Form No. 3327–324 Reelmaster 2000-D Tractie–eenheid Modelnr.
Waarschuwing Het Brandstofsysteem ontluchten . . . . . . . . . . . . . Werking van interlockschakelaars controleren . . . De tractie-eenheid slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikseigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De maaisnelheid (toerental van messenkooien) kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oefenperiode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voor het maaien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening van het product te vermelden. De twee nummers zijn geponst in een plaatje dat zich op het chassis van de maaimachine bevindt. De volgende instructies zijn ontleend aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en ANSI-norm B71.4-1999. U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: Instructie Modelnr.: • Lees of raadpleeg de gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal zorgvuldig.
• Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen. Om te voorkomen dat de machine kantelt: Voor ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen, een lange broek, een helm, een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Lang haar, losse kleding of sieraden kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport of als de machine niet in gebruik is. • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen en hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en stickers. • Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen uitschakelen: • Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dit dan buiten.
• Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en de top van een helling niet kan bereiken, mag u de machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders. Waarschuwing • Als er onverwachts een persoon of huisdier in of in de buurt van het maaigebied verschijnt, moet u stoppen met maaien.
Geluidsniveau Trillingsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA/1 pW, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG en de wijzigingen daarvan. Dit voertuig heeft een maximaal trillingsniveau op de handen van 2,50 m/s2, gebaseerd op metingen bij identieke voertuigen volgens procedures zoals vastgelegd in ISO 5349.
67-5360 93-7276 1. 2. 3. 4. Gevaar voor ontploffing – Draag oogbescherming. Risico van bijtende vloeistof – Afspoelen met water. Brandgevaar – Vuur, open vonken en roken verboden. Vergif – Houd kinderen uit de buurt van de accu. 83-9550 93-6668 1. De accu bevat lood. Werp deze niet in het afval. 93-7840 2. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhoudsprocedures. 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Heet oppervlak – Houd afstand. 3. Waarschuwing – Lees de gebruikershandleiding. 4.
104-3990 104-3991 9
4-3994 (aanbrengen op sticker onderdeelnr. 104–3991 om te voldoen aan de Europese voorschriften) 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Geen startvloeistof gebruiken. 7. 8. 9. 10. 3. Messenkooien opheffen en neerlaten. 4. Messenkooien neerlaten. 5. Neutraalstand 6. Messenkooien opheffen. Aftakas Omhoogtrekken Uitdrukken Motor – Afzetten 11. 12. 13. 14.
Algemene specificaties (vervolg) Elektrisch systeem: Inhoud brandstoftank 12 V, groep 55, 450 A (koude start) bij –18°C, met reservecapaciteit van 75 minuten bij 27°C. 40 A wisselstroomdynamo met regulateur/gelijkrichter. Stoelschakelaar, interlockschakelaars voor aftakas, parkeerrem en tractie. Indicatielampje dat brandt als de maaidekken in bedrijf zijn. ongeveer 24,5 liter. Tractie-aandrijving Motoren met hydraulische wielen met hoge torsie. 2-wielaandrijving.
Afmetingen Optionele apparatuur Spoorbreedte van banden 138 cm Standaard stoel Modelnr. 03224 Wielbasis 140 cm Zweefstoel Modelnr. 03225 Breedte: 194 cm Driewielaandrijving, set Transportbreedte met 27″ maaidekken 183 cm met 32″ maaidekken 216 cm Modelnr. 03429 Gewichten, set Onderdeelnr. 94-3698 Achtergewichten, set Onderdeelnr. 83-9370 Achtergewicht Onderdeelnr. 83-9390 27″ Hefarm-set Modelnr. 03471 Lengte 244 cm Maaidek met 5 messen Modelnr.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Hefarm 2 Draaistang 2 Tapbout, 5/16 x 7/8 inch 2 Borgring 2 Hefketting 2 Gaffelpen 4 Borgpen 4 Drukring 3 Platte ring 3 Flensschroef 3 Veer 3 Vinyl huls 1 Veerbeugel 3 Gaffelpen 6 Borgpen 6 Beugel 2 Veerverankering 2 Tapbout, 1/4 x 3/4 inch 4 Borgmoer 4 Sleuteltje 2 Plug voor reservoir van hydraulische vloeistof 1 Gevaarsticker 1 Aanbrengen op binnenkant van de behuizing van het rechter bedieningspaneel om te voldoen aan de Euro
Achterwiel monteren 1. Monteer het wiel op de naaf van het achterwiel (Fig. 1). 1 2 3 2 Figuur 1 1. Wiel-set 2. Naaf van achterwiel 3. Wielmoer 3 2. Monteer de wielmoeren (Fig. 1) en draai deze vast met een torsie van 3–5 Nm. 1 Figuur 2 De stoel monteren 1. Onderste stoelrail 2. Bovenste stoelrail De tractie-eenheid wordt geleverd zonder dat de stoel is gemonteerd. Zweefstoel, Modelnr. 03225 of de Standaard Stoel, Modelnr. 03224, moeten als volgt worden gemonteerd: 3. Stoelplaat 4.
