Operation Manual
28 Dienstopzoeking
Opmerking
Zowel de LNB 1 IN als de LNB 2 IN ingang moeten met uw an-
tenne verbonden zijn, hetzij rechtstreeks, hetzij via een door-
luskabel. Indien u maar een ingang hebt aangesloten, kunt u
functies zoals dual recording niet gebruiken.
De digitale ontvanger beschikt over een databank met zendsa-
tellieten en hun transponders met de volgende informatie: de
positie van de satelliet, het frequentiebereik, de symbol rate,
de polarisatie en de LNB-frequentie die overeenkomt met het
frequentiebereik. Het is dus mogelijk dat u de LNB frequentie
parameter niet hoeft te specifieren. Indien u echter Volgend
geselecteerd hebt voor de zatellietnaam parameter om een sa-
telliet te specifieren die niet in de lijst met satellieten stond, is
het mogelijk dat u de juiste LNB-frequentie moet ingeven. Het
verschil tussen de frequentie van de uitzending en de LNB-
frequentie moet tussen de 950 en de 2150 MHz liggen. Als
de frequentieband van de gewenste satelliet bijvoorbeeld gaat
van 3660 tot 4118 MHz, moet u de LNB frequentie parameter
op 5150 MHzinstellen.
De LNB moet van stroom worden voorzien om te kunnen wer-
ken. Zet de LNB spanning op Aan indien er geen stroomvoor-
ziening is.
Het is het beste om de 22 kHz optie te negeren.
De digitale ontvanger is compatibel met DiSEqC (Digital Sa-
tellite Equipment Control) schakelaars. Met DiSEqC schake-
laars kunt u verschillende antennes aansluiten op een digitale
ontvanger. Met een DiSEqC 1.0 schakelaar kunt u maximum
tussen 4 satellietbronnen schakelen; met een DiSEqC 1.1 kunt
u schakelen tussen maximum 16 satellietbronnen.
Stel de parameters DiSEqC 1.0 en DiSEqC 1.1 in volgens uw
antenneconfiguratie.