Form No. 3428-169 Rev A Reelmaster® 5610-D tractie-eenheid Modelnr.: 03679—Serienr.: 403410001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Opkrikpunten .................................................... 46 De machine duwen of slepen ............................ 46 Functies van de hydraulische solenoïdeklep................................................ 47 Onderhoud .............................................................. 48 Veiligheid bij onderhoud.................................... 48 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 48 Controlelijst voor dagelijks onderhoud .............. 50 Smering ............................
Veiligheid Afstelling van contact tussen snijplaat en messenkooi controleren................................ 67 Maai-eenheden wetten ..................................... 67 Reiniging ............................................................. 68 De machine wassen ......................................... 68 Stalling .................................................................... 69 Veiligheid tijdens opslag ................................... 69 De tractie-eenheid gebruiksklaar maken...........
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-6689 93-6689 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. decal106-6755 106-6755 decal93-6696 93–6696 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – lees de Gebruikershandleiding.
decal110-9642 110-9642 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Beweeg de borgpen naar de opening die het dichtst bij de stangbeugel is, en verwijder daarna de hefarm en het juk van het draaipunt. decal120-4158 120-4158 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten r:\decal117-0169 117-0169 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Aansteker 3. Koplampen 4. Elektrisch 5. Motor starten 6. Luchtgeveerde stoel (optioneel) 7.
decal133-2930 133-2930 1. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin 4. Kantelgevaar – Rijd traag in bochten; neem geen scherpe bent getraind. bochten als u snel rijdt; de maai-eenheden moeten altijd neergelaten zijn als u op een helling rijdt; draag altijd een veiligheidsgordel. 2. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5.
decal133-2931 133-2931 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal138-6976 138-6976 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 7 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De banden op de juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – De bedieningsarm afstellen. Slanggeleider rechts vooraan Slanggeleider links vooraan 1 1 Maai-eenheden monteren. Geen onderdelen vereist – De gazoncompensatieveer afstellen. Motorkapsluiting Ring 1 1 CE-conforme motorkapsluiting monteren.
2 3 De bedieningsarm afstellen De maai-eenheden monteren Geen onderdelen vereist Benodigde onderdelen voor deze stap: Procedure U kunt de stand van de bedieningsarm aanpassen voor uw comfort. 1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel (Figuur 3). 1 Slanggeleider rechts vooraan 1 Slanggeleider links vooraan Procedure 1. Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. Opmerking: Gooi de transportbeugels weg. 2.
gemonteerd aan de rechterzijde van het maaidek. A. Verwijder de 2 slotbouten en moeren waarmee de stangbeugel aan de lipjes van het maaidek is bevestigd (Figuur 5). g030896 Figuur 7 1. 2. 3. 4. g003949 Figuur 5 1. Gazoncompensatieveer Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid 1 2 3 4 5. Maai-eenheid 5 6. Messenkooimotor 7. Gewicht 3. Veerbuis 2. Stangbeugel B. Verwijder de flensmoer waarmee de bout van de veerbuis bevestigd is aan het lipje van het draagframe (Figuur 5).
g019284 Figuur 9 1. De slanggeleiders moeten naar het middelste maaidek gericht zijn. Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in de opening voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen. Anders moet de R-pen worden geplaatst in de opening in het uiteinde van de stang. 6. Laat alle hefarmen volledig zakken. 7. Verwijder de borgpen uit het juk van het draaipunt van de hefarm. Verwijder dan de dop (Figuur 10). g003977 Figuur 11 1. Hefarm 3.
15. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 16. Plaats de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor loskomen van de bouten (Figuur 14). Opmerking: Draai de motor linksom totdat de flenzen om de bouten zitten en draai vervolgens de bouten vast. g003979 Figuur 12 1. Lynchpen en ring Belangrijk: Controleer of de slangen B. Breng het juk van de hefarm aan op de as van het draagframe (Figuur 11). C.
4 5 De gazoncompensatieveer afstellen CE-conforme motorkapsluiting monteren Geen onderdelen vereist Benodigde onderdelen voor deze stap: Procedure De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst (Figuur 15). Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'. 1 Motorkapsluiting 1 Ring Procedure 1. 2. Ontgrendel en open de motorkap.
4. Steek het haakeind van de sluiting vanaf de buitenkant van de motorkap door de opening in de motorkap. Bevestig de kickstandaard aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 19). Opmerking: Zorg dat de rubberen afdichtring aan de buitenkant van de motorkap blijft. 5. Steek de metalen ring vanaf de binnenkant van de motorkap in de sluiting en zet deze vast met de moer. Opmerking: Controleer of de sluiting vastklikt in de haak in het frame als u de motorkap sluit.
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal regelt de beweging vooruit en achteruit (Figuur 22). Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting, stelt u het motortoerental in op SNEL en trapt u het pedaal volledig in.
