Operation Manual
7.4 Een opname bewerken 67
2. Druk op de toets om een voortgangsbalk op te roe-
pen.
3. Zoek een eindpositie van een sequentie die u vastlegt
met de of toets.
4. Druk op de toets aan het begin van de sequentie; de
cursor knippert.
5. Bepaal de beginpositie.
6. Druk op die positie nogmaals op de toets. Er ver-
schijnt vervolgens een bevestigingsvenster.
7. Selecteer Opslaan en het deel wordt opgeslagen. Het
opgeslagen bestand krijgt dezelfde naam als het bronbe-
stand, met toevoeging van de suffix ’CUT’ en een num-
mer.
Verder kunt u ook een opgenomen bestand volledig of gedeel-
telijk kopieren tijdens een weergave.
1. Start de weergave van een opname naar keuze.
2. Bepaal de positie vanwaar begonnen wordt met de ko-
pie met behulp van de of toets.
3. Druk op de toets.
4. Wanneer u op de toets drukt, stopt het kopieren. De
kopie krijgt dezelfde naam als het bronbestand, met toe-
voeging van de suffix ’COPY’ en een nummer.
Tijdens het kopieren verschijnt gedurende enkele se-
conden in de rechterbovenhoek van het scherm het
hier afgebeelde kopieersymbool . Om de voortgang
van het kopieren na te gaan, drukt u op de toets. De bui-
tenste cirkel van het kopieersymbool geeft de voortgang aan.