worden afgesteld. Als de afstand correct is, verwijdert u het draagframe en gaat u verder met de montage-instructies. 4. Als de hefcilinder moet worden afgesteld, gaat u als volgt te werk: A. Verwijder de gaffelpen waarmee het uiteinde van de stang van de hefcilinder is bevestigd aan de hefarm (Fig. 4). 1 B. Draai de zeskantige moer los waarmee de gaffel is bevestigd aan de cilinderstang. C. Draai de gaffel naar binnen of naar buiten totdat de afstand 6 mm is.
Voorste hefarmen monteren 4. Verwijder de onderste tapbout en de moer waarmee de linkerarm voor het tegengewicht is bevestigd aan het frame (Fig. 7). 1. Steek een draaistang in de linker hefarm en houd deze recht tegenover de montagegaten (Fig. 6). 5. Draai de arm voor het tegengewicht naar buiten zodat u de draaipen van de hefarm en de stabilisatieketting kunt verwijderen (Fig. 7). 2. Zet de draaistang vast aan de hefarm met een tapbout (5/16 x 7/8 inch) en een borgring. 6.
Aandrijfmotoren van maaidekken monteren Maaidekken monteren 1. Schuif een drukring op de draaistang van de hefarm (Fig. 10). 1. Plaats de maaidekken vóór de draaistangen. 2. Schuif het draagframe van het maaidek op de draaistang en zet dit vast met een platte ring en een flensschroef (Fig. 10). 2. Verwijder de kap van het lagerhuis (Fig. 5) van het binnenste uiteinde van het rechtermaaidek. Plaats de kap en de pakking (geleverd met het maaidek) op het buitenste uiteinde. Ga naar het sterstuk (Fig.
Veren voor het tegengewicht monteren 2. Zet het andere uiteinde van de veer vast in het juiste gat (zie onder) op de voorste en achterste armen voor het tegengewicht (Fig. 13 & 14) met de veerbeugel, de gaffelpen en de borgpen. • Vierde gat vanaf de bovenkant voor messenkooien met vijf messen Waarschuwing • Derde gat vanaf de bovenkant voor messenkooien met acht messen Wees voorzichtig als u de veren spant omdat de veerbelasting hoog is.
4. Zet het andere uiteinde van de veer vast in het juiste gat (zie onder) op de voorste en achterste armen van het tegengewicht (Fig. 16 & 17) met de veerbeugel plus de ketting, de gaffel, de gaffelpen en de borgpen. 4. Zet de onderkant van de arm voor het tegengewicht vast aan het frame met de tapbout en de moer die u eerder hebt verwijderd. Draai de bovenste tapbout vast (Fig. 13). • Derde gat vanaf de bovenkant voor messenkooien met 5 messen 5.
7. Steek de onderbrekerstang in het vierkante gat in de arm voor het tegengewicht, draai de arm terug in zijn oorspronkelijke positie en plaats de montagegaten in een rechte lijn. Belangrijk Als een band van een wiel dat is verzwaard met calciumchloride, lek raakt, moet u de machine zo snel mogelijk van het gazon rijden. Om mogelijke schade aan het gazon te voorkomen, moet u het desbetreffende deel van het gazon onmiddellijk doordrenken met water. 8.
Voor het gebruik Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Voorzichtig Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. 3. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accuklemmen.