Maai-/hefhendel drukken om dit vast te zetten (Figuur 22). Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. Met deze hendel kunt u de maaidekken omhoog en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de maaidekken in de MAAISTAND zijn gezet (Figuur 23). U kunt de maaidekken niet neerlaten als de maai-/hefhendel in de TRANSPORTSTAND staat.
Indicator verstopping hydraulisch filter Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk of de indicator in de groene zone staat (Figuur 25). Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 27). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter Start de motor. Zet de motor af. Uren resterend tot onderhoud Motor Bedrijfsuren op nul zetten SERVICE DUE Geeft aan wanneer gepland onderhoud moet worden uitgevoerd Contactschakelaar Motortoerental/status – het toerental van de motor (tpm) De maaidekken worden neergelaten. Urenteller De maaidekken worden opgetild.
Een geparkeerde of herstel regeneratie is bezig.
Taal Bepaalt de taal die gebruikt wordt in het InfoCenter*. InfoCenter softwareversie De softwareversie van het InfoCenter. Schermverlichting lcd De helderheid van het lcd-scherm. CAN-bus Contrast lcd Het contrast van het lcd-scherm. De status van de communicatiebus van de machine. Voorste messenkooisnelheid (wetmodus) Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus. Beveiligde menu's Achterste messenkooisnelheid (wetmodus) Bepaalt de snelheid van de achterste messen in wetmodus.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen 1. 2. 3. Scroll in het beveiligde menu naar beneden tot u Instellingen beveiligen ziet. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een wachtwoord in te voeren, zet u met de rechterknop Instellingen beveiligen op UIT. Om de instellingen te bekijken en veranderen met een wachtwoord, stelt u met de linkerknop Instellingen beveiligen in op AAN. Stel vervolgens het wachtwoord in, en draai het contactsleuteltje UIT en daarna weer AAN.
De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien worden berekend aan de hand van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte-instelling in het InfoCenter. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden. 1. Om het toerental van de messenkooien te wijzigen, scrollt u naar beneden tot u V messenkooi tpm, A messenkooi tpm of beide ziet. 2.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een Opmerking: Bepaal vanuit de normale • bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk Dagelijks onderhoud uitvoeren Algemene veiligheid Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • • Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 48).
Brandstof tanken Brandstof (cont'd.) EN 590 EU ISO 8217 DMX Internationaal JIS K2204 Grade No. 2 Japan KSM-2610 Korea • Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 30). biodiesel.
• Doe altijd de veiligheidsgordel om. • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u bent waardoor u kunt worden afgeleid, anders kunnen er letsels ontstaan of kan eigendom worden beschadigd. • Voordat u de motor start: zorg dat alle • aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt. • Vervoer geen passagiers op de machine en houd • omstanders en kinderen weg uit het werkgebied.
– Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine. – Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op de grond wanneer u werkt op hellingen. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden. Starten van de motor Belangrijk: Het brandstofsysteem ontlucht zichzelf automatisch indien zich een van de volgende situaties voordoet: • U start een nieuwe machine voor de eerste keer.
• Wanneer voldoende roet zich heeft opgestapeld, Hou bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF. Een belaste motor bij een hoog stationair toerental (volgas) produceert meestal uitlaatgassen die heet genoeg zijn voor de regeneratie van het DPF. meldt de computer dat het tijd is om het dieselpartikelfilter te regenereren. • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as.
Asopbouw in het DPF • Wanneer voldoende as zich heeft opgehoopt, stuurt de computer van de motor een motorfout naar het InfoCenter ten teken dat as zich heeft opgehoopt in het dieselpartikelfilter. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • De foutberichten geven aan dat het tijd is voor • Deze as is een overblijfsel van het onderhoud van het dieselpartikelfilter. regeneratieproces.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 38). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 39). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 43). g224394 Figuur 45 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 46) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 43 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 50). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 47) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 50 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 38) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 38).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 58). g224402 g224407 g224629 Figuur 56 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 57). g227679 Figuur 58 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 60). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 60 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 61). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren InfoCenter (Figuur 63). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 65). g224392 Figuur 63 Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid g227305 kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 63). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten.
De draaistand van de hefarm instellen ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan. U kunt elke tegendrukveer instellen op 4 verschillende standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op het maaidek met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand. De veren kunnen op de achterkant van de eerste actuator van de veer worden geplaatst om alle tegendruk op te heffen (vierde stand). 1.
Opmerking: U kunt het toerental van de messenkooien verhogen of verlagen om veranderingen in de gazonomstandigheden te compenseren.
Werking van het diagnoselampje VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een storing gevonden heeft.
