Form No. 3427-566 Rev A Reelmaster® 5410-D en 5510-D tractie-eenheid Modelnr.: 03606—Serienr.: 403430001 en hoger Modelnr.: 03607—Serienr.: 403430001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Functies van de hydraulische solenoïdeklep................................................ 46 Onderhoud .............................................................. 47 Veiligheid bij onderhoud.................................... 47 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 47 Controlelijst voor dagelijks onderhoud .............. 49 Smering ............................................................... 50 Lagers en lagerbussen smeren......................... 50 Onderhoud motor ................
Veiligheid Veiligheid tijdens opslag ................................... 67 De tractie-eenheid gebruiksklaar maken........... 67 De motor gebruiksklaar maken ......................... 68 Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN-norm ISO 5395 (als u de instellingsprocedures voltooit) en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute). Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-6689 93-6689 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4.
decal110-9642 110-9642 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt. decal120-4158 120-4158 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten r:\decal117-0169 117-0169 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Aansteker 3. Koplampen 4. Elektrisch 5. Motor starten 6. Luchtgeveerde stoel (optioneel) 7.
decal133-2930 133-2930 1. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin 4. Kantelgevaar – Rijd traag in bochten; neem geen scherpe bent getraind. bochten als u snel rijdt; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel. 2. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5.
decal133-2931 133-2931 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal138-6976 138-6976 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De banden op de juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – De bedieningsarm afstellen. Slanggeleider rechts vooraan Slanggeleider links vooraan 1 1 De maai-eenheden monteren. Geen onderdelen vereist – De gazoncompensatieveer afstellen.
1 De banden op de juiste spanning brengen Geen onderdelen vereist Procedure De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83-1,03 bar. g004152 Figuur 3 Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben zodat er een gelijkmatig contact met de grasmat is. 1. Bedieningsarm 3. Bout 2. Bevestigingsbeugels 2 2.
g003967 Figuur 6 1. Tegenoverliggende lipje van draagframe D. Figuur 4 1. Contragewicht Monteer de gazoncompensatieveer aan de kant van het maaidek waar de messenkooimotor zit. Montage van de grascompensatieveer: Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat de R-pen is gemonteerd in het gat van de veerstang, naast de stangbeugel. Als u de maaidekken niet monteert of verwijdert, moet u de R-pen in het gat aan het uiteinde van de stang plaatsen.
g015160 Figuur 8 1. Slanggeleider (maaidek 4 afgebeeld) 3. Moer 2. Stangbeugel g019284 Figuur 9 1. De slanggeleiders moeten naar het middelste maaidek gericht zijn. 6. Laat alle hefarmen volledig zakken. 7. Verwijder de lynchpen en de gaffelpen uit de pen en trekkoord van het juk van het draaipunt van de hefarm. Verwijder dan de dop (Figuur 10).
g003979 Figuur 12 1. Lynchpen en ring g003975 Figuur 10 1. Pen en trekkoord 8. B. Breng het juk van de hefarm aan op de as van het draagframe (Figuur 11). C. Steek de as van de hefarm in de hefarm en zet deze vast met de ring en de lynchpen (Figuur 12). 2. Dop Schuif een van de voorste maaidekken onder de hefarm terwijl u de as van het draagframe naar boven in het juk van het draaipunt van de hefarm brengt (Figuur 11). 10.
. 16. Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de grond. 1. Plaats de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor loskomen van de bouten (Figuur 14). Monteer de borgpen in de achterste opening in de veerstang (Figuur 15).
6 De CE-stickers aanbrengen Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Waarschuwingssticker 1 CE-sticker 1 Sticker productiejaar Procedure Op machines die dienen te voldoen aan de EU-voorschriften, moet u de sticker met het productiejaar (onderdeelnr. 133-5615) aanbrengen dicht bij het plaatje met het serienummer, de CE-sticker (onderdeelnr. 93-7252) dicht bij de motorkapvergrendeling en de CE-waarschuwingssticker (onderdeelnr. 133-2931) over de standaard waarschuwingssticker (onderdeelnr. 133-2930).
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal regelt de beweging vooruit en achteruit (Figuur 20). Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting, stelt u het motortoerental in op SNEL en trapt u het pedaal volledig in.
Maai-/hefhendel drukken om dit vast te zetten (Figuur 20). Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. Met deze hendel kunt u de maaidekken omhoog en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de maaidekken in de MAAISTAND zijn gezet (Figuur 21). U kunt de maaidekken niet neerlaten als de maai-/hefhendel in de TRANSPORTSTAND staat.
Indicator verstopping hydraulisch filter Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk of de indicator in de groene zone staat (Figuur 23). Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 25). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter Start de motor. Zet de motor af. Uren resterend tot onderhoud Motor Bedrijfsuren op nul zetten SERVICE DUE Geeft aan wanneer gepland onderhoud moet worden uitgevoerd Contactschakelaar Motortoerental/status – het toerental van de motor (tpm) De maaidekken worden neergelaten. Urenteller De maaidekken worden opgetild.
