FORM. NR. 3322–566 Rev A MODELNR. 03200 - 90001 & HOGER MODELNR. 03201 - 90001 & HOGER MODELNR. 03220 MODELNR. 03221 GEBRUIKERSHANDLEIDING ® REELMASTER® 3100-D Om inzicht te krijgen in dit product en uit oogpunt van veiligheid en optimale resultaten dient u deze handleiding te lezen voordat u de machine gebruikt. Besteed vooral aandacht aan de VEILIGHEIDSINSTRUCTIES die door dit symbool worden gemarkeerd.
Deze gebruikershandleiding bevat instructies voor veiligheid, bediening en onderhoud. Deze handleiding legt de nadruk op veiligheid, en mechanische en algemene productinformatie. GEVAAR, WAARSCHUWING en LET OP zijn een aanduiding voor veiligheidsinstructies. Waar het driehoekige waarschuwingssymbool staat vermeld, dient u de veiligheidsinstructie die daarop volgt te lezen zodat u hem begrijpt.
Veiligheidsinstructies Om het risico op lichamelijk letsel te verkleinen dient u de volgende veiligheidsinstructies in acht te nemen. 7. Houd alle afdekplaten, beveiligingen en veiligheidsmarkeringen op hun plaats. Indien een afdekplaat, beveiliging of veiligheidsmarkering beschadigd, defect of onleesbaar is, dient u hem te herstellen of te vervangen voordat de machine weer wordt gebruikt. 8. Draag altijd stevig schoeisel. Gebruik de machine niet wanneer u sandalen of sportschoenen draagt.
Veiligheidsinstructies 14. Controleer dagelijks of de interlockschakelaars naar behoren functioneren (zie Het controleren van het functioneren van de interlockschakelaars). Ga niet alleen op de veiligh-eisschakelaars te werk; schakel de motor uit voordat u de stoel verlaat. Indien een schakelaar defect is, dient u deze te vervangen voordat de machine opnieuw wordt gebruikt. Het interlocksysteem zorgt voor uw veiligheid, dus omzeil het niet. Vervang alle interlockschakelaars elke twee jaar. 15.
Veiligheidsinstructies 25. Voordat u de stoel verlaat moet u: met deze vorm van verwondingen, daar anders gangreen op kan treden. A. Het tractiepedaal in de neutraalstand zetten. B. De parkeerrem inschakelen. C. De maai-eenheden uitschakelen en wachten totdat de messenkooien tot stilstand zijn gekomen. D. De motor uitschakelen en de sleutel uit het contactslot halen. 26.
Veiligheidsinstructies Geluids- en trillingsviveau Geluidsniveau Deze machine heeft een equivalent continu A-gewogen geluidsdrukniveau bij het oor van de bestuurder van: 81 dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in 84/538/EEC. Trillingsniveau Deze machine heeft een trillingsniveau van 2,5 m/s2 aan de achterzijde, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in ISO 5349.
Overzicht van gebruikte symbolen Giftige dampen Bijtende vloeistoffen, chemische of gassen, verbrandwonden aan stikking vingers of hand Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Afsnijden, gegrepen worden voet, ronddraaiende vijzel Zijwaardse beknelling bovenlichaam Afsnijden voet, ronddraaiende messen Elektrische schokken, elektrokutie Vloeistof onder hoge druk, kan lichaam binnendringen Hogedruk-stralen, Hogedruk-stralen, Bekneld raken beschadiging van beschadiging vingers of hand, van weefsel weefs
Veiligheidsinstructies 8 Gevaar, giftige stoffen Oogbescherming verplicht Veiligheidshelm verplicht Vuur, open licht en roken verboden Hydraulisch systeem Peilindicator Vloeistofpeil Filter Inschakelen Uitschakelen Claxon Batterij -laadsysteem Rijrichting machine, vooruit/achteruit Besturingshendel Besturingshendel Met wijzers van de klok rijrichting, rijrichting, twee meedraaiend meerdere richtingen richtingen Tegen de wijzers van de klok indraaiend Krik of steunpunt Aftappen/legen Motor
Veiligheidsinstructies Motorkoelvloeistofdruk Motorkoelvloeistoffilter Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Motorinlaat/ luchtfilter Motorkoelvloeistoftemperatuur Motorinlaat/ verbrandingslucht Motorinlaat/ verbrandingsluchtdruk Choke Injectiepompje (starthulpmiddel) Transmissieolie Elektrisch voorgloeien (hulpmiddel starten bij lage temperaturen) Motor starten Motor stoppen Transmissieoliedruk Transmissieolietemperatuur n/min N Defect transmissie Koppeling Neutraalstand H Hoog L
Specificaties Motor: Kubota vloeistofgekoelde driecilinder viertakt dieselmotor. 16 kW, 2500 tpm, begrensd op 2650 tpm. Cilinderinhoud 1124 cc. Zwaar afzonderlijk gemonteerd tweetraps luchtfilter. Schakelaar voor uitschakelen bij te hoge watertemperatuur. Koelsysteem: De radiatorcapaciteit is ongeveer 5,7 liter van een 50/50 mengsel met ethyleenglycol antivries. Afzonderlijk gemonteerde expansietank van 1 liter.