Opmerking: Nadat u olie hebt bijgevuld of ververst, moet u de motor starten en deze 30 seconden stationair laten lopen. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en controleer het oliepeil. Vul voldoende olie bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. 1 Brandstoftank vullen De motor loopt op Nr. 2 dieselbrandstof. De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 24,5 liter. Gevaar In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Het koelsysteem reinigen Voorzichtig Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil. De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 5 liter. Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. 1. Verwijder dagelijks het vuil van het radiatorscherm (Fig.
Hydraulische vloeistof controleren 1 Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 12,5 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Hieronder vindt u een lijst met geschikte hydraulische vloeistoffen. 2 De volgende lijst wordt niet geacht alle vloeistoffen te omvatten.
Torsie van wielmoeren controleren Waarschuwing Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel. De torsie van de wielmoeren moet 61–88 Nm bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan. Figuur 29 Rijsnelheidshendel De rijsnelheidshendel is een nokhefboom die zich naast het tractiepedaal (Fig. 28) bevindt en die u kunt draaien om met de gewenste snelheid te blijven rijden.
Startschakelaar Vergrendeling van hefhendel van maaidek De startschakelaar (Fig. 30), waarmee de motor wordt gestart, afgezet en voorgegloeid, heeft drie standen: UIT, AAN en START. Draai het sleuteltje naar rechts op AAN en houd dit in deze stand totdat het indicatielampje van de gloeibougie dooft. Draai daarna het sleuteltje naar rechts op START om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje komt automatisch op AAN/LOPEN.
Lampje van wisselstroomdynamo Stoelverstelling Het lampje van de wisselstroomdynamo (Fig. 31) mag niet branden als de motor loopt. Als het lampje brandt, moet u het opladingsysteem controleren en indien nodig repareren. Verstelling in lengterichting (Fig. 33) – Beweeg de hendel op de zijkant van de stoel naar buiten, schuif de stoel in de gewenste positie en laat de hendel los om de stoel in deze positie te vergrendelen.
Starten en stoppen van de motor Het Brandstofsysteem ontluchten Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan. 1. Ontgrendel en open de motorkap. • Eerste keer starten van een nieuwe motor. 2. Draai de ontluchtschroef op het brandstoffilter/waterafscheider los (Fig. 35). • De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijv.
Werking van interlockschakelaars controleren De tractie-eenheid slepen In noodgevallen kan de machine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen standaard procedure te maken. Belangrijk U mag de machine niet sneller dan 3–5 km per uur slepen omdat hierdoor het aandrijfsysteem kan worden beschadigd. Als de machine over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger.
moet u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental hoog en enigszins constant houden. Gebruik de rijsnelheidshendel om de snelheid constant en de maaikwaliteit gelijkmatig te houden. Op heuvelachtig terrein mag u echter de rijsnelheidshendel niet gebruiken. 1 Houdt u aan de gebruiksaanwijzingen in deze handleiding en zorg ervoor dat u weet hoe u de machine op elk type terrein veilig kunt gebruiken.
Tabel voor keuze van variabel toerental van messenkooien – Messenkooi met 8 messen Voor het maaien Controleer of er rommel op het maaigebied ligt en verwijder die rommel indien dat nodig is. Bepaal in welke richting u het beste kunt maaien, en ga hierbij uit van de voorgaande maairichting. Maai altijd in een andere maaipatroon dan het vorige, zodat de grassprieten minder snel plat gaan liggen en daardoor moeilijker tussen de messen van de messenkooi en de snijplaat kunnen komen.
Standaard Controle Module (SCM) De output-circuits worden geactiveerd door correcte input-condities. De drie outputs omvatten Aftakas, ETR en STARTEN. De output-LED’s controleren de conditie van de relais en geven aan dat er elektrische spanning op een van de drie contactpunten voor de output is. De Standard Control Module is een ”ingekapseld” elektronisch apparaat dat is vervaardigd in een ”one size fits all” configuratie.
