Form No. 3355–630 Rev A Reelmaster) 5500–D Tractie-eenheden met tweewiel- en vierwielaandrijving Modelnr. 03550 – 260000201 en hoger Modelnr.
Blz. Waarschuwing Contact tussen snijplaat en messenkooi controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Torsie van wielmoeren controleren . . . . . . . . . . . . Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Starten en stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het brandstofsysteem ontluchten . . . . . . . . . . . . . . Toerental van de messenkooien instellen . . . . . . . .
Elektrisch schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Wetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het maaidek . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tractie–eenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten . . . . . . . . . . . .
• Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. • Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken.
• Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen. • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. • Gebruik de machine nooit als schermen, afdekplaten of andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken.
• Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op. • Maak de accukabels los en verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt.
Onderhoud en stalling Geluidsdruk • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Deze machine oefent een A–gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder van 82 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG en de wijzigingen daarvan.
Veiligheids– en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-6680 93-6699 93-6689 1. Snelheid van de machine 2. Langzaam 1. Waarschuwing—Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. 93-6696 3. Continu snelheidsregeling 4. Snel 104-2052 1. Opgeslagen energie—Lees de Gebruikershandleiding. 93-6686 1. Hydraulische vloeistof 2.
104-9296 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Messenkooien neerlaten en inschakelen. 3. Messenkooien opheffen en uitschakelen. 4. Snel 5. Langzaam 6. De messenkooien inschakelen 7. De messenkooien uitschakelen en opheffen 8. De messenkooien uitschakelen 9. Aan 10. Uit 11. Koplampen 104-9294 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 6.
4-9295 Vervangt 104–9294 conform EU-voorschriften 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. De machine nooit slepen. 3. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 6. Waarschuwing—Vergrendel de parkeerrem, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 7. Waarschuwing—Gebruik de rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5.
93-6691 1. Lees de Gebruikershandleiding. 93-8050 (uitsluitend model 03551) 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen—Doe de veiligheidsgordel om. 93-6692 1. Lees de Gebruikershandleiding—Geen hulpstarter of startvloeistof gebruiken. 93-6693 1. Handen kunnen bekneld raken—Wacht totdat de bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. 93-8060 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 2.
98-9335 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-9206 93-1263 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Om de parkeerrem te vergrendelen, moet u de rempedalen aan elkaar vastzetten met de borgpen, de rempedalen intrappen en de knop van de parkeerrem omhoogtrekken. 3. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal in. 4. Defecte/gebrekkig werkende messenkooi Symbolen op accu 104-0082 Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1.
Algemene specificaties Motor Kubota vloeistofgekoelde driecilinder viertaktdieselmotor. 35 pk @ 3000 tpm. Afgeregeld op 3200 tpm. 1123 cc inhoud. Heavy-duty, afzonderlijk gemonteerde drietrapsluchtfilter. Uitschakelknop te hoge watertemperatuur. Hoofdframe Frame is geheel vervaardigd uit gelast staal, inclusief bevestigingsogen Koelsysteem Het koelsysteem heeft een capaciteit van ongeveer 9,4 liter voor een mengsel met een 50/50 verhouding van ethyleenglycol antivries en water.
Afmetingen Maaibreedte Optionele apparatuur 254 cm Totale breedte Maaidek met 5 messen (17,8 cm) Modelnr. 03860 Maaidek met 7 messen (17,8 cm) Modelnr. 03861 Transporteren 224 cm Maaidek met 11 messen (17,8 cm) Modelnr. 03862 Buitenkant voorwielen 221 cm Verticuteermachine Modelnr. 03871 Buitenkant achterwielen 133 cm Grasmandset Modelnr. 03882 Armsteunset Modelnr. 30707 4 wielaandrijving, set (uitsluitend voor gebruik bij model 03550) Turf DefenderT elektronische lekdetector Modelnr.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Opmerking: Gebruik deze lijst om te controleren of alle onderdelen die nodig zijn voor de montage, zijn geleverd. Zonder deze onderdelen kan de montage niet worden uitgevoerd. Sommige onderdelen kunnen al in de fabriek zijn gemonteerd.
