Form No. 3405-224 Rev A Reelmaster® 3100-D tractie-eenheid Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 03170—Serienr.: 315000001 en hoger 03171—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden.
Inhoud Lagers en lagerbussen smeren ..................................46 De gesloten lagers controleren .................................49 Onderhoud motor .....................................................49 Onderhoud van het luchtfilter ..................................49 Motorolie verversen en filter vervangen .....................50 Onderhoud brandstofsysteem .....................................51 Onderhoud van de brandstoftank .............................
Veiligheid Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395:2013 en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute). en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan letsel tot gevolg hebben.
• Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of • • • • • • • • • • • • deze oversteekt. Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt. Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen. Gebruik de machine nooit als schermen, afdekplaten of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken.
Onderhoud en opslag De machine transporteren • Zorg dat alle moeren, bouten en schroeven stevig • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een • • • • • • • • • • • • • • • • vastzitten zodat u veilig met de machine kunt werken. Stal de machine nooit in een gebouw waar dampen in aanraking kunnen komen met open vuur of vonken als zich brandstof in de tank bevindt. Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
• • • • • u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. – Gebruik de bedrijfsremmen als u een helling afdaalt, om de snelheid laag te houden en de machine onder controle te houden. Als u de machine met een rolbeugel gebruikt, verwijder deze dan nooit en gebruik altijd de veiligheidsgordel.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-3444 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 99-3444 1. Toerental van messenkooi – Snel 2. Toerental van messenkooi – Langzaam 93-6688 1.
104-5181 Uitsluitend CE 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 99-3558 Uitsluitend CE 2. Machine kan kantelen – Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden en doe de veiligheidsgordel om als de rolbeugel is gemonteerd. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2.
121-3583 7. Motor – Lopen 10. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het stoppen van de motor – 1) Schakel de aftakas uit; 2) Draai het sleuteltje naar de stopstand; 3) Neem het sleuteltje uit het contact; 4) Schakel de parkeerrem in. 2. Omhoogtrekken om aftakas 5. Messenkooi omhoogbrengen. in te schakelen. 8. Motor – Starten 11. Snel 3. Messenkooi neerlaten. 9. Lees de Gebruikershandlei- 12.
121-3596 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 3. De machine kan kantelen – Rijd nooit van of dwars op hellingen met een hellingshoek groter dan 17 graden; laat de maaidekken neer en draag uw veiligheidsgordel wanneer u op hellingen rijdt. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen. 4.
1-3607 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over de zekeringen, de maaihoogte en het onderhoud. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Hoeveelheid Omschrijving Voorwielconstructies Achterwielconstructie Stuurwiel Dop van stuur Grote ring Contramoer Schroef 2 1 1 1 1 1 1 Accuzuur Zo nodig Gebruik De wielen monteren. Stuurwiel monteren. De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten.
Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Hoeveelheid Gebruik CE-sticker 6 Bevestig deze op de machine over de betreffende Engelse stickers heen om aan Europese normen te voldoen. Contactsleuteltje 2 Start de motor. Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor 1 1 Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Onderdelencatalogus 1 Gebruiken om onderdelen op te zoeken en te bestellen. Instructiemateriaal voor gebruiker 1 Bekijken voordat de machine in gebruik wordt genomen.
4. Plaats de dop op het stuurwiel en bevestig deze met de schroef (Figuur 3). 3 De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten Figuur 4 1. Accudeksel Benodigde onderdelen voor deze stap: Zo nodig Accuzuur 4. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt. Procedure 5. Plaats de vuldoppen en sluit een acculader van 3-4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A.
WAARSCHUWING 4 Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Hoekindicator controleren • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. Benodigde onderdelen voor deze stap: • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
1 2 5 EU-stickers aanbrengen Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Waarschuwingssticker (99-3558) 1 Waarschuwingssticker (104-5181) 1 Waarschuwingssticker (121-3598) G012628 Figuur 7 Procedure 1. Beugel van motorkapvergrendeling Als deze machine wordt gebruikt in de EU, moet u de waarschuwingsstickers aanbrengen over de Engelse waarschuwingsstickers. 2. Popnagels 3.
