Form No. 3417-946 Rev B Reelmaster® 5610-D tractie-eenheid Modelnr.: 03679—Serienr.: 401341001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen.
Inhoud Onderhoud motor ................................................ 53 Veiligheid van de motor..................................... 53 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 53 Motorolie verversen .......................................... 54 Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter......................................... 56 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 56 Onderhoud van de waterafscheider ............................................
Veiligheid Motoremissiecertificaat De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en fase 3b. Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN ISO-norm 5395:2013 (als de juiste stickers worden aangebracht) en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute). Belangrijk: Voor informatie aangaande Europese voorschriften raadpleegt u het gelijkvormigheidsattest dat bij de machine werd geleverd.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7272 93-7272 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal110-0986 110-0986 1. Trap het rempedaal en de parkeerrem in om de parkeerrem in werking te stellen. 2. Trap het rempedaal in om te remmen. 3.
decal110-8921 110-8921 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 3. Snel decal117-0169 117-0169 decal117-2718 1. Lees de Gebruikershandleiding. 117-2718 2. Aansluitpunt (10 A) 3. Koplampen (10 A) 4. Voeding (10 A) 5. Startsysteem motor (15 A) 6. Optionele luchtgeveerde stoel (20 A) 7. Beheer motorcomputer C (7,5 A) 8. Beheer motorcomputer B (7,5 A) 9. Beheer motorcomputer A (7,5 A) decal133-2930 133-2930 1.
decal133-2931 133-2931 (Aanbrengen op onderdeelnr. 133-2930) Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal120-4158 120-4158 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten decal125-8754 125-8754 1. Koplampen 6. Langzaam 2. Inschakelen 3. Aftakasschakelaar 7. Laat de maaidekken neer 8. Hef de maaidekken op 4. Uitschakelen 9. Lees de Gebruikershandleiding. 5. Snel decal125-2927 125-2927 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De banden op de juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – De bedieningsarm afstellen. Slanggeleider rechts vooraan Slanggeleider links vooraan 1 1 De maai-eenheden monteren. Geen onderdelen vereist – De gazoncompensatieveer afstellen.
2 3 De bedieningsarm afstellen De maai-eenheden monteren Geen onderdelen vereist Benodigde onderdelen voor deze stap: Procedure U kunt de stand van de bedieningsarm aanpassen voor uw comfort. 1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel (Figuur 2). 1 Slanggeleider rechts vooraan 1 Slanggeleider links vooraan Procedure 1. Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. Opmerking: Gooi de transportbeugels weg. 2.
A. monteert of verwijdert, moet u de R-pen in het gat aan het uiteinde van de stang plaatsen. Verwijder de 2 slotbouten en moeren waarmee de stangbeugel aan de lipjes van het maaidek is bevestigd (Figuur 4). g003949 Figuur 4 1. Gazoncompensatieveer g030896 Figuur 6 3. Veerbuis 2. Stangbeugel B. Verwijder de flensmoer waarmee de bout van de veerbuis bevestigd is aan het lipje van het draagframe (Figuur 4). Verwijder het geheel. C.
g019284 Figuur 8 1. De slanggeleiders moeten naar het middelste maaidek gericht zijn. 6. Laat alle hefarmen volledig zakken. 7. Verwijder de borgpen en het kapje van het juk van het draaipunt van de hefarm (Figuur 9). g003975 Figuur 9 1. Borgpen g003977 Figuur 10 2. Kapje 1. Hefarm 8. 3. Juk van draaipunt van hefarm 2.
15. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 16. Plaats de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor loskomen van de bouten (Figuur 13). Opmerking: Draai de motor linksom tot de g003979 flenzen de bouten omsluiten en draai dan de bouten vast. Figuur 11 1. Lynchpen en ring Belangrijk: Controleer of de slangen B. Breng het juk van de hefarm aan op de as van het draagframe (Figuur 10). C.
4 5 De gazoncompensatieveer afstellen De kickstandaard van het maaidek gebruiken Geen onderdelen vereist Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Kickstandaard van maaidek Procedure De gazoncompensatieveer zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst (Figuur 14). Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
Algemeen overzicht van de machine g004144 Figuur 16 1. Kettingbeugel g216864 Figuur 17 3. Kickstandaard van maaidek 2. Borgpen 1. Motorkap 5. Stoelafstelling 2. Stoel 3. Bedieningsarm 6. Voormaaidekken 7. Achtermaaidekken 4. Stuurwiel 6 Bedieningsorganen De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de EU-voorschriften Afstelknoppen van stoel Met de stoelverstelhendel kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven (Figuur 18).
Tractiepedaal drukken om dit vast te zetten (Figuur 19). Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. Het tractiepedaal regelt de beweging vooruit en achteruit (Figuur 19). Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt.
Indicator verstopping hydraulisch filter Maai-/hefhendel Met deze hendel kunt u de maaidekken omhoog en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de maaidekken in de MAAISTAND zijn gezet (Figuur 20). U kunt de maaidekken niet neerlaten als de maai-/hefhendel in de TRANSPORTSTAND staat. Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk of de indicator in de groene zone staat (Figuur 22).
