Form No. 3359-339 Rev A Reelmaster®5210/5410/5510/5610 Tractie-eenheid met tweewielaandrijving Modelnr.: 03660—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 03670—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 03680—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 03690—Serienr.: 280000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Waarschuwing Figuur 1 CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Veiligheid Draaihoogte van hefarm afstellen........................ 35 De machine duwen of slepen .............................. 35 Opkrikpunten .................................................... 35 Bevestigingspunten ............................................ 36 Werking van het diagnoselampje ......................... 36 Display van Diagnostische ACE.......................... 37 De interlockschakelaars controleren.................... 37 Functies van de hydraulische solenoïdeklep ......................
De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. ◊ onvoldoende grip van de wielen, ◊ onjuist gebruik van de rem, • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.
• • • • • • • • • • • Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
• Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand. • Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro-dealer laten controleren met een toerenteller. Maximale afgeregelde motortoerental: 3200 tpm.
106-6754 110-8924 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Waarschuwing – Lees deGebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3.
110-8921 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 3. Snel 110-9642 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt. 110-0998 1. Koplampen 5. Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld 6. Gas – snel 2. Messenkooien – Ingeschakeld 3. Messenkooien 7. Gas – langzaam uitgeschakeld – Uitsluitend opheffen 4. Messenkooien 8.
114–8891 (Gebruik voor Modellen 5510 & 5610 met 17,8 cm [7 inch] maaidekken met messenkooien) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Maaien en wetten 5. Maaihoogte 4. Raadpleeg de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid tractie-eenheid 114–8890 (Gebruik voor Modellen 5210 & 5410 met 12,7 cm [5 inch] maaidekken met messenkooien) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2.
0-0990 1. Raadpleeg de Gebruikershandleiding. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 4 5 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De positie van de bedieningsstang instellen. Geen onderdelen vereist – Maaidekken monteren. Geen onderdelen vereist – Afstelling van de gazoncompensatieveer.
1. Verwijder de 2 bouten en moeren waarmee de beugels van de treeplank zijn bevestigd aan het frame van de tractie-eenheid (Figuur 2) Figuur 3 1. Bedieningsarm 2. Bevestigingsbeugels Figuur 2 1. Treeplank 3. Bouten (2) 2. Beugels van treeplank 2. Draai de bedieningsarm in de gewenste positie en zet de 2 bouten weer vast. 2. Zet de treeplank op de gewenste hoogte en zet de beugels weer vast aan het frame met de 2 bouten en moeren. 4 3. Herhaal deze procedure bij de andere treeplank.
Figuur 6 1. Andere lip op draagframe 2. Stangbeugel D. Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de rijtuigbouten en de moeren (Figuur 6). Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in het gat voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen. Anders moet de R-pen worden geplaatst in het gat in het uiteinde van de stang. Figuur 4 1. Contragewicht 6. Laat alle hefarmen helemaal neer. 5.
het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek. Figuur 10 1. Ketting van hefarm 2. Kettingbeugel Figuur 8 1. Hefarm 13. Smeer schoon vet op de gleufas van de motor van de messenkooi. 3. Juk van draaipunt van hefarm 2. As van draagframe 14. Smeer olie op de 0-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 9. Ga als volgt te werk bij de montage van de achtermaaidekken als de maaihoogte hoger dan 1,9 cm is. 15.
5 Afstelling van de gazoncompensatieveer Geen onderdelen vereist Procedure De gazoncompensatieveer (Figuur 12) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. Dit voorkomt de kans dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als “bobbing” (op-en-neer bewegen). Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats. 1.
6 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Procedure De Reelmaster 5210/5410/5510 en 5610 tractie-eenheden voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen wordt verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie.
Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht als de machine is uitgerust met een omkiepbeveiliging met 2 stangen.