1 G012630 Figuur 9 1. Motorkapvergrendeling 7. Schroef de bout in de andere arm van de vergrendelbeugel om de sluiting te vergrendelen (Figuur 10). Opmerking: De bout stevig aandraaien, maar de moer niet. Figuur 11 1. Uitlaatscherm 3 2. Bevestig het uitlaatscherm aan het frame met 4 zelftappende schroeven (Figuur 11). 2 8 1 G012631 Rolbeugel monteren Figuur 10 1. Bout 3. Arm van vergrendelbeugel Benodigde onderdelen voor deze stap: 2.
Figuur 12 1. Rolbeugel 4. Slang voor brandstofleiding/ontluchtingsbuis 2. Montagebeugel 5. Slangklem Figuur 13 1. Draaipuntkoppeling van hefarm 3. Ontluchtingsbuis 2. Draaipunt van hefarm 2. Steek een draaistang in elke hefarm en lijn de montageopeningen uit (Figuur 14). 2. Bevestig de beide zijden van de rolbeugel aan de montagebeugels met 2 flenskopbouten en borgmoeren (Figuur 12). Draai de bevestigingen vast tot 81 N·m. 3.
Figuur 15 1. Hefarm, rechts 2. Borgring 4. Hefcilinder 5. Afstandsstukken (2) 3. Hefarm, links 6. Montagepen Figuur 16 1. Voorste draagframe 5. Verwijder de achterste borgringen waarmee de montagepennen aan de uiteinden van de hefcilinder zijn bevestigd. 3. Bevestig de montagekoppelingen als volgt aan het voorste draagframe: • Bevestig de voorste montagekoppelingen in de 6. Bevestig het rechteruiteinde van de hefcilinder aan de rechterhefarm met een pen en 2 afstandsstukken (Figuur 15).
een ring aan beide zijden van de koppeling. Draai de bevestigingen vast tot 42 N·m. • Bevestig de achterste montagekoppelingen in de openingen van het achterste draagframe met een bout (3/8 x 2-1/4 inch), 2 platte ringen en een borgmoer, zoals getoond in Figuur 19. Plaats tijdens het monteren een ring aan beide zijden van de koppeling. Draai de bevestigingen vast tot 42 N·m. Figuur 17 1. Voorste draagframe 2. Voorste montagekoppeling 3. Achterste montagekoppeling 4.
Figuur 22 1. Stabilisatieketting Figuur 20 1. Drukring 12 3. Lynchpen 2. Draagframe Aandrijfmotoren voor de maaidekken monteren 3. Smeer alle draaipunten van de hefarmen en draaiframes. Belangrijk: Zorg ervoor dat de slangen vrij zijn van draaien of scherpe bochten en dat de slangen van het achterste maaidek lopen zoals wordt getoond in (Figuur 21). Breng de maaidekken omhoog en schuif deze naar links (model 03170).
4. Verwijder de transportplug uit de lagerbehuizingen van de overige maaidekken. 5. Plaats de O-ring (meegeleverd met het maaidek) op de flens van de aandrijfmotor (Figuur 24). Figuur 25 Maai-eenheden verwijderd ter verduidelijking 1. Hefarm 3. Speling 2. Beugel van vloerplaat Opmerking: Als de speling zich niet in dit bereik bevindt, pas de achterste cilinder dan als volgt aan: A. Draai de aanslagbouten los en pas de cilinder aan om de speling te behouden (Figuur 26). Figuur 24 1. O-ring 2.
D. Plaats de pen en controleer de speling. 14 E. Herhaal indien nodig stap A tot en met D. F. Draai de contramoer van de gaffelpen vast. De tipperrolset monteren (optionele set) Opmerking: Als de achterste hefarm tijdens het transport rammelt, moet u de speling verminderen. 2. Controleer of de speling tussen elke hefarm en de aanslagbouten 0,13 tot 1,02 mm bedraagt (Figuur 26).
