Operator's Manual

24
Torsie van wielmoeren
controleren
Draai de wielmoeren vast met een torsie van 102–108 Nm
na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren, Daarna
moet dit om de 250 bedrijfsuren gebeuren.
Als de wielmoeren niet voortdurend de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De torsie van de moeren van de voorwielen en de
bouten van de achterwielen moet 102–108 Nm
bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren
en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de
wielmoeren daarna om de 250 bedrijfsuren aan.
Waarschuwing
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Bedieningsorganen
De stoel verstellen
Met de instelhendel van de bestuurdersstoel kunt u de stoel
ongeveer 102 mm naar voren en naar achteren schuiven. Om
de stoel naar voren en naar achteren te schuiven, moet u de
hendel links op de zijkant van de stoel naar buiten trekken
(Fig. 21). Schuif de stoel in de gewenste positie en laat daarna
de hendel los om de stoel in deze positie te vergrendelen.
Met de instelknop kan de stoel worden aangepast aan het
gewicht van de bestuurder. Om de stoel in te stellen naar
het gewicht van de bestuurder, draait u de veerbelaste knop
naar rechts om de spanning te vergroten en naar links om
de spanning te verminderen (Fig. 21).
2
1
Figuur 21
1. Instelhendel
bestuurdersstoel
2. Instelknop
bestuurdersstoel
Tractiepedaal
Hiermee kunt u de beweging vooruit en achteruit regelen. Om
vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal
intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het
pedaal (Fig. 22). De rijsnelheid hangt af van hoever het
pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder
belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op
snel staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
1
Figuur 22
1. Tractiepedaal
Rempedalen
Twee rempedalen bedienen de afzonderlijke remmen op de
wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het parkeren
en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op
hellingen. Een borgpen koppelt de pedalen als parkeerrem
en voor transport (Fig. 23).
Vergrendeling parkeerrem
Een knop links van het bedieningspaneel activeert de
vergrendeling van de parkeerrem. Om de parkeerrem in
werking te stellen, koppelt u de pedalen met de borgpen aan
elkaar, trapt u beide pedalen in en trekt u de vergrendeling
voor de parkeerrem uit. Om de parkeerrem uit te schakelen,
trapt u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de
parkeerrem wordt ingetrokken (Fig. 23).
1
2
3
4
5
7
6
Figuur 23
1. Snelheidsbegrenzer
Vooruit
2. Controlelampje van
messenkooien
3. Snelheidsmeter
4. Rempedalen
5. Vergrendeling parkeerrem
6. Borgpen
7. Contactschakelaar