Accu aansluiten Waarschuwing CALIFORNIA Proposition 65 Waarschuwing 2 Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. 1 Figuur 2 1. Pluskabel van de accu Waarschuwing Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan.
Motorkapsluiting monteren Bevestiging van de vloerplaat vervangen (vereist conform 1. Verwijder de pin uit de opening linksvoor in de hoek van de kap (Fig. 3) EU–voorschriften) 2. Open de motorkap. 1. Verwijder de bevestiging waarmee de linker voorkant van de vloerplaat vastzit aan het frame (Fig. 5). 1 2. Plaats de bevestiging van de vloerplaat terug met de flensschroef (5/16 x 5/8 inch) die als los onderdeel is meegeleverd (Fig. 5). Figuur 3 1. Pin van de motorkap 3.
Maaidekken monteren 5. Zorg ervoor dat de lagers van de messenkooi van het maaidek grondig zijn gesmeerd voordat u deze monteert op de tractie–eenheid. Het vet moet zichtbaar zijn bij de afdichtingen van de messenkooi aan de binnenkant. Zie de Gebruikershandleiding van de maaidekken voor smeerprocedures. De maaidekken 03860, 03861 en 03862 kunnen worden gemonteerd op elk van de vijf bevestigingspunten op de tractie–eenheid.
Afstelling van de gazoncompensatieveer 13. Bevestig de rechter stabilisatieketting aan de lippen van de stabilisator van het rechter maaidek met een tapbout (3/8 x 1 inch) en een flensmoer die zijn geleverd bij de losse onderdelen (Fig. 9). De gazoncompensatieveer (Fig. 11), die het draagframe verbindt met het maaidek, regelt de mate waarin de machine in de lengterichting kan worden gedraaid, alsmede de afstand tot de grond bij transport en bij het keren.
Stabilisator van maaidek afstellen Buitenste frontmaaidekken opheffen in hogere stand (geactiveerde stand) De draaihoogte van de buitenste frontmaaidekken (Nummer 4 & 5) kan worden verhoogd om afstand tot de grond op geaccidenteerde fairway’s te vergroten. Neem contact op met uw dealer als u hulp nodig heeft. De stabilisator van het middelste frontmaaidek kan hoger of lager worden afgesteld om het maaidek stabiel te houden als dit volledig is opgeheven. 1.
Vóór het gebruik 3. Als de olie beneden de Full–markering staat, moet u de vuldop verwijderen en bijvullen met olie totdat het peil de Full–markering op de peilstok bereikt (Fig. 14). Vul niet te veel olie bij. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. 4. Plaats de vuldop en sluit de kap.
Brandstoftank vullen Transmissieolie controleren Het ashuis van de vooras dient als het reservoir van het systeem. De transmissie en het ashuis worden vanuit de fabriek geleverd met ongeveer 4,5 liter Mobil 424 hydraulische vloeistof. U moet echter het peil van de transmissieolie controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna elke dag. Gevaar In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
3. Indien het peil te laag staat, verwijdert u de middelste vulplug en vult u voldoende olie bij totdat het peil de onderkant van de opening van de middelste controleplug bereikt (Fig. 19 en 20). Industriespecificaties: API GL–4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA–2–C–201.00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB–101/BM. 4. Verwijder de controlepluggen aan beide uiteinden en voeg voldoende olie toe zodat de vloeistof de onderkant van de opening van de controlepluggen bereikt.
Torsie van wielmoeren controleren Draai de wielmoeren vast met een torsie van 102–108 Nm na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren, Daarna moet dit om de 250 bedrijfsuren gebeuren. Waarschuwing 2 Als de wielmoeren niet voortdurend de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel. 1 De torsie van de moeren van de voorwielen en de bouten van de achterwielen moet 102–108 Nm bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren.
Vergrendeling parkeerrem Oliedruklampje Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem. Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen met de borgpen aan elkaar, trapt u beide pedalen in en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken (Fig. 23). Licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is (Fig. 24).