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Figuur 32 1. Borgschroef voor snelheid Hendel om stuurwiel te verstellen Trek de hendel om het stuur te verstellen (Figuur 31) naar achteren om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten en duw de hendel vervolgens naar voren om vast te zetten. Sleuf voor indicator De sleuf in het bestuurdersplatform (Figuur 31) geeft aan wanneer de maaidekken zich in de centrale stand bevinden. Figuur 31 1. Tractiepedaal voor vooruit 2.
GEVAAR Als de maaidekken worden geschakeld terwijl de machine heuvelafwaarts rijdt, vermindert de stabiliteit van de machine. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. Schakel de maaidekken als u een helling op rijdt. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Figuur 33 1. Gashendel 2. Urenteller 3. Temperatuurlampje Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur (Figuur 33) gaat branden als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt.
Verstelling in lengterichting Zie De maaisnelheid selecteren (messenkooisnelheid) (bladz. 40). Beweeg de hendel (Figuur 35) aan de zijkant van de stoel naar buiten, beweeg de stoel naar de gewenste stand en laat de hendel los om de stoel in deze stand te vergrendelen. Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Figuur 34 1. Toerenregelaar van messenkooien 2.
Gebruiksaanwijzing 1 2 Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. G009027 Veiligheid staat voorop Figuur 36 1. Draag een veiligheidsbril. Neem zorgvuldig alle veiligheidsinstructies en symbolen door in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. 2. Draag gehoorbescherming.
Brandstoftank vullen GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Figuur 37 1. Peilstok • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank tot 6-13 mm onder de onderkant van de vulbuis.
• Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast. • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengel. • Neem contact op met een dealer voor meer informatie over brandstoffen met een biodieselmengsel. 1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 39). Figuur 40 1. Inspectieluik 3. Oliekoeler 2.
Opmerking: Als de motor koud is, behoort het koelvloeistofpeil ongeveer halverwege tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan. Industriespecificaties: Vickers I-286-S, Vickers M-2950-S, Denison HF-0, Vickers 35 VQ 25 (Eaton ATS373-C) 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen.
Motor starten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De luchtdruk in de banden moet tussen 0,97 en 1,24 bar zijn. 1. Controleer of de parkeerrem in werking is gesteld en of de schakelaar voor de aandrijving van de messenkooi is uitgeschakeld. Opmerking: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. 2. Haal uw voet van het tractiepedaal en controleer of het pedaal in de neutraalstand staat.
Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten (bladz. 51). 2. Ontgrendel en open de motorkap. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
De module controleert inputs zoals neutraalstand, parkeerrem, aftakas, starten, wetten en hoge temperatuur. De module activeert outputs zoals de solenoïde voor de aftakas, de startmotor en de ETR (activering om te lopen). De module is verdeeld in inputs en outputs. Inputs en outputs worden aangegeven door groene LED-controlelampjes die zijn aangebracht op de printplaat. De input voor het startcircuit wordt geactiveerd door 12 VDC.
4. Zet de input-apparaten in de juiste stand om de correcte output te verkrijgen. Gebruik de volgende tabel om de correcte input-conditie te bepalen. 5. Als een specifieke output-LED brandt zonder de juiste output-functie, moet u de bedrading van de output, de aansluitingen en het onderdeel controleren. Indien nodig repareren. 6. Als een specifieke output-LED niet brandt, moet u beide zekeringen controleren. 7.
INPUTS In neutraalstand Start AAN Rem AAN + O OUTPUTS In stoel Hoge temp. Start ETR Aftakas + + O O O + O O O O + O — O O O + + O O — O + + O O O Functie Voeding AAN START — — Lopen (machine Uit) — — O O O O O Lopen (machine Aan) — O O — O — Maaien — O O — — Wetten — — O O — Hoge temp. — Aftakas AAN — O O — O • (–) Geeft aan dat een circuit is gesloten om massa te maken – LED AAN.
