Form No. 3376-903 Rev B Reelmaster® 5410-D en 5510-D tractie-eenheden Modelnr.: 03672—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 03687—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING U kunt op www.Toro.
Inhoud Onderhoud van de waterafscheider ...................................................................... 51 Onderhoud van het motorbrandstoffilter............ 52 Brandstofleidingen en aansluitingen controleren.................................................... 52 Rooster van brandstofaanzuigbuis ................... 52 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 53 Onderhoud van de accu.................................... 53 Zekeringen ...................................................
Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling • • • • • • • • • • in de neutraalstand zetten en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine kantelt: – niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op- en afrijden van hellingen.
veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en stickers. • Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders. dit dan buiten. • Wees voorzichtig als u de machine afstelt, teneinde te voorkomen dat uw vingers bekneld raken tussen de draaiende messen en de vaste onderdelen van de machine.
Geluidsdruk in combinatie met de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is. Deze machine oefent een geluidsdruk van 86 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7272 93-7272 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal110-0986 110-0986 1. Trap het rempedaal en de parkeerrem in om de parkeerrem in werking te stellen. 2. Trap het rempedaal in om te remmen. 3.
r:\decal110-8869 110-8869 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3. Machine kan kantelen – Verminder uw vaart voordat u een bocht ingaat, maak geen bocht bij hoge snelheid, laat het maaidek neer als u een helling afrijdt, gebruik een rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om.
decal93-6689 93-6689 1. Gevaar – Ga niet op het kunststof scherm zitten. r:\decal110-8973 110-8973 (Aanbrengen op onderdeelnr. 110-8924 volgens Europese standaard*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. decal110-8924 1.
decal120-4158 120-4158 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten decal125-8754 125–8754 1. Koplampen 6. Langzaam 2. Inschakelen 3. Aftakasschakelaar 7. Laat de maaidekken neer 8. Hef de maaidekken op 4. Uitschakelen 9. Lees de Gebruikershandleiding. 5. Snel decal125-2927 125-2927 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen. Slanggeleider voorzijde rechts Slanggeleider voorzijde links 1 1 Maai-eenheden monteren. Geen onderdelen vereist – De gazoncompensatieveer afstellen.
1 Banden op juiste spanning brengen Geen onderdelen vereist Procedure De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83-1,03 bar. g003959 Figuur 2 1. Treeplank Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben voor een gelijkmatig contact met de grasmat. 2 2.
g003320 g004152 Figuur 4 Figuur 3 1. Bedieningsarm 1. Contragewicht 3. Bouten (2) 2. Bevestigingsbeugels 5. 2. Draai de bedieningsarm in de gewenste stand en zet de 2 bouten weer vast. 4 Alle maaidekken worden geleverd met de gazoncompensatieveer gemonteerd op de rechterkant van het maaidek. De gazoncompensatieveer moet worden gemonteerd aan dezelfde kant van het maaidek als de aandrijfmotor van de messenkooi. U stelt de stand van de gazoncompensatieveer als volgt af: A.
g003967 Figuur 6 1. Andere lip op draagframe D. 2. Stangbeugel Monteer de stangbeugel aan de lippen op de maai-eenheid met de slotbouten en de moeren (Figuur 6). Belangrijk: Op maaidek nummer 4 (links vooraan) en 5 (rechts vooraan) (Figuur 7) moet u de montagemoeren van de stangbeugel gebruiken om de slanggeleiders aan de voorzijde van de lippen van het maaidek te bevestigen. Figuur 8 De slanggeleiders moeten naar het middelste maaidek zijn gericht (Figuur 8 en Figuur 9). g015160 Figuur 8 1.