Elke (horizontale) rij op de onderstaande tabel geeft de input- en output-vereisten voor elke specifieke functie van het product aan. De functies van het product worden vermeld in de linkerkolom. De symbolen geven de conditie van een specifiek circuit aan zoals: geactiveerd voor spanning, gesloten om massa te maken en geopend om massa te maken. – Geeft aan dat een circuit is gesloten om massa te maken – LED AAN. O Geeft aan dat een circuit is geopend om massa te maken of is gedeactiveerd – LED UIT.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). Motorolie verversen. Spanning van aandrijfriem controleren. Motoroliefilter verversen. Spanning van tractieriem controleren. Hydraulische filter vervangen. Wielmoeren aandraaien.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stof-cup, burp-klep controleren. Radiator, oliekoeler en scherm controleren op rommel. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Onderhoudsschema Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Figuur 38 Figuur 42 Figuur 39 Figuur 43 Figuur 40 Figuur 44 Figuur 41 37
Motorkap verwijderen 3 De motorkap kan eenvoudig worden verwijderd om onderhoudswerkzaamheden in het motorgedeelte van de machine uit te voeren. 1 2 1. Ontgrendel en open de motorkap. ÎÎÎ ÎÎÎ ÎÎÎ 2. Verwijder de borgpen waarmee het draaipunt van de motorkap vastzit aan de bevestigingsbeugels (Fig. 45). 1 Figuur 46 1. Sluitingen van het luchtfilter Figuur 45 2. Stofkap 3. Filter 2. Schuif het filter voorzichtig uit het luchtfilterhuis (Fig. 46) om zo weinig mogelijk stof te verplaatsen.
Radiator en scherm reinigen Motorolie verversen en filter vervangen Het radiatorscherm, de radiator en de oliekoeler moeten vrij van rommel worden gehouden om te voorkomen dat het systeem oververhit raakt. Controleer elke dag het scherm, de radiator en de oliekoeler en verwijder indien nodig het aanwezige vuil. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid.
Hydraulische vloeistof verversen en filter vervangen 4. Smeer een laagje olie op de pakking van het filter. Draai het filter met de hand vast totdat de pakking contact maakt met de bevestigingskop. Draai het filter vervolgens nog een extra 3/4 slag. Het hydraulische filter moet na de eerste 5 bedrijfsuren worden vervangen en vervolgens om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Als u het filter vervangt, moet u een origineel Toro-oliefilter monteren.
Injectors ontluchten Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Brandstofsysteem ontluchten. 1 1. Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en de houder los (Fig. 55). 1 Figuur 53 1 1. Testpoort nr.
3. Draai de borgmoer op de afstelnok van de tractie los (Fig. 56). 1 1 Figuur 57 1. Schakelaar voor neutraalstand Figuur 56 1. Afstelnok van de tractie 3. Stel de positie van de schakelaar af totdat er een circuit ontstaat als deze in de neutraalstand komt, en dit circuit wordt onderbroken als het tractiepedaal een slag van 2,5 cm maakt. Waarschuwing De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd.
Riem van wisselstroomdynamo Het tractiepedaal afstellen 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de krukas en de wisselstroomdynamo in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N. Een nieuwe riem moet een speling van 8–13 mm hebben Een gebruikte riem moet een speling van 10–14 mm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder met de volgende stap. Indien de speling correct is, gaat u verder met maaien.
De demper van het tractiepedaal afstellen 1 1. Om bij de demper van het tractiepedaal te kunnen komen, moet u het rechterpaneel verwijderen. 2. Draai de borgmoer los waarmee de draaipen van de demper is bevestigd aan de beugel van de demper (Fig. 61). 2 1 3 Figuur 62 2 1. Bovenste remhefboom 2. Gaffel Figuur 61 1. Demper 2. Draaipen van demper 4. Monteer de gaffel aan de bovenste remhefboom en draai de contramoer aan. Herhaal dit aan de andere kant van het machine. 3. Beugel van demper 5.
Zekeringen Gevaar De zekeringen van het elektrische systeem bevinden zich op de achterkant van het dashboard (Fig. 63). Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit innemen en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
Wetten 4. Stel het contact tussen de messenkooi en de snijplaat af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maaidekken. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen. Gevaar 5. Schakel de messenkooien in door de knop op het dashboard uit te trekken. Tijdens het wetten kunnen de messenkooien tot stilstand komen en dan weer starten.
Elektrisch schema 47
Model 03429 Optional 3 Wheel Drive Kit Hydraulisch schema