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 24). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen het welkomstscherm en het hoofdscherm door een willekeurige welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de richtingspijl te drukken.
Start de motor. Een geparkeerde of herstel regeneratie is bezig. Zet de motor af. Hoge uitlaattemperatuur Motor Contactschakelaar De aftakas is uitgeschakeld. De maaidekken worden neergelaten. Ga zitten of schakel de parkeerrem in werking De maaidekken worden opgetild. PIN-code Enkel toegankelijk met de pincode CAN-bus De menu's gebruiken InfoCenter Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het InfoCenter menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu.
Hours Counts Het totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en aftakas, alsook het aantal uren dat de machine getransporteerd is geweest en de tijd tot het volgende onderhoudsinterval Schermverlichting lcd De helderheid van het lcd-scherm. Contrast lcd Het contrast van het lcd-scherm. Voorste messenkooisnelheid (wetmodus) Bepaalt de snelheid van de voorste messen in wetmodus.
Beveiligde menu's In het instellingenmenu van het InfoCenter kunt u 8 configuratie-instellingen voor de bediening veranderen: vertraging auto stationair, aantal messen, maaisnelheid, maaihoogte, V messenkooi tpm en A messenkooi tpm. U kunt deze instellingen vergrendelen door middel van de Beveiligde menu's. Opmerking: Bij levering van de machine is de oorspronkelijke code geprogrammeerd door uw distributeur. Toegang tot de beveiligde menu's Opmerking: De standaard PIN-code van de machine is 0000 of 1234.
De instellingen van het beveiligde menu weergeven en veranderen 1. Scroll in het beveiligde menu naar beneden tot u Instellingen beveiligen ziet. 2. Om de instellingen te bekijken en veranderen zonder een wachtwoord in te voeren, zet u met de rechterknop Instellingen beveiligen op UIT. 3. 4.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. • Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Opmerking: Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
VOORZICHTIG Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de Onderdelencatalogus of uw Toro dealer voor de onderdeelnummers.) Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken.
Torsie van wielmoeren controleren afbreekbare vloeistoffen. Gebruik in plaats daarvan een kleurstof voor voedingsmiddelen 1. 2. Plaats de machine op een horizontaal vlak, breng de maaidekken omlaag en zet de motor af. Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 250 bedrijfsuren Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 29). Verwijder de dop van de vulbuis. Haal de wielmoeren aan met 94 tot 122 N·m.
Bescherming van de rolbeugel • Voordat u de motor start: zorg dat alle aandrijvingen in de neutraalstand staan, de parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt. • Verwijder de rolbeugel niet van de machine. • Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in een noodgeval snel kunt losmaken. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u maai-eenheden. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
de specifieke situatie op het betreffende terrein kan worden gebruikt. Veranderingen in het terrein kunnen tot gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting. Draai langzaam en geleidelijk. Gebruik een machine niet in omstandigheden waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
10. uitgevoerd is, brengt de computer van de motor u via het InfoCenter op de hoogte wanneer herstel generatie bezig is. Maak een druppelvormige bocht om de machine snel voor de volgende baan uit te lijnen. • Wacht tot de herstel regeneratie afgelopen is Regeneratie van het dieselpartikelfilter voordat u de motor uitschakelt. Hou bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF.
• De foutberichten geven aan dat het tijd is voor • De computer van de motor berekent de hoeveelheid as in het DPF. onderhoud van het dieselpartikelfilter. • De computer geeft niet alleen een waarschuwing • Wanneer voldoende as zich heeft opgehoopt, maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van asopbouw. stuurt de computer van de motor een motorfout naar het InfoCenter ten teken dat as zich heeft opgehoopt in het dieselpartikelfilter.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 37). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 38). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 42). g224394 Figuur 44 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 45) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 42 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 49). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 46) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 49 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 38) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 38).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 57). g224402 g224407 g224629 Figuur 55 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 56). g227679 Figuur 57 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 59). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 59 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 60). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren InfoCenter (Figuur 62). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 64). g224392 Figuur 62 Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid g227305 kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 62). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten.
De draaistand van de hefarm instellen Tegendruk van de hefarm afstellen U kunt de tegendruk op de hefarmen van het achtermaaidek afstellen om de machine aan te passen voor verschillende gazonomstandigheden en ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan. U kunt elke tegendrukveer instellen op 4 verschillende standen. Elke stand verhoogt of verlaagt de tegendruk op het maaidek met 2,3 kg ten opzichte van de vorige stand.
De machine duwen of slepen De machine transporteren In noodgevallen kan u de machine bewegen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. bij het laden en lossen van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. • Maak de machine stevig vast.
g004555 Figuur 70 1. Achterste bevestigingspunt Opkrikpunten Opmerking: Plaats de machine op assteunen indien dit nodig is. • Voor – rechthoekig blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 71). g031850 Figuur 71 1. Krikpunt aan de voorzijde • Achter – rechthoekige asbuis op de achteras.
