Form No. 3355-854 Rev C Reelmaster® 5210/5410/5510/5610 Tractie-eenheid met tweewielaandrijving Modelnr.: 03660—Serienr.: 260000001 en hoger Modelnr.: 03670—Serienr.: 260000001 en hoger Modelnr.: 03680—Serienr.: 260000001 en hoger Modelnr.: 03690—Serienr.: 260000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Toerental van de messenkooien instellen ............. 34 Tegendruk van hefarmen afstellen ...................... 35 Draaihoogte van hefarm afstellen........................ 36 De machine duwen of slepen .............................. 36 Opkrikpunten .................................................... 37 Bevestigingspunten ............................................ 37 Werking van het diagnoselampje ......................... 37 Display van Diagnostische ACE..........................
Veiligheid – als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie als deze is uitgerust met een achtergewicht. Zie het hoofdstuk Achtergewichten monteren in deze handleiding.
• Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. • Verander de instellingen van de motor niet en laat de motor niet lopen met een te hoog toerental.
Onderhoud en opslag • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
• • • • • – Rij niet te dicht langs bunkers, greppels, sloten of andere gevaarlijke punten. – Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt. Vermijd plotseling stoppen en starten. – Als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt, moet u altijd voorrang verlenen. – Gebruik de serviceremmen als u een helling afdaalt, om de snelheid laag te houden en de machine onder controle te houden.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 108-5278 1. Lees de Gebruikershandleiding. 106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7272 1.
110-8921 110-8924 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 3. Snel 1. Waarschuwing - Lees deGebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3. Waarschuwing - Parkeer nooit op een helling; stel de parkeerrem in werking, breng de maaidekken omlaag, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4.
110-0998 1. Koplampen 5. Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld 6. Gas – snel 2. Messenkooien – Ingeschakeld 3. Messenkooien 7. Gas – langzaam uitgeschakeld – Uitsluitend omhoog brengen 4. Messenkooien 8. Lees de neergelaten en in werking Gebruikershandleiding.
0-0996 (Gebruiken voor model 5510 en 5610 met maaidek met messenkooi van 17,8 cm) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Maaien en wetten 5. Maaihoogte 4. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid tractie-eenheid 110-8923 (Gebruiken voor model 5210 en 5410 met maaidek met messenkooi van 12,7 cm) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3.
110-0990 1. Lees de Gebruikershandleiding. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 4 5 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen. 6 7 8 9 Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Maaidekken monteren.
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben voor een gelijkmatig contact met de grasmat. 3 De stand van de bedieningsstang instellen 2 Geen onderdelen vereist Maaihoogte instellen Procedure Geen onderdelen vereist De stand van de bedieningsarm kan worden aangepast aan de wensen van de gebruiker. 1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel (Figuur 3).
2. Verwijder de transportbeugels en gooi deze weg. 3. Haal de maaidekken uit de dozen. U moet de maaidekken monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding. 4. Zorg ervoor dat het contragewicht (Figuur 4) wordt gemonteerd aan het juiste uiteinde van het maaidek volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek. C. Monteer de tapbout van de veerbuis aan de andere lip op het draagframe en zet deze vast met de flensmoer.
het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek. Figuur 10 1. Ketting van hefarm 2. Kettingbeugel Figuur 8 1. Hefarm 13. Smeer schoon vet op de sleufas van de motor van de messenkooi. 3. Juk van draaipunt van hefarm 2. As van draagframe 14. Smeer olie op de 0-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 9. Ga als volgt te werk bij de montage van de achtermaaidekken als de maaihoogte hoger dan 18 mm is. 15.
5 Afstelling van de gazoncompensatieveer Geen onderdelen vereist Procedure De gazoncompensatieveer (Figuur 12) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. (Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.) Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats. 1.
6 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Procedure De Reelmaster 5210/5410/5510 en 5610 tractie-eenheden voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen wordt verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie.
Gewicht P/N 110-8985-03 Tractor Twee*of vierwielaandrijving Aantal gewichten Aantal gewichten Groomers, om te voldoen om te voldoen borstels voor aan ANSI-normen aan EU-normen rol, en/of manden (VS) 9 9 3231-34 slotbout, 104-8301 moer 2 op bumper en 7 onder bumper Ja 41 kg calciumchloride** plus 5 gewichten 41 kg calciumchloride** 3231-11 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Nee 41 kg calciumchloride** 41 kg calciumchloride** N.v.t. N.v.t.
Nee 2 0 3231-6 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Ja 41 kg calciumchloride** 9 3231-34 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Nee 0 0 N.v.t. N.v.t. Ja 4 2 3231-7 slotbout, 104-8301 moer 1 op bumper en de ander onder bumper Nee 2 2 3231-6 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Ja 41 kg calciumchloride** 9 3231-34 slotbout, 104-8301 moer 2 op bumper en 7 onder bumper Nee 0 0 N.v.t. N.v.t.