Wetknoppen Starten en stoppen Worden gebruikt in combinatie met de maai–/hefhendel om te wetten (Fig. 24). Zie Wetten, blz. 52. Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: Zie Het brandstofsysteem ontluchten, blz. 27. Toerenregelaars van messenkooien A. Eerste keer starten van een nieuwe machine. Regelt het toerental van de front– en achtermaaidekken (Fig. 25). Nr. 1 stand is wetten. De andere standen zijn voor maaiwerkzaamheden.
Het brandstofsysteem ontluchten Toerental van de messenkooien instellen 1. Open de motorkap boven de motor. Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de regeling van het toerental van de messenkooien (die zich bevindt onder de bestuurdersstoel) juist is afgesteld. 2. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Fig. 26) met een 12 mm sleutel.
Tegendruk van hefarmen op achtermaaidekken afstellen 4. Om het toerental in te stellen, draait u aan de knoppen (Fig. 28) tot de wijzer de gewenste instelling aangeeft. 2 De tegendrukveer op de hefarmen van de achtermaaidekken kan worden aangepast voor verschillende gazonomstandigheden. Een verminderde tegendruk zorgt ervoor dat de maaidekken op de grond blijven bij een hogere maaisnelheid en dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waarop viltvorming is ontstaan.
De tractie–eenheid slepen Als u de machine moet slepen, sleep hem dan uitsluitend vooruit, over kleine afstanden en met een snelheid van maximaal 5 km per uur. 5. Nadat de machine versleept is, dient de aandrijfas weer te worden gemonteerd zoals wordt getoond in Figuur 30. De gleuven zijn zo ontworpen dat u de aandrijfas uitsluitend kunt monteren als de twee helften van de as in de juiste richting worden geplaatst.
Display van diagnostische ACE Controle of de interlockschakelaars functioneren De RM 5500–D is uitgerust met een elektronisch besturingssysteem dat de meeste functies van de machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
5. De LED inputs getoond op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED outputs getoond oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de LED inputs getoond te laten oplichten. 6. Neem plaats op de stoel en probeer de gewenste functie van de machine. Als de juiste output–LED gaan branden, duidt dit erop dat de ECU die functie inschakelt. Opmerking: Als een output–LED knippert, betekent dit dat er elektrische problemen met die output zijn.
Functies van de hydraulische solenoïdeklep Waarschuwingssysteem Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Raadpleeg onderstaande lijst voor een beschrijving van de verschillende functies van de solenoïdes in het verdeelstuk van het hydraulische systeem.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en brandstoffilter vervangen. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). Na de eerste 200 bedrijfsuren • Transmissiefilter vervangen.
De maaimachine smeren Waarschuwing Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Laat de maaidekken neer op de grond. Lager en lagerbussen smeren Figuur 36 De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Figuur 40 Figuur 42 Figuur 41 Figuur 43 Onderhoudsschema Figuur 44 35
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Onderhoud van de filterbak 4. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het droge filterelement. Zorg dat de druk niet hoger is dan 276 kPa (40 psi) om beschadiging van het element te voorkomen. Normaalgesproken moet u de filterbak dagelijks controleren. In buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden moet dit vaker gebeuren. Laat stof en aangekoekte rommel niet boven het aangegeven niveau in de bak komen. 5.
Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoud van het brandstofsysteem Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 150 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. Brandstoftank vervangen De brandstoftank moet om de 2 jaar worden afgetapt en gereinigd. Ook moet de tank worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd gestald gaat worden.
Injectors ontluchten Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Het brandstofsysteem ontluchten, zie blz. 27. 2. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 1. Draai de leidingconnector naar verstuiver Nr. 1 en de houder los. 3.
Het koelsysteem van de motor reinigen 3. Til de oliekoelers een klein eindje op en duw ze naar voren (Fig. 53). Reinig beide zijden van de oliekoelers en de omgeving van de radiator grondig met perslucht. Kantel de oliekoelers weer in positie. Vuil verwijderen 4. Plaats het scherm terug en sluit de motorkap. Reinig elke dag het scherm, de oliekoelers en de radiator. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 2 1. Zet de motor af en open de motorkap.