Hoge uitlaattemperatuur Defect van diagnosecontrole van stikstofoxide; rijd de machine terug naar werkplaats en neem contact op met uw erkende Toro verdeler (softwareversie U en later). Waarschuwing asopbouw DPF – raadpleeg Asopbouw in het DPF (bladz. 31) voor meer informatie. Ga zitten of schakel de parkeerrem in werking De menu's gebruiken Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het InfoCenter menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu.
Voorste messenkooisnelheid (wetmodus) Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus. Achterste messenkooisnelheid (wetmodus) Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus. Beveiligde menu's Geeft een door uw bedrijf geautoriseerde persoon toegang tot de beveiligde menu's met een PIN-code. Auto stationair Bepaalt hoeveel tijd er verstrijkt voordat de machine bij stationair draaien naar laag stationair schakelt.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen 1. 2. 3. Scroll in het beveiligde menu naar beneden tot u Instellingen beveiligen ziet. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een wachtwoord in te voeren, zet u met de rechterknop Instellingen beveiligen op UIT. Om de instellingen te bekijken en veranderen met een wachtwoord, stelt u met de linkerknop Instellingen beveiligen in op AAN. Stel vervolgens het wachtwoord in, en draai het contactsleuteltje UIT en daarna weer AAN.
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien worden berekend aan de hand van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte-instelling in het InfoCenter. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden. 1. Om het toerental van de messenkooien te wijzigen, scrollt u naar beneden tot u V messenkooi tpm, A messenkooi tpm of beide ziet. 2.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een Opmerking: Bepaal vanuit de normale • bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk afgesloten ruimte. Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
Brandstof tanken Brandstof (cont'd.) EN 590 EU ISO 8217 DMX Internationaal JIS K2204 Grade No. 2 Japan KSM-2610 Korea • Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 28). biodiesel.
• • • • • • • • • • • • • • Doe altijd de veiligheidsgordel om. • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt. Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en huisdieren weg van de machine terwijl deze wordt gebruikt.
gedurende 15 seconden. Rij achteruit met de maximale snelheid voor achteruitrijden en rem gedurende 15 seconden. Herhaal dit 5 keer en wacht steeds 1 minuut tussen het vooruit- en achteruitrijden om te voorkomen dat de remmen oververhit raken; zie Parkeerremmen afstellen (bladz. 60). – Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine. – Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen.
De computer van de motor bepaalt de mate van roetopbouw door de tegendruk van het DPF te meten. Een te hoge tegendruk betekent dat het roet in het filter niet verbrand wordt tijdens het normale bedrijf van de motor. Hou rekening met het volgende om roetopbouw in het DPF te voorkomen: • Passieve regeneratie wordt continu uitgevoerd zolang de motor loopt. Laat de motor indien mogelijk met vol toerental lopen tijdens de regeneratie van het DPF.
Asopbouw in het DPF • Wanneer voldoende as zich heeft opgehoopt, stuurt de computer van de motor een motorfout naar het InfoCenter ten teken dat as zich heeft opgehoopt in het dieselpartikelfilter. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • De foutberichten geven aan dat het tijd is voor • Deze as is een overblijfsel van het onderhoud van het dieselpartikelfilter. regeneratieproces.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 36). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 37). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 41). g224394 Figuur 43 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 44) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 41 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 48). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 45) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 48 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 38) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 38).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 56). g224402 g224407 g224629 Figuur 54 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 55). g227679 Figuur 56 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 58). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 58 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 59). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren InfoCenter (Figuur 61). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 63). g224392 Figuur 61 Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid g227305 kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 61). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten.
De draaistand van de hefarm instellen Tegendruk van de hefarm afstellen U kunt de tegendruk op de hefarmen van het achtermaaidek afstellen om de machine aan te passen voor verschillende gazonomstandigheden en ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan. U kunt elke tegendrukveer instellen op 4 verschillende standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op het maaidek met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand.
Werking van de interlockschakelaar controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks g021272 Figuur 67 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. 2. Draai het sleuteltje naar de stand AAN maar start de machine niet. 3. Zoek de juiste schakelaarfunctie in het diagnostisch systeem van het InfoCenter. 4. Zet de schakelaars een voor een van open naar gesloten (d.w.z.