Tips voor bediening en gebruik • Oefen u in het gebruik van de machine en zorg ervoor Algemene tips voor model 03171 • Start de motor en laat deze op halfgas stationair lopen dat u ermee helemaal vertrouwd raakt. om warm te worden. Duw de gashendel helemaal naar voren, breng de maaidekken omhoog, zet de parkeerrem vrij, druk het tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open terrein.
Algemene tips voor model 03170 verslappen. Capsules of op recept verkrijgbare geneesmiddelen kunnen evenals alcohol of drugs slaperigheid veroorzaken. Blijf waakzaam en zorg voor uw veiligheid. Indien u dit niet doet, kunt u ernstig letsel oplopen. GEVAAR De maaimachine heeft een uniek tractiesysteem waardoor de machine vooruit en achteruit kan rijden op een helling, zelfs als het hoogste wiel vrij van de grond komt.
Maaitechnieken vrij, druk het tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open terrein. • Om te beginnen met maaien, schakelt u de maaidekken in en rijdt u langzaam naar het maaigebied. Breng de maaidekken omlaag zodra de voorste maaidekken zich boven het maaigebied bevinden. • Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in starten en stoppen van de machine.
Belangrijk: Nadat de machine is gereinigd, moet u het mechanisme van de Sidewinder verschillende keren van links naar rechts bewegen om het water tussen de lagerblokken en de dwarsbuizen te verwijderen (uitsluitend model 03171). De maaisnelheid selecteren (messenkooisnelheid) Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de toerentalregeling van de messenkooien juist is afgesteld.
SELECTIESCHEMA TOERENTALREGELING VOOR MESSENKOOI Maaihoogte Messenkooi met vijf messen Messenkooi met acht messen Messenkooi met 11 messen 8 km/uur 9,6 km/uur 8 km/uur 9,6 km/uur 8 km/uur 9,6 km/uur 63,5 mm 2-1/2 inch 3 3 3* 3* – – 60,3 2 mm 2-3/8 inch 3 4 3* 3* – – 57,1 5 mm 2-1/4 inch 3 4 3* 3* – – 53,9 7 mm 2-1/8 inch 3 4 3* 3* – – 50,8 mm 2 inch 3 4 3* 3* – – 47,6 2 mm 1-7/8 inch 4 5 3* 3* – – 44,4 5 mm 1-3/4 inch 4 5 3* 3* – – 41,2 7 mm
Figuur 47 1. Toerenregelaar van messenkooien 2. Wetknop 3. Gebruik de machine een paar dagen en onderzoek vervolgens of de maaihoogte naar tevredenheid is. De knop voor het toerental van de messenkooien kan 1 stand hoger of lager worden ingesteld dan de aangegeven stand op het schema om rekening te houden met verschillen in de gazonconditie, de verwijderde graslengte en de persoonlijke voorkeur van de bestuurder.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • De wielmoeren aandraaien. Na de eerste 10 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien. • De conditie en de spanning van alle riemen controleren. • Vervang het hydraulische filter. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en oliefilter vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Brandstofpeil controleren. Oliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Onderhoudsschema Figuur 48 45 Informatie
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (smeer alle lagers en bussen dagelijks in stoffige en vuile omstandigheden). De motorkap verwijderen Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De motorkap kan eenvoudig worden verwijderd om onderhoudswerkzaamheden in het motorgedeelte van de machine uit te voeren. De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr.
Figuur 54 • Draaipunt van voorste hefarm links en hefcilinder (2) Figuur 52 (Figuur 55) • Draaipunt (Figuur 53) Figuur 55 • Draaipunt van voorste hefarm rechts en hefcilinder (2) Figuur 53 (Figuur 56) • Draaipunt van achterste hefarm en hefcilinder (2) (Figuur 54) Figuur 56 • Afstelmechanisme neutraalstand (Figuur 57) 47
Figuur 57 Figuur 60 • Schuif voor maaien/transport (Figuur 58) Opmerking: Desgewenst kan een extra smeernippel worden gemonteerd op het andere uiteinde van de stuurcilinder. Verwijder de band, monteer de nippel, spuit vet in de nippel, verwijder de nippel en plaats de plug (Figuur 61).
