tevens wordt aanbevolen dat deze
afscherming bestaat uit onbrandbaar materiaal. Bestaat deze afscherming echter uit brandbaar
materiaal dan moet tussen dit materiaal en het onderste gedeelte van het apparaat altijd een
minimum ruimte van 100 mm worden gehandhaafd. DEZE RUIMTE MOET ALTIJD GOED
WORDEN GEVENTILEERD.
AANSLUITEN
Gasaansluiting
De gastoevoer moet worden aangesloten op een inlaatleiding van 8 mm Ø. Deze aansluiting
moet zich in de richting van de achterkant van het apparaat zijn aangebracht. Voordat het gas
wordt aangesloten moet de plastic beschermplug worden verwijderd. Tevens wordt aanbevolen
dat dit apparaat altijd via een koperen leiding wordt aangesloten. Gebruikt NOOIT rubber
slangen.
BELANGRIJ
K:
Als vonkontsteking word gebruikt moet het apparaat ALTIJD worden geaard
Na installatie moet het apparaat ALTIJD worden gecontroleerd op
eventuele lekkages
De toevoerdruk van de gasbron waarop dit apparaat is aangesloten mag
NOOIT meer dan 2,5 mbar (butaan/propaan) afwijken van de nominale
waarde nadat ALLE apparaten zijn aangesloten op de gasbron en als al die
apparaten tegelijkertijd worden gebruikt. Als dit apparaat niet wordt
geïnstalleerd in overeenstemming met de in dit document vermelde
instructies en toleranties kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld
voor eventuele problemen en/of waargenomen verminderde prestaties.