Na gebruik een defect dat niet van elektrische aard is. Repareer de machine indien nodig. Veiligheid na het werk Tips voor bediening en gebruik Algemene veiligheid • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje Vertrouwd raken met de machine en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
g031851 g031850 Figuur 68 Figuur 70 1. Voorste bevestigingspunt 1. Krikpunt aan de voorzijde • Achter – Beide zijden van het achterframe van de • Achter – rechthoekige asbuis op de achteras. machine (Figuur 69) De machine duwen of slepen In noodgevallen kan u de machine bewegen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
g003995 Figuur 71 1. Bout van omloopklep 2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7-11 N·m. Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, raakt de transmissie oververhit. Functies van de hydraulische solenoïdeklep Raadpleeg onderstaande lijst voor een beschrijving van de verschillende functies van de solenoïdes in het verdeelstuk van het hydraulische systeem. Elke solenoïde moet worden geactiveerd om een functie in te schakelen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. • Doe het volgende voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, verlaat of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Zet de gashendel op stationair – laag. – Schakel de maai-eenheden uit.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (voer dit eerder dan gepland uit indien de onderhoudsindicator rood is). Dit moet vaker gebeuren in uiterst stoffige of vuile omstandigheden. • De brandstoffilterbus vervangen. • Vervang het motorbrandstoffilter. • De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen (of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden).
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Controleer de blokkage-indicator van het luchtfilter. Radiator en scherm controleren op rommel. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Opmerking: Om een elektrisch of hydraulisch schema van uw machine te verkrijgen, kunt u terecht op www.Toro.com. Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (en onmiddellijk na elke wasbeurt). Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. g004169 Figuur 77 Onderhoud van het luchtfilter • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 78) Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren—Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (voer dit eerder dan gepland uit indien de onderhoudsindicator rood is).
7. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Belangrijk: Druk niet op het flexibele midden van het filter. g021217 8. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 9. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht – in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde. Figuur 80 1.
Motorolie verversen en filter vervangen terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering 'Add' op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij het Vol-merkteken 'Full' te brengen. Giet niet te veel olie in de motor. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren—Motorolie verversen en filter vervangen.
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van de waterafscheider Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren—Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer Of maak het roetfilter schoon als motorfouten SPN 3251 FMI 0, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16worden weergegeven in het InfoCenter. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider.
Onderhoud van het motorbrandstoffilter het brandstofsysteem komt. Verwijder de aanzuigbuis en reinig het rooster als dit nodig is. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren—Vervang het motorbrandstoffilter. 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 86). g021576 Figuur 86 1. Kop van brandstoffilter 2. Brandstoffilter 2. Verwijder het filter en reinig het filterkopplaatsingsoppervlak (Figuur 86). 3. Smeer de filterpakking met schone motorsmeerolie.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Onderhoud aandrijfsysteem De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de bandenspanning. De voor- en achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83 tot 1,03 bar. GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. decal117-0169 Figuur 88 Pomp de banden niet te zacht op.
Toespoor achterwiel controleren Opmerking: Bij modellen met vierwielaandrijving moeten ook de achterwielen vrijkomen van de grond. 3. Draai de borgmoer op de afstelnok van de tractie, rechts van de hydrostaat, los (Figuur 89). Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren—Controleer het toespoor van het achterwiel. 1. Draai het stuurwiel om de achterwielen recht naar voren te laten wijzen. 2. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de trommel van de tractiestang los (Figuur 90).
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
Het koelsysteem controleren Onderhouden remmen Parkeerremmen afstellen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Stel de remmen af als het rempedaal meer dan 25 mm speling heeft, of als er meer remkracht nodig is (Figuur 94). Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Verwijder dagelijks het vuil van het scherm, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden.
Onderhoud riemen Opmerking: Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet draait terwijl u de moeren vastdraait. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Vergrendeling van parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Als u de parkeerrem niet kunt inschakelen en vergrendelen, moet u de pal van de parkeerrem afstellen. 1.
Onderhoud hydraulisch systeem 3. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. 4. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder hem daarna en controleer het vloeistofpeil. Veiligheid van het hydraulische systeem Opmerking: Het vloeistofpeil dient binnen • Waarschuw onmiddellijk een arts als er Belangrijk: Vul de hydraulische tank niet • • • • 6,3 mm van de markering op de peilstok te staan. hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt (cont'd.) Stolpunt, ASTM D97 Industriespecificaties: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. 2. Til de motorkap op. 3. Plaats een grote opvangbak onder de fitting aan de onderzijde van het hydraulische reservoir (Figuur 99).
Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt, moet u de hydraulische filters vervangen. Om de 800 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u de hydraulische filters vervangen. g021271 Figuur 101 1. Hydraulisch filter Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 100).
slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. De testpoorten van het hydraulische systeem gebruiken De testpoorten van het hydraulische systeem worden gebruikt om de druk in de hydraulische circuits te testen. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als u hulp nodig heeft.
Onderhoud van maaidek 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en zet de activerings-/blokkeringsknop op BLOKKEREN. 2. Ontgrendel de stoel en til deze omhoog zodat u bij de wethendels kunt komen (Figuur 106). 3. Stel het contact tussen de messenkooi en het ondermes af en zorg ervoor dat dit geschikt is voor het wetten bij alle maaidekken; zie de Gebruikershandleiding van het maaidek. 4.
Stalling Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.
De motor gebruiksklaar maken 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro garantie Garantie gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1.500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.