Vóór het gebruik LET OP 3. Als het oliepeil te laag staat, verwijdert u de olievuldop en vult u geleidelijk kleine hoeveelheden olie bij, terwijl u af en toe het peil controleert, totdat het peil de markering FULL/VOL op de peilstok heeft bereikt. 4. De motor werkt op een willekeurige 10W30 motorolie van goede kwaliteit met de “service classification” (aanduiding) CD, CE, CF, CF-4 of CG-4 van het American Petroleum Institute (API) . 5. Plaats de olievuldop weer en sluit de motorkap.
Vóór het gebruik GEVAAR 2. Omdat diesel brandbaar is, dient u voorzichtig te werk te gaan als u deze opslaat of ermee omgaat. Rook niet terwijl u de brandstoftank bijvult. Vul de brandstoftank niet bij terwijl de motor loopt, heet is of als de machine in een afgesloten ruimte staat. Vul de brandstoftank altijd buiten bij en verwijder eventueel gemorste diesel voordat de motor wordt gestart. Bewaar de brandstof in een schone, goedgekeurde container en houd de dop op zijn plaats.
Vóór het gebruik 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken en schakel de motor uit. 2. Reinig rondom de vulnek en de dop van de hydraulische tank. Verwijder de dop van de vulnek. 1 HET CONTROLEREN VAN HET CONTACT TUSSEN MESSENKOOI EN SNIJPLAAT Elke dag voordat de machine wordt gebruikt dient u het contact tussen de messenkooien en de snijplaat te controleren, ongeacht of de maaikwaliteit tot dan toe acceptabel was.
Bedieningsorganen Tractiepedalen (Afb. 7)—Trap het vooruit-tractiepedaal in om vooruit te rijden. Trap het achteruit-tractiepedaal in om achteruit te rijden of ter ondersteuning bij het stoppen van de machine tijdens het vooruit rijden. Laat het pedaal ook opkomen in de neutraalstand om de machine tot stilstand te brengen. Maai/transportschuif (Afb. 7)—Gebruik uw hak om de schuif naar links te bewegen om de machine te vervoeren en naar rechts om te maaien.
Bedieningsorganen 4 7 3 6 8 5 10 11 2 1 9 Blokkering lifthendel (Afb. 9)—Haal de hendel naar achteren om te voorkomen dat de maai-eenheden omlaag vallen. Messenkooiregeling (Afb. 10)—(Bevindt zich onder de afdekplaat van het console)—Om de gewenste maaiverhouding te verkrijgen (toerental van de messenkooien) verdraait u de knop van de toerentalregeling van de messenkooien in de juiste instelling voor maaihoogte en toerental en maaisnelheid.
Bedieningsorganen 1 2 Afbeelding 11 1. Hendel verstelling naar voren/achteren 2.
Bedieningsinstructies HET STARTEN/STOPPEN VAN DE MOTOR LET OP Schakel de motor uit en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u controleert op olielekkages, loszittende onderdelen en andere defecten. BELANGRIJK: Het brandstofsysteem moet mogelijk worden ontlucht wanneer één van de volgende zaken van toepassing zijn: A. Allereerste keer opstarten van een nieuwe motor. B. 6. De motor is zonder brandstof komen te staan. C.
Bedieningsinstructies 4. 1 Als de bestuurder op de stoel zit, de motor loopt, de transportschuif van de messenkooien in de positie voor maaien staat en de schakelaar van de messenkooi-aandrijving in de positie ON/AAN staat, laat u de messenkooien neer. De messenkooien zouden ingeschakeld moeten worden. Haal de lifthendel naar achteren. De messenkooien zouden nu moeten stoppen wanneer ze volledig opgehaald zijn. Verhelp het probleem als dit niet het geval is. Afbeelding 12 1.