3. Zoek de juiste outputfunctie in het diagnostisch systeem van het InfoCenter. 4. Neem plaats op de stoel en probeer de gewenste functie van de machine. TRANSPORTSTAND . Zet de maai-/hefhendel in de TRANSPORTSTAND . Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen.
g031851 g031850 Figuur 72 Figuur 74 1. Voorste bevestigingspunt 1. Krikpunt aan de voorzijde • Achter – Beide zijden van het achterframe van de • Achter – rechthoekige asbuis op de achteras. machine (Figuur 73) De machine duwen of slepen In noodgevallen kan u de machine bewegen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
g003995 Figuur 75 1. Bout van omloopklep 2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7-11 N·m. Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, raakt de transmissie oververhit. Functies van de hydraulische solenoïdeklep Raadpleeg onderstaande lijst voor een beschrijving van de verschillende functies van de solenoïdes in het verdeelstuk van het hydraulische systeem. Elke solenoïde moet worden geactiveerd om een functie in te schakelen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt. • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met verlaat: opgeslagen energie. – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. (Vaker in extreem stoffige of vuile omstandigheden). Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt (sneller wanneer de luchtfilterindicator rood is). • Vervang de brandstoffilterbus. • Vervang het motorbrandstoffilter. • De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen (of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden).
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor verdere onderhoudsprocedures. Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (en onmiddellijk na elke wasbeurt). Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Onderhoud motor • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 81) Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. g004169 Onderhoud van het luchtfilter Figuur 81 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 82) Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren (Vaker in extreem stoffige of vuile omstandigheden).
Motorolie verversen Olie specificaties Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die aan de volgende specificaties voldoet: • API service category CJ-4 of hoger • ACEA service category E6 g034923 • JASO service category DH-2 Belangrijk: Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade.
Olievolume in het carter 5,2 l met het filter Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren g034922 g034924 g031256 Figuur 85 Belangrijk: Zorg ervoor dat het motoroliepeil tussen de markeringen voor het minimum- en het maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan defect raken als er te veel of te weinig olie in het carter is. g031400 Figuur 86 Belangrijk: Draai het filter niet te vast. Vul het carter met olie; zie Olie specificaties (bladz. 53).
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren—Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer Of maak het roetfilter schoon als motorfouten SPN 3251 FMI 0, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16worden weergegeven in het InfoCenter. In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Brandstofleidingen en aansluitingen controleren 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen 7.
Onderhoud elektrisch systeem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden. WAARSCHUWING • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Onderhoud aandrijfsysteem De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de bandenspanning. De voor- en achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83 tot 1,03 bar. GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. decal117-0169 Figuur 91 Pomp de banden niet te zacht op.
Toespoor achterwielen afstellen Opmerking: Bij modellen met vierwielaandrijving moeten ook de achterwielen vrijkomen van de grond. 3. Draai de borgmoer op de afstelnok van de tractie, rechts van de hydrostaat, los (Figuur 92). Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren—Controleer het toespoor van de achterwielen. 1. Draai het stuurwiel om de achterwielen recht naar voren te laten wijzen. 2. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de trommel van de tractiestang los (Figuur 93).
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. g021866 Figuur 94 – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait. 1.
Onderhouden remmen Parkeerremmen afstellen Stel de remmen af als het rempedaal meer dan 25 mm speling heeft, of als er meer remkracht nodig is (Figuur 97). Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. g004138 Figuur 95 1. Sluiting van achterscherm 2. Achterscherm g026816 4. Figuur 97 Reinig beide zijden van de radiateur/oliekoeler grondig met perslucht (Figuur 96). 1.
Onderhoud riemen Opmerking: Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet draait terwijl u de moeren vastdraait. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Vergrendeling van parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Als u de parkeerrem niet kunt inschakelen en vergrendelen, moet u de pal van de parkeerrem afstellen. 1.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. • Controleer of alle hydraulische slangen en g021215 leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 101 1.
uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. vloeistof gebruikt, moet u de hydraulische vloeistof verversen. Om de 800 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u de hydraulische vloeistof verversen. Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen.
8. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden. 9. Controleer op lekkages. 10. Zet de motor af. 11. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd, en plaats een opvangbak onder het filter (Figuur 104) en (Figuur 105).
De testpoorten van het hydraulische systeem gebruiken De testpoorten van het hydraulische systeem worden gebruikt om de druk in de hydraulische circuits te testen. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als u hulp nodig heeft. Gebruik de testpoorten op de voorste hydraulische buizen om problemen met het circuit van de tractie te verhelpen (Figuur 106). g021221 Figuur 107 1.
Onderhoud van het maaisysteem Opmerking: Tijdens het wetten zijn de voormaaidekken en de achterste maaidekken tegelijk in werking. 1. kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en zet de activerings-/blokkeringsschakelaar in de stand BLOKKEREN. 2.
de maai-/hefhendel naar achteren te bewegen; zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op BLOKKEREN en zet de motor af. Reiniging Na de afstelling herhaalt u stappen4 tot en met 8. De machine wassen Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast. Belangrijk: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken. Belangrijk: Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de machine schoon te maken.
De motor gebruiksklaar maken Stalling Veiligheid tijdens opslag 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8.
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro garantie Garantie gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.