Gewicht P/N 110-8985-03 Tractor Twee*of vierwielaandrijving Aantal gewichten Aantal gewichten Groomers, om te voldoen om te voldoen borstels voor aan ANSI-normen aan EU-normen rol, en/of manden (VS) 2 0 3231-6 rijtuigbout, 104-8301 moer Onder bumper Ja 41 kg calciumchloride** 9 3231-34 rijtuigbout, 104-8301 moer Onder bumper Neen 0 0 NVT NVT Ja 4 2 3231-7 rijtuigbout, 104-8301 moer 1 op bumper en de ander onder bumper Neen 2 2 3231-6 rijtuigbout, 104-8301 moer Onder bumper Ja 41
Figuur 13 3. Moer 1. Gewicht 2. Rijtuigbout Plaats bij de modellen met vierwielaandrijving het vereiste gewicht (zie gewichtentabel) op of onder de achterbumper zoals wordt getoond in Figuur 14. Figuur 14 1. 2. 3. 4. Verdeelstuk van tractie Afstandsstukken Bouten Ringen 5. Gewicht(en) 6. Rijtuigbout 7. Moer • Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 14a).
4. Steek het haakeind van de sluiting vanaf de buitenkant van de motorkap door de opening in de motorkap. Controleer of de rubberen afdichtring aan de buitenkant van de motorkap blijft. 7 EU-conforme motorkapsluiting monteren 5. Steek de metalen ring vanaf de binnenkant van de motorkap in de sluiting en zet deze vast met de moer. Controleer of de sluiting vastklikt in de haak in het frame als u de motorkap sluit. Gebruik het bijgeleverde sleutelje van de motorkapsluiting om kap te openen of af te sluiten.
Figuur 19 1. Meetstaaf Figuur 18 1. Kettingbeugel 2. Stelschroef voor maaihoogte 3. Moer 3. Kick-standaard van maaidek 2. Borgpen 10 9 Handleiding lezen en video bekijken Meetstaaf gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 4. Gaten voor instelling van de Groomer HOG 5. Ongebruikt gat Benodigde onderdelen voor deze stap: Meetstaaf Procedure Gebruik de meetstaaf om het maaidek af te stellen.
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 22) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op Snel staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
voren drukken om dit vast te zetten. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. temperatuur bereikt. Als de motortemperatuur blijft stijgen, zal de motor afslaan.
Figuur 24 Figuur 26 1. Wethendels 2. Toerentalregeling van messenkooien 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Urenteller Brandstofmeter De urenteller (Figuur 25) geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. De brandstofmeter (Figuur 27) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Figuur 25 1. Urenteller Figuur 27 1. Dop van brandstoftank 2.
Aansluitpunt Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten (Figuur 29). Figuur 28 Figuur 29 1. Schakelaar van koplampen 1. Aansluitpunt Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudsof afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Figuur 30 1. Peilstok 4.
Het koelsysteem controleren 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. 3. Plaats de dop van de expansietank terug. Verwijder dagelijks het vuil van de radiator, de oliekoeler en de voorkant van de radiator. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem , bladz. 50.
• Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 of EN 590. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengels met een lager percentage in koud water. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof jkomen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast. • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel.
vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.
vloeistofpeil. Het vloeistofpeil mag niet meer dan 6,35 mm van de markering op de peilstok te staan. Niet te vol vullen. 5. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis. Contact tussen snijplaat en messenkooi controleren Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact tussen de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is geweest.
4. Draai het contactsleuteltje op Aan. De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt. 5. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op Uit. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met een turbo-dieselmotor ontstaan. messenkooien kunt u de juiste instelling voor het toerental van de messenkooien bepalen. Om het toerental in te stellen, draait u aan de knoppen (Figuur 37) tot de wijzer de gewenste instelling aangeeft. 2. Draai het sleuteltje op Uit en haal dit dit uit het contact.
Figuur 39 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi – Maaien en wetten 5. Messenkooi—Maaihoogte 4. Raadpleeg de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid van de machine Tegendruk van hefarmen afstellen 3. Als de veer is ontspannen, verwijdert u de bout en de borgmoer waarmee de actuator van de veer is bevestigd aan de beugel (Figuur 40).
Draaihoogte van hefarm afstellen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. De schakelaar van de hefarm bevindt zich onder de hydraulische tank achter de hefarm rechts voor (Figuur 41). 3. Draai de bevestigingsschroeven van de schakelaar los (Figuur 41) en zet de schakelaar lager om de draaihoogte van de hefarm te verhogen of hoger om de draaihoogte te verlagen.