Bedieningsinstructies BEDIENINGSEIGENSCHAPPEN GEVAAR De maaier is uitgerust met een uniek tractiesysteem waardoor de machine voorwaarts over heuvels kan rijden zelfs wanneer het hoogste wiel los zou komen van de grond. Indien dit zou gebeuren, kunnen de bestuurder of eventuele omstanders ernstig gewond raken met mogelijk dodelijke afloop als de machine omkiept.
Bedieningsinstructies plotseling scherp draaien, het terrein (bij de Reelmaster 3100-D wil dit zeggen dat u moet weten welke heuvels veilig gemaaid kunnen worden), het niet uitschakelen van de motor voordat men de bestuurdersstoel verlaat, en het gebruik van middelen die uw alertheid beïnvloeden. Griepcapsules of voorgeschreven geneesmiddelen kunnen dufheid veroorzaken, evenals alcohol en andere drugs. Blijf alert en blijf veilig. Nalatigheid in dit opzicht kunnen ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bedieningsinstructies overzicht is aangegeven, afhankelijk van verschillende grascondities, lengte van het te verwijderen gras en persoonlijke voorkeur. HET SELECTEREN VAN DE MAAIVERHOUDING (SNELHEID MESSENKOOIEN) Om een consistent maairesultaat van hoge kwaliteit en een uniform resultaat na het maaien te verkrijgen dient u de snelheid van de messenkooien aan te passen aan de maaihoogte. BELANGRIJK: Als de snelheid van de messenkooien te laag is, kunnen er happen zichtbaar zijn.
Onderhoud Onderhoudsschema Onderhoudsprocedure Inspecteren luchtfilter, stofdop en Elke ontluchtklep 50 Smeren alle smeernippels uur Verversen motorolie Controleren accuvloeistofpeil Controleren accukabelverbindingen ✝Controleren snaarspanning wisselstroomgenerator ✝Verversen motorolie en vervangen filter Inspecteren tractiesnaar Onderhoudsinterval Elke 100 uur Elke 200 uur Elke 400 uur Elke 800 uur Vervangen luchtfilter ✝Vervangen hydraulisch filter ✝Aanhalen wielmoeren Verversen hydraulische vloeisto
Onderhoud SMERING HET SMEREN VAN LAGERS EN LAGERBUSSEN (Afb. 15–26) De tractie-eenheid is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr.2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als u de machine gebruikt onder normale omstandigheden, dient u de lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren te smeren. De lagers en lagerbussen dienen dagelijks gesmeerd te worden indien de omstandigheden uiterst stoffig en smerig zijn.
Onderhoud 24 Afbeelding 19 Afbeelding 23 Afbeelding 20 Afbeelding 24 Afbeelding 21 Afbeelding 25 Afbeelding 22 Afbeelding 26
Onderhoud LET OP Voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden uitvoert aan de machine, dient u de motor uit te schakelen en de sleutel uit het contact te nemen. HET VERWIJDEREN VAN DE MOTORKAP (Afb. 27) 3. LUCHTFILTERONDERHOUD (Afb. 28 & 29) 1. De motorkap kan gemakkelijk worden verwijderd om gemakkelijker onderhoud aan de motor van de machine uit te kunnen voeren. 1. Ontgrendel de motorkap en zet hem omhoog. 2. Verwijder de borgpen waarmee het draaipunt aan de bevestigingsbeugels is vastgemaakt.
Onderhoud Onderhoud B. Nadat het filter 15 minuten heeft kunnen intrekken, spoelt u het af met schoon water. De maximale waterdruk mag de 276 kPa niet overschrijden, om beschadiging van het filterelement te voorkomen. Spoel het filter schoon vanaf de schone naar de vuile zijde. C. Droog het filter met behulp van warme, stromende lucht (max. 71° C), of laat het element in de open lucht drogen. Gebruik geen lampen om het filterelement te drogen omdat het hierdoor beschadigd kan raken. 2.
Onderhoud Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende koppelingen. 2. Klem beide brandstofleidingen af die op het brandstoffilter zijn aangesloten, zodat de brandstof niet weg kan lekken wanneer de leidingen worden losgehaald. 3. Haal de slangenklemmen aan beide zijden van het filter los en haal de brandstofleidingen van het filter los. Waterafscheider (Afb. 32) Tap dagelijks water of andere stoffen af van de waterafscheider (Afb. 32). 1.
