Operator's Manual

1.52 1.52
Dagelijks en vóór gebruik vervolg
Controleer het bevestiginsmateriaal: Controleer
of alle moeren, bouten en pennen stevig vastzitten
en in goede staat verkeren.
Veiligheidsinrichtingen controleren:
WAARSCHUWING - VOORKOM
ONGEVALLEN: Controleer of alle
veiligheidsschermen, afdekplaten en andere
veiligheidsvoorzieningen op hun plaats zitten
en in goede staat verkeren.
Controleer de banden: Controleer of de banden
in goede conditie zijn en de juiste spanning
hebben, zie SPECIFICATIES.
WAARSCHUWING - VOORKOM ONGEVALLEN:
Zorg ervoor dat beschadigde banden worden
vervangen. Controleer of de proeldiepte
van de banden in overeenstemming met de
verkeersvoorschriften is.
Smeer alle onderdelen van de achteras,
waaronder de draaipen van de centrale as met
asvuist, beide stuurgaffels, de koppelverbindingen
van de koppelstang en de kogelverbindingen van
de stuurcilinder, zie OM DE 50 BEDRIJFSUREN -
SMEER DE DRAAIPUNTEN.
Controleer maaidekken: Controleer de conditie
van de maaicilinders en de onderste maaimessen.
Wijzig afstelling indien nodig; zie AFSTELLING
VAN DE MAAIDEKCILINDER T.O.V. ONDERSTE
MES.
Smeer alle rollen van de maaidekken met een
normaal smeermiddel van goede kwaliteit en
zorg ervoor dat er zo veel smeermiddel wordt
ingespoten dat er schoon smeermiddel naar
buiten komt via de doppen van de rollen, zie OM
DE 50 BEDRIJFSUREN.
Als er geen smeermiddel naar buiten komt bij de
dop van de rol, kunt u aannemen dat de achterste
afdichting niet heeft gefunctioneerd, waardoor de
wand van de rol is gevuld met smeermiddel.
Opmerking: Let erop dat u geen krachtig
industrieel smeermiddel gebruikt,
aangezien dit kan leiden tot schade aan de
lagerafdichting.
Controleer de werking van de pedalen
vooruit/achteruit: Schakel de motor uit en
trap de rijpedalen volledig in en controleer of zij
zonder haperen uit zichzelf terugkeren naar de
neutraalstand.
ONDERHOUD