Operator's Manual

Onderhoud
26
BELANGRIJK: Een gescheurde, vervuilde,
smerige of anderzijds haperende bougie moet
worden vervangen. De elektrodes mogen niet
worden gezandstraald, afgeschraapt of gereinigd
met behulp van een staalborstel omdat daardoor
splinters van de bougie kunnen afbreken en in de
cilinder terecht kunnen komen. Het resultaat
daarvan is doorgaans een beschadigde motor.
4. Stel de luchtspleet tussen het midden en de zijkant
van de elektrodes af op 0,75 mm. Plaats een bougie
met de juiste luchtspleet met pakkingring en haal de
bougie aan met een moment van 22 Nm. Indien er
geen momentsleutel wordt gebruikt, zet u de bougie
goed aan.
Afbeelding 33
HET CONTROLEREN VAN DE
PARKEERREM
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, activeer de parkeerrem en zet
de ontstekingsschakelaar op OFF/AF om de motor
uit te schakelen. Neem de sleutel uit het contact.
2. De aangedreven wielen dienen geblokkeerd te
worden als de rem wordt geactiveerd. Indien de
wielen niet worden geblokkeerd maar meedraaien,
dient de rem afgesteld te worden; zie Het afstellen
van de parkeerrem.
3. Schakel de parkeerrem uit; de wielen zouden nu
ongehinderd rond moeten draaien.
4. Indien aan beide voorwaarden is voldaan, is er geen
afstelling meer nodig.
BELANGRIJK: Wanneer de parkeerrem uitgeschakeld
is, moeten de wielen ongehinderd rond kunnen
draaien. Indien de rem niet goed functioneert en de
wielen niet goed rond draaien, dient u onmiddellijk
contact op te nemen met uw service dealer.
HET AFSTELLEN VAN DE
PARKEERREM (Afb. 34)
Indien de wielen niet rond draaien als de hendel van de
parkeerrem in de OFF/UIT positie staat, of wanneer de
rem niet houdt wanneer de hendel in de ON/IN positie
wordt gezet, dan dient de rem te worden afgesteld.
1. Zet de hendel van de rem in de ON/IN positie.
2. Meet de afstand tussen de bedieningsarm van de
schijfrem en de stoppin op de asbehuizing. De
afstand zou kleiner dan 6 mm moeten zijn.
3. Indien de afstand groter is dan 6 mm, moet de
borgmoer worden aangehaald om de afstand te
verkleinen.
4. Zet de hendel van de parkeerrem op OFF/UIT,
controleer de speling tussen de remblokken en de
schijf met een voelermaat. De correcte speling is
ongeveer 0,25 mm.
5. De bedieningsarm mag niet meer dan 10 mm weg
zijn van de STOP-aanduiding wanneer de hendel
van de parkeerrem in de OFF/UIT positie staat
Afbeelding 34
1. Bedieningsarm rem
2. Stoppin
3. Borgmoer
4. Schijf
6. Controleer het functioneren van de rem nogmaals;
zie Het afstellen van de parkeerrem.
7. Controleer de afstelling. De aangedreven wielen
dienen vrij rond te kunnen draaien wanneer de
hendel van de parkeerrem in de OFF/UIT positie
staat.