Onderhoud Onderhoud 1. Haal de leidingverbinding naar spuitmond nr. 1 en de houder los. 2 3 1 1 Afbeelding 35 1. Toegangspaneel 2. Oliekoeler 3. Radiator Afbeelding 34 1. Brandstofinjectors (3) 2. Zet de gashendel in de FAST/SNEL positie. 3. Draai de sleutel in het contact op de positie START en kijk hoe de brandstof om de verbinding loopt. Verdraai de sleutel in de OFF/AF positie wanneer u een ononderbroken straal brandstof ziet. 4. Draai de leidingverbinding goed vast. 5.
Onderhoud 4. Steek een staaf tussen de wisselstroomgenerator en de motor en wrik bij de wisselstroomgenerator naar buiten toe. 5. Als de correcte spanning is bereikt, zet u de bouten van de beugel en de wisselstroomgenerator vast om de afstelling te borgen. HET AFSTELLEN VAN DE GASHENDEL (Afb. 39) 1. Haal de gashendel naar achteren zodat hij tegen de gleuf van het controlepaneel stopt. 2. Haal de gaskabelconnector op de hendel van de injectiepomp los. 1 1 Afbeelding 37 1.
Onderhoud Onderhoud HET VERVERSEN VAN DE HYDRAULISCHE VLOEISTOF (Afb. 40–42) 1 Ververs de hydraulische vloeistof om de 400 bedrijfsuren onder normale omstandigheden. Als de vloeistof vuil wordt, dient u contact op te nemen met uw dichtstbijzijnde TORO leverancier, omdat het systeem dan moet worden schoongespoeld. Als de vloeistof vervuild is, ziet deze er melkachtig of zwart uit in vergelijking met schone olie. 1. Schakel de motor uit en open de motorkap. 2.
Onderhoud 2. Knijp de slang naar de filter-bevestigingsplaat dicht. 3. Reinig de plek rondom de plek waar het filter wordt bevestigd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter. 4. Smeer een nieuwe filterpakking en vul het filter met hydraulische vloeistof. 5. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. Draai het filter aan totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat. Draai het filter vervolgens een halve slag verder. 6.
Onderhoud Onderhoud 3. Zet de stelschroef vast nadat de afstelling is uitgevoerd. 3 1 2 2 1 Afbeelding 44 1. Afstelbare tractiekam 2. Borgmoer Afbeelding 45 1. Hendel parkeerrem 2. Knop 3. Stelschroef WAARSCHUWING De motor moet lopen om de fijnafstelling van de verstelbare tractiekam uit te kunnen voeren.
Onderhoud 4. 5. Houd de bovenkant van de accu schoon door hem af en toe te reinigen met behulp van een borstel die in ammoniak of bicarbonaat of een sodaoplossing is gedoopt. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder de vuldoppen niet tijdens het reinigen. De accukabels moeten goed vast zitten op de polen om een goed elektrisch contact te creëren. WAARSCHUWING Door kabels op de verkeerde pool aan te sluiten kan lichamelijk letsel en/of schade aan het elektrisch systeem ontstaan. 6. 7.
Onderhoud 4. Voer voorlopige afstellingen uit voor wat betreft het contact tussen snijplaat en messenkooi die geschikt zijn voor het wetten van alle maai-eenheden. Start de motor en stel de motor in op een laag/stationair toerental. 5. Schakel de messenkooien in door de schakelaar van de aftakas op het bedieningspaneel in te schakelen. 6. Breng wetmiddel aan met een borstel met een lange handvat. 3. Controleer alle bevestigingen op speling; aanhalen voor zover nodig. 4.
Onderhoud 9. Reinig de luchtfilterbehuizing grondig en voer onderhoud uit. 10. Verzegel de inlaat van het luchtfilter en de uitlaat met weervaste tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en voeg zoveel vloeistof als nodig is bij voor de verwachte minimumtemperaturen voor uw gebied. IDENTIFICATIE EN BESTELLING MODEL- EN SERIENUMMERS De maaier heeft twee identificatienummers: een modelnummer en een serienummer. De twee nummers zijn in een plaatje gestanst dat aan het frame van de maaier is geklonken.
