Operation Manual

30 Dienstopzoeking
1. Kies de gewenste satelliet onder de zatellietnaam para-
meter.
2. Selecteer de tuner die aangesloten is op de draaibare an-
tenne onder de Andere tuner ingang Select parameter.
3. Stel de DiSEqC commandomodus in op Gebruiker.
4. Selecteer het commando Ga naar in het Motorsturing me-
nu. De antenne draait dan in de richting van de satelliet
op basis van de positiegegevens waarover de digitale
ontvanger beschikt.
5. Bij slechte ontvangstkwaliteit, wat rechtsonder op het
scherm wordt weergegeven, kunt u de antenne fijnstel-
len met de instructies van het Verplaatsenment menu.
Indien u de verplaatsingsinstructie 2(E) kiest, beweegt
de antenne twee graden in oostelijke richting. Contro-
leer nu de ontvangstkwaliteit van elke transponder en
kies de beste onder de Transponder (of Frequentie) pa-
rameter. Dit helpt bij het fijnstellen.
6. Selecteer tot slot Opslaan in het menu Motorsturing om
de fijngestelde positie op te slaan wanneer de ontvangst-
kwaliteit goed is.
Voor installateurs zijn er meer instructies voor de bediening
van de motor, maar deze worden niet besproken in deze hand-
leiding. Als u een installateur bent, raadpleeg dan de handlei-
ding van de STAB rotor.
4.1.3 USALS instellingen configureren
USALS (Universal Satellite Automatic Location System), dat
ook bekend staat onder de naam DiSEqC 1.3, berekent de posi-
tie van satellieten die vanop uw locatie beschikbaar zijn, hetzij
de lengte- en breedtegraad. Elke bekende satellietpositie moet
niet langer manueel worden gezocht en opgeslagen zoals wel