Figuur 13 3. Moer 1. Gewicht 2. Slotbout Plaats bij de modellen met vierwielaandrijving het vereiste gewicht (zie gewichtentabel) op of onder de achterbumper. Ga hierbij als volgt te werk. Figuur 14 1. 2. 3. 4. Verdeelstuk van tractie Afstandsstukken Bouten Ringen 5. Gewicht(en) 6. Slotbout 7. Moer • Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 14a).
7 EU-stickers aanbrengen Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 EU-sticker 1 EU-veiligheidssticker Procedure 1. Conform de EU-voorschriften moet u de EU-sticker, onderdeelnr. 93–7252, aanbrengen op de linker framerail van de tractie-eenheid. Figuur 15 1. Rubberen ring 2. Conform de EU-voorschriften moet u de veiligheidssticker, onderdeelnr. 110–8986, aanbrengen over de aanwezige sticker, onderdeelnr. 110–8924. 3. Verwijder de moer uit de motorkapsluiting (Figuur 16).
9 De kick-standaard van het maaidek gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Kick-standaard van maaidek Procedure Als het maaidek moet worden gekanteld om bij de snijplaat/messenkooi te kunnen komen, moet u de achterkant van het maaidek ondersteunen met de kick-standaard zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten (Figuur 17). Figuur 18 1. Kettingbeugel 3. Kick-standaard van maaidek 2.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 19 1. Meetstaaf 2. Stelschroef voor maaihoogte 3. Moer 4. Openingen voor het instellen van de Groomer HOG 5. Ongebruikte opening Figuur 20 1. 2. 3. 4. 11 Instelknoppen bestuurdersstoel Met de stoelverstelhendel (Figuur 21) kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven. Met de instelhendel voor het gewicht kan de stoel worden aangepast aan het gewicht van de bestuurder.
Tractiepedaal uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. Het tractiepedaal (Figuur 22) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op Snel staat.
Koelvloeistoftemperatuurmeter van de motor Bij normale gebruiksomstandigheden moet de temperatuurmeter (Figuur 23) in het groene gebied blijven. Controleer het koelsysteem als de meter in het gele of rode gebied komt. Diagnoselampje Dit gaat branden als er een fout in het systeem wordt ontdekt. Figuur 24 1. Wethendels 2.
Figuur 26 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Brandstofmeter Figuur 28 De brandstofmeter (Figuur 27) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 1. Schakelaar van koplampen Aansluitpunt Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten (Figuur 29). Figuur 27 1. Dop van brandstoftank 2. Brandstofmeter Figuur 29 1. Aansluitpunt Schakelaar van koplampen Zet de schakelaar omlaag om de koplampen te ontsteken (Figuur 28).
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Specificatie: ReelMaster® 5210 ReelMaster® 5410 ReelMaster® 5510 ReelMaster® 5610 Transportbreedte 228 cm 228 cm 233 cm 233 cm Maaibreedte 254 cm 254 cm 254 cm 254 cm Lengte 282 cm 282 cm 282 cm 282 cm Hoogte 157 cm 160 cm 160 cm 160 cm Gewicht 1.087 kg 1.136 kg 1.222 kg 1.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudsof afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Figuur 30 1. Peilstok Motoroliepeil controleren 4.
kan defect raken als er te veel of te weinig olie in het carter is. 6. Plaats de vuldop en sluit de kap. Het koelsysteem controleren Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem in , bladz. . Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries.
ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Materiaaleigenschappen: Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40 °C 44 tot 48 cSt bij 100 °C 7,9 tot 8,5 140 tot 160 Viscositeitsindex ASTM D2270 Stolpunt, ASTM D97 - 37 °C tot - 45 °C Industriespecificaties: Vickers I-286-S (kwaliteitsniveau), Vickers M-2950-S (kwaliteitsniveau), Denison HF-0 In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Figuur 35 1. Dop van hydraulische tank 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil mag niet meer dan 6 mm van de markering op de peilstok staan. Niet te vol vullen. 5. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat het peil de vol-markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Het brandstofsysteem ontluchten U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. Figuur 36 1. Ontluchtschroef 4.
3. Daarna draait u het sleuteltje op Start. Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig. 4. Laat de motor op een laag stationair toerental lopen totdat deze is opgewarmd. Motor afzetten Figuur 37 1.
Figuur 38 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi—Maaien en wetten 5. Messenkooi—Maaihoogte 4. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid van de machine Figuur 39 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi—Maaien en wetten 5. Messenkooi—Maaihoogte 4. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Steek een buis of gelijksoortig voorwerp op het uiteinde van de lange veer om de spanning op de veer tijdens de afstelling op te heffen (Figuur 40). de draaihoogte van de hefarm te verhogen of hoger om de draaihoogte te verlagen. Draai de bevestigingsschroeven vast. De veren staan onder spanning. Wees voorzichtig bij het afstellen. 3.