Toerental van de messenkooien instellen Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de toerentalregeling van de messenkooien juist is afgesteld. U stelt het toerental van de messenkooien als volgt in: 1. In het InfoCenter (menu instellingen) kiest u het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte zodat het juiste messenkooitoerental wordt berekend. 2.
g031996 Figuur 73 Tabel met toerentallen voor messenkooien van 177,8 mm Werking van het diagnoselampje De interlockschakelaars controleren De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een storing gevonden heeft. Het diagnoselampje bevindt zich op het InfoCenter, boven het display (Figuur 74).
2. 3. 4. motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. Draai het contactsleuteltje op AAN, maar start de motor niet. Zoek de juiste schakelaarfunctie in het diagnostisch systeem van het InfoCenter. Zet de schakelaars een voor een van open naar gesloten (d.w.z. ga op de stoel zitten, druk het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de status van de schakelaar verandert. • • • • Opmerking: Herhaal deze procedure bij elke 5.
motor starten en uitschakelen. Rij de machine vooruit en achteruit. Laat de maai-eenheden neer en hef ze op en schakel de messenkooien in en uit. Als u zich vertrouwd voelt met de machine, moet u zich oefenen in het helling opwaarts en afwaarts rijden bij verschillende snelheden. Het waarschuwingssysteem begrijpen Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste bedrijfsuur • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. • Controleer de riemspanning van de wisselstroomdynamo. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • • Controleer het koelsysteem.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Controleer de blokkage-indicator van het luchtfilter. Radiator en scherm controleren op rommel. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Opmerking: Om een elektrisch of hydraulisch schema van uw machine te verkrijgen, kunt u terecht op www.Toro.com. Onderhoudsschema decal125-2927 Figuur 75 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (en onmiddellijk na elke wasbeurt). Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet op lithiumbasis.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. g004169 Figuur 81 Onderhoud van het luchtfilter • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 82) Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren (Vaker in extreem stoffige of vuile omstandigheden).
Motorolie verversen Olie specificaties Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die aan de volgende specificaties voldoet: • API service category CJ-4 of hoger • ACEA service category E6 g034923 • JASO service category DH-2 Belangrijk: Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade.
Olievolume in het carter 5,2 l met het filter Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren g034922 g034924 g031256 Figuur 85 Belangrijk: Zorg ervoor dat het motoroliepeil tussen de markeringen voor het minimum- en het maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan defect raken als er te veel of te weinig olie in het carter is. g031400 Figuur 86 Belangrijk: Draai het filter niet te vast. Vul het carter met olie; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 54).
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren—Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer Maak het roetfilter schoon als motorfout SPN 3251 FMI 0, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt. In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Brandstofleidingen en aansluitingen controleren 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen 7.
Onderhoud elektrisch systeem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; deze stof is dodelijk bij inname en veroorzaakt ernstige brandwonden. WAARSCHUWING • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Onderhoud aandrijfsysteem De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als u het tractiepedaal loslaat. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: decal117-0169 Figuur 91 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer op de grond, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Krik de voorkant van de machine op tot de voorwielen vrijkomen van de vloer.
WAARSCHUWING De motor moet lopen terwijl u de laatste afstelling van de afstelnok van de tractie uitvoert. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 5. 6. 7. 4. Meet de afstand bij de voorkant en achterkant van de achterwielen ter hoogte van de as. 5. Start de motor en draai de zeskantige moer van de afstelnok in beide richtingen totdat de wielen ophouden met draaien. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen. Zet de motor af, haal de assteunen weg en laat de machine neer op de grond.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan lichamelijk letsel of dodelijk letsel veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
Onderhouden remmen Opmerking: Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet draait terwijl u de moeren vastdraait. Parkeerremmen afstellen Vergrendeling van parkeerrem afstellen Stel de remmen af als het rempedaal meer dan 25 mm speling heeft, of als er meer remkracht nodig is (Figuur 96). Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Als u de parkeerrem niet kunt inschakelen en vergrendelen, moet u de pal van de parkeerrem afstellen. 1.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Veiligheid van het Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren hydraulische systeem Om de 100 bedrijfsuren • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren (vaker als de indicator van het onderhoudsinterval in de rode zone staat). Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 101). Laat de motor lopen op bedrijfstemperatuur en kijk op de indicator. Deze moet in de groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. g004139 Figuur 100 1. Slang 4.
Gebruik de testpoorten op de voorste hydraulische buizen om problemen met het circuit van de tractie te verhelpen (Figuur 104). g004150 Figuur 103 1. Hydraulische filter 3. 4. Verwijder het filter. g031993 Figuur 104 Smeer hydraulische vloeistof op de pakking van het nieuwe filter. 5. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 6. Monteer het filter met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. 7.
Onderhoud van het maaisysteem Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor de hefbediening om problemen met het circuit van de hefbediening te verhelpen (Figuur 106). Veiligheid van het maaidek Een versleten of beschadigde maai-eenheid kan breken en een stuk van de messenkooi of het ondermes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden de maai-eenheden op slijtage of beschadigingen.
Maai-eenheden wetten 7. WAARSCHUWING Belangrijk: Gebruik nooit een borstel met een korte steel. Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait. 8.
Stalling Opmerking: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 0,83 tot 1,03 bar. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 8. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem goed vast. 9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.