Bevestigingspunten bevindt zich op de bedieningsarm (Figuur 46). Als het elektronische besturingssysteem correct functioneert en het contactsleuteltje op Aan staat, zal het diagnoselampje van het besturingssysteem 3 seconden branden en daarna doven om aan te geven dat het lampje naar behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat knipperen als het besturingsysteem een elektrische storing ontdekt.
Controle of de interlockschakelaars functioneren diagnoselampje om het defect vast te stellen. Controleer of de kringloopstekker is bevestigd aan de stekker van de kabelboom. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Verwijder het inspectieluik op de zijkant van de bedieningsarm. 3. Ga naar de kabelboom en de kabelstekker bij het besturingssysteem (Figuur 47).
Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 7. De LED "inputs getoond" op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED "outputs getoond" oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de LED "inputs getoond" te laten oplichten. 7.
Functies van de hydraulische solenoïdeklep Transporteren Zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op Blokkeren en hef de maaidekken op in de transportstand. Zet de maai-/hefhendel in de Transportstand. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rijd langzaam en maak geen scherpe bochten om omkiepen te voorkomen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 Nm. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 Nm.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiator en scherm controleren op rommel. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsschema Figuur 49 Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Draagframe van maaidek en draaipunt (2 elk) (Figuur 52) Figuur 55 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 56) Figuur 52 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 53) Figuur 56 Figuur 53 • Rempedaal (1) (Figuur 57) • Trekstang van achteras (2) (Figuur 54) Figuur 57 Figuur 54 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 55) 43
Onderhoud motor van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. Onderhoud van het luchtfilter Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken.
De gashendel afstellen 1. Zet de gashendel naar voren zodat deze ongeveer 3,2 mm van de voorkant van de gleuf in de bedieningsarm zit. 2. Maak de klem van de gaskabel op de gaskabel los. Deze zit naast de hefboomarm van de injectiepomp (Figuur 62). Figuur 60 1. Aftapplug carterolie 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 61). Figuur 62 1. Draaipunt van gaskabel 2. Hefboomarm van injectiepomp 3.
Onderhoud brandstofsysteem Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 63). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Onderhoud van de accu Figuur 64 1. Brandstofinjectors Waarschuwing 2. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt.
moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Onderhoud aandrijfsysteem Zekeringen De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem. De zekeringhouder (Figuur 65) bevindt zich achter het inspectieluik op de bedieningsarm. De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: 1.
Opmerking: Het uiteinde van de trekstang met de groef op de buitenkant heeft een linkse draad. Figuur 69 Figuur 68 1. Borgmoer 1. Contramoer 2. Trekstang 2. Afstelnok van de tractie 3. Sleutelgleuf 3. Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de sleutelgleuf 4. Meet de afstand bij de voorkant en achterkant van de achterwielen ter hoogte van de as. De afstand aan de voorkant van de achterwielen moet 6 mm kleiner zijn dan die aan de achterkant van de wielen.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiator. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 3. Maak de sluiting los en draai het achterscherm open (Figuur 70). Figuur 71 1. Oliekoeler 2. Vergrendelingen van oliekoeler 6.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op het draadeinde van de remkabel los (Figuur 73). Figuur 74 1. Remkabels 2. Schroeven (2) 3. Pal van parkeerrem 4.
Onderhoud riemen Onderhoud hydraulisch systeem De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Hydraulische vloeistof verversen Riem van wisselstroomdynamo spannen Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld.
6. Plaats de dop weer op het reservoir. 7. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden. Controleer ook op lekkages. 8. Zet de motor af. 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Figuur 78 Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. 1.
Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor het maaien (Figuur 81) om problemen met het circuit voor het maaien te verhelpen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Onderhoud van maaidek Maaidekken wetten Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. Figuur 83 1. Wethendels • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. 2. Knoppen voor de toerentalregeling van de messenkooien 6. Kies met de voorste, achterste of beide wethendels de messenkooien die moeten worden gewet (Figuur 83).
Stalling 9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. De bandenspanning controleren.
Schema's Hydraulisch schema, Model 5210 & 5410 (Rev.
Hydraulisch schema, Model 5510 & 5610 (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.