Onderhoud van de riemen van de motor De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. 2 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo 1 1. Open de kap. 2. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N. De riem moet een speling van 11 mm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder met de stap 3.
Hydraulische vloeistof verversen Hydraulische filter vervangen De kop van het hydraulische filter is voorzien van een onderhoudsintervalindicator. Laat de motor lopen en kijk op de indicator; deze moet in de groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moet het filterelement worden vervangen. Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
Hydraulische slangen en leidingen controleren 2. Testpoort Nr. 2 wordt gebruikt om problemen met het hydraulische circuit voor de achtermaaidekken te verhelpen. Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. 3. Testpoort Nr.
Waarschuwing De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. • Om mogelijk lichamelijk letsel te voorkomen, moet u uw gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen houden. 1 Figuur 61 1. Afstelklep voor het middelste maaidek 4. Start de motor en draai de zeskantige moer van de afstelnok in beide richtingen totdat het wiel ophoudt met draaien.
Achtermaaidekken afstellen Het tractiemechanisme afstellen 1. Til de motorkap omhoog en ga naar de klep in het midden van de machine achter de motor (Fig. 63). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer op de grond en schakel de motor uit. 2. Koppel de pedalen met de borgpen, trap de pedalen volledig in en trek de vergrendeling voor de parkeerrem uit. 1 3. Draai de buitenste zeskantige schroef los waarmee de oogbout is bevestigd aan de plaat van de veerverankering.
Hydraulisch schema 46
Transmissieolie verversen Waarschuwing Ververs de transmissieolie in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Laat de maaidekken neer op de grond. 1.
Transmissiefilter vervangen Vervang het transmissiefilter na de eerste 200 bedrijfsuren; daarna moet dit om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks gebeuren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Als u het filter vervangt, mag u uitsluitend een Toro–filter (Onderdeelnr. 110–4146) monteren. 1 Belangrijk Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. 1 Figuur 67 1.
Onderhoud van de accu Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accupolen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Smeer een dun laagje Grafo 112X–vet (Toro–onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
Parkeerremschakelaar afstellen Optionele verlichting installeren De parkeerrem werkt met een nabijheidssensor die zich onder de kap van de stuurkolom bevindt. Deze sensor is zodanig afgesteld dat deze een flag op de vergrendelingsstang lokaliseert als de parkeerrem wordt vrijgezet. Belangrijk Indien de tractie–eenheid wordt voorzien van een optionele verlichting, moet u gebruik maken van het schema en de onderstaande onderdelen om schade aan het elektrische systeem van de tractie–eenheid te voorkomen.
Elektrisch schema 51
Wetten Opmerking: U kunt het toerental voor het wetten verhogen door de keuzeknop richting ”13” te draaien. Bij elke stand zal het toerental ongeveer 100 tpm toenemen. Nadat u de keuzeknop op een ander stand heeft gezet, moet u 30 seconden wachten totdat het systeem is ingesteld op het nieuwe toerental. Gevaar Tijdens het wetten kunnen de messenkooien tot stilstand komen en plotseling weer starten. Contact met de messenkooien zal lichamelijk letsel veroorzaken. 4.
10. Als u de maaidekken tijdens het wetten wilt afstellen, schakelt u de messenkooien uit door de maai–/hefhendel naar achteren te bewegen; zet de activerings–/blokkeringsschakelaar op blokkeren en zet de motor uit. Na de afstelling herhaalt u stappen 5–9. 11. Wet de messenkooien totdat zij papier kunnen snijden. Onderhoud van het maaidek 1. Als een maaidek correct is geslepen, zal er op de voorste snijrand van het mes een braam ontstaan.
Stalling Motor Tractie–eenheid 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 1. Reinig de tractie–eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuwe oliefilter. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 69–103 kPa (10–15 psi). 3. Vul het oliecarter met ongeveer 3,8 liter SAE 10W-40 motorolie. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro–product (hierna: het “Product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.