Bevestigingspunten • Voor – de opening in het rechthoekige blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 44). Figuur 42 1. Omloopklep 2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7-11 Nm. Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, zal de transmissie oververhit raken. Figuur 44 1. Voorste bevestigingspunt Opkrikpunten • Achter – Beide zijden van het achterframe van de machine (Figuur 45).
bevindt zich op de bedieningsarm (Figuur 46). Als het elektronische besturingssysteem correct functioneert en het contactsleuteltje in de stand Aan staat, zal het diagnoselampje van het besturingssysteem 3 seconden branden en daarna doven om aan te geven dat het lampje naar behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt.
Controle of de interlockschakelaars functioneren Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Verwijder het inspectieluik op de zijkant van de bedieningsarm. 3. Ga naar de kabelboom en de kabelstekker bij het besturingssysteem (Figuur 47). 7.
Functies van de hydraulische solenoïdeklep Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. Raadpleeg onderstaande lijst voor een beschrijving van de verschillende functies van de solenoïdes in het verdeelstuk van het hydraulische systeem. Elke solenoïde moet worden geactiveerd om een functie in te schakelen. 7. De LED 'outputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten.
Transporteren Zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op Blokkeren en hef de maaidekken op in de transportstand. Zet de maai-/hefhendel in de Transportstand. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rijd langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Onderhoudsschema Figuur 49 Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Smering Lagers en lagerbussen smeren Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren met nr.2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
• Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 51) • Draagframe van maaidek en draaipunt (2 elk) (Figuur 52) Figuur 55 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 56) Figuur 52 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 53) Figuur 56 • Rempedaal (1) (Figuur 57) Figuur 53 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 54) Figuur 57 Figuur 54 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 55) 45
Onderhoud motor van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken.
De gashendel afstellen 1. Zet de gashendel naar voren zodat deze ongeveer 3,2 mm van de voorkant van de sleuf in de bedieningsarm zit. 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los (Figuur 62). Figuur 60 1. Aftapplug carterolie 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 61). Figuur 62 1. Arm van injectiepomp 3. Regelschroef voor het hoog stationair toerental 2. Klem van gaskabel 3.
Onderhoud brandstofsysteem In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Figuur 63 1. Brandstoffilter/waterafscheider 3. Brandstoffilterbus 2. Aftapplug • Vul de brandstoftank niet helemaal.
Figuur 64 1. Brandstoffilter Figuur 65 1. Brandstofinjectors 2. Klem de beide brandstofslangen die zijn aangesloten op het brandstoffilter, op zodanige wijze samen dat de brandstof niet kan weglekken als de slangen worden verwijderd. 2. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op Uit wanneer u een ononderbroken straal brandstof ziet. 3. Haal de slangklemmen op beide uiteinden van het filter los en trek de brandstofslangen van het filter af.
Onderhoud elektrisch systeem moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Zekeringen Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem.
Onderhoud aandrijfsysteem De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond. 2. Maak de linker remkabel los van het rempedaal (Figuur 68) en stel de parkeerrem in werking. Figuur 69 1. Borgmoer 2.
Onderhoud koelsysteem Opmerking: Het uiteinde van de trekstang met de groef op de buitenkant heeft een linkse draad. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 3. Maak de sluiting los en draai het achterscherm open (Figuur 71). Figuur 70 1. Contramoer 2.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op het draadeinde van de remkabel los (Figuur 74). Figuur 72 1. Oliekoeler 2. Vergrendelingen van oliekoeler 6.
Onderhoud riemen De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Riem van wisselstroomdynamo spannen 1. Open de motorkap. 2. Controleer de spanning van de riem door deze (Figuur 76) midden tussen poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg. Figuur 75 1. Remkabels 2. Schroeven (2) 3. Pal van parkeerrem 4. Remvergrendeling 2.
Onderhoud hydraulisch systeem 7. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden. Controleer ook op lekkages. Hydraulische vloeistof verversen 8. Zet de motor af. 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 79 1.
Figuur 81 Figuur 83 1. Testpoort voor circuit van tractie 1. Testpoort voor circuit van de lift Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor het maaien (Figuur 82) om problemen met het circuit voor het maaien te verhelpen. Figuur 82 1. Testpoorten voor het circuit voor het maaien (2) Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor de lift (Figuur 83) om problemen met het circuit van de lift te verhelpen.
Onderhoud van maaidek Maaidekken wetten Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. Figuur 84 • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. 1. Wethendels • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait. 2. Knoppen voor de toerentalregeling van de messenkooien 6.
Stalling de maaidekken niet omhoog komen of naar behoren werken. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4. Smeer alle smeer- en draaipunten. Neem overtollig vet op. 5. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden.
10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Schema's Hydraulisch schema, model 5210 en 5410 (Rev.
Hydraulisch schema, model 5510 en 5610 (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.