De gesloten lagers controleren Onderhoud motor Lagers vertonen zelden materiaalgebreken of fabricagefouten. Defecten worden voornamelijk veroorzaakt door vocht of vuil dat via de afdichtingen binnendringt. Lagers die moeten worden gesmeerd, dienen regelmatig een onderhoudsbeurt te krijgen om vuil of ander schadelijk materiaal uit de lagers te verwijderen.
Figuur 64 1. Aftappluggen Figuur 63 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 65). 1. Voorfilter 5. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 6. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 7.
Onderhoud brandstofsysteem 2 GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of een explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 1 3 G009880 • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Figuur 66 1. Waterafscheider/filterbus 3. Aftapventiel 2. Ontluchtingsplug • Vul de brandstoftank niet helemaal.
Onderhoud elektrisch systeem het sleuteltje naar de stand UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 4. Draai de leidingconnector goed vast. 5. Herhaal deze procedure bij de overige spuitmonden. Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Zuurpeil controleren. (Elke 30 dagen controleren als de machine is opgeslagen.) WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
onderkant van de sleufring in elke cel. Plaats de vuldoppen terug zodat de ventielen naar achteren wijzen (in de richting van de brandstoftank). Onderhoud aandrijfsysteem Houd de bovenkant van de accu schoon door deze af en toe te reinigen met een borstel die in een oplossing van ammoniak of natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldoppen bij het reinigen.
Onderhoud koelsysteem Onderhouden remmen Het koelsysteem van de motor reinigen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Controleer de afstelling van de parkeerrem. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Draai de stelschroef los waarmee de knop is bevestigd aan de parkeerremhendel (Figuur 71). Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Zet de motor af en open de motorkap. 2.
Onderhoud riemen WAARSCHUWING Wees voorzichtig als u de veer ontspant omdat de veerbelasting hoog is. Onderhoud van de riemen van de motor 2. Druk het uiteinde van de veer omlaag en naar voren (Figuur 73) om deze los te maken van de beugel en de veerspanning op te heffen. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren—De conditie en de spanning van alle riemen controleren. Om de 100 bedrijfsuren—De conditie en de spanning van alle riemen controleren. Riem van wisselstroomdynamo/ventilator spannen 1.
Onderhoud bedieningsysteem Onderhoud hydraulisch systeem De gashendel afstellen Hydraulische vloeistof verversen 1. Zet de gashendel naar achteren zodat deze tegen de sleuf in het bedieningspaneel aan komt. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los (Figuur 74). Als de vloeistof verontreinigd raakt, neem dan contact op met een Toro-verdeler om het hydraulische systeem te spoelen.
Belangrijk: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen het hydraulische systeem beschadigen. 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. 9. Zet de motor af en controleer op olielekkages.
Onderhoud diversen wel in werking zijn gesteld omdat de motor anders niet start. Maai-eenheden wetten Belangrijk: Draai de wetknop niet van de maaistand naar de wetstand terwijl de motor loopt. Hierdoor zouden de messenkooien beschadigd kunnen raken. GEVAAR 4. Stel het contact tussen de messenkooi en het ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maaidekken. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen.
Stalling 5. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. Voorbereidingen voor winteropslag 6. Zet de motor af. 7. Tap alle brandstof goed af uit de brandstoftank, de brandstofleidingen en het brandstoffilter/waterafscheider. Volg deze procedures elke keer als u de machine langer dan 30 dagen opslaat. 8. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 9. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 1.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Lijst met internationale distributeurs Distributeur: Land: Telefoonnummer: Distributeur: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.