7. Verwijder de borgpen en het kapje van het juk van het draaipunt van de hefarm (Figuur 10). g003979 Figuur 12 1. Lynch-pen van as van draaipunt van hefarm en ring g003975 Figuur 10 1. Borgpen 8. 2. Kapje Als u een voormaaidek monteert, moet u het maaidek onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 11). B. Plaats het juk van de hefarm op de as van het draagframe (Figuur 11). C.
bouten (Figuur 14). Draai de motor linksom totdat de flenzen om de bouten zitten en draai vervolgens de bouten vast. Belangrijk: Controleer of de slangen van de motor van de messenkooi niet zijn verdraaid, geknikt of het risico lopen te worden afgekneld. g003863 Figuur 15 1. Gazoncompensatieveer 3. Veerstang 2. Borgpen 4. Zeskantige moeren 2.
Algemeen overzicht van de machine g003985 Figuur 16 1. Kick-standaard van maaidek g003945 Figuur 18 Bevestig de kick-standaard aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 17). 1. Motorkap 5. Stoel 2. Bestuurdersstoel 3. Bedieningsarm 6. Voormaaidekken 7. Achtermaaidekken 4. Stuurwiel Bedieningsorganen Instelknoppen bestuurdersstoel Met de stoelverstelhendel (Figuur 19) kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven.
Begrenzer voor maaisnelheid Als de begrenzer voor de maaisnelheid (Figuur 20) is omhooggeklapt, kunt u de maaisnelheid regelen en de maaidekken inschakelen. Met elk afstandsstuk kunt u de maaisnelheid met ongeveer 0,8 km/u wijzigen. Hoe meer afstandsstukken u plaatst, des te lager zal de maaisnelheid zijn. Om de machine in de transportstand te zetten, klapt u de snelheidsbegrenzer terug en kunt u met de maximale transportsnelheid rijden. g003954 Figuur 19 1. Gewichtsmeter 3.
Maai-/hefhendel Met deze hendel (Figuur 21) kunt u de maaidekken omhoog en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de messen in de maaistand zijn gezet. De maaidekken kunnen niet worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat. Schakelaar van koplampen Zet de schakelaar omlaag om de koplampen te ontsteken (Figuur 21). g021208 Figuur 21 1. Maai-/hefhendel 4. Activerings/blokkeringsschakelaar 2. Contactschakelaar 3. InfoCenter 5.
Indicator Verstopping in hydraulische filter Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk op de indicator (Figuur 23), deze moet in de groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 25). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter SERVICE DUE Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Hoofdmenu Menu-optie Beschrijving Storingen Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding of een erkende Toro-distributeur voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat. Onderhoud Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsurentellers en andere cijfergegevens van die aard. Diagnostiek Het menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan.
Betreffende Menu-optie Beschrijving Model Het modelnummer van de machine. Serienummer Het serienummer van de machine. Machine Controller Revision De softwareversie van de hoofdbedieningseenheid. InfoCenter softwareversie De softwareversie van het InfoCenter. CAN-bus De status van de communicatiebus van de machine.
De functie automatisch stationair instellen gewijzigd, zal het display het toerental berekend op basis van de vorige instellingen van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte blijven weergeven; u zult echter ook de nieuwe waarde zien. • Scroll in het instellingenmenu naar beneden tot u de functie Auto Stationair ziet. • Druk op de rechterknop om de instelling voor automatisch stationair draaien te wijzigen; de mogelijke opties zijn 8, 10, 15, 20, 30 seconden of UIT.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Gemengde brandstof specificatie: ASTM D975, EN 590, of JIS K2204 operationele problemen en verkort de levensduur van de motoronderdelen. Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor. • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof. • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn. • Voeg geen additieven toe aan de brandstof.
Het koelsysteem controleren Hydraulische vloeistof controleren Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 30 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof.
volle lengte een licht contact tussen de messenkooi en het ondermes zijn (zie Contact tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de gebruikershandleiding ). van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier. Belangrijk: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Één flesje is voldoende voor 15-22 liter hydraulische vloeistof.
2. Draai het sleuteltje op Uit en haal het uit het contact. 7. Til de maaidekken van de grond met de joystick. 8. Rij de machine naar het maaigebied en laat de maaidekken zakken. Toerental van de messenkooien instellen Opmerking: Het maaien van gras op een snelheid waarop de motor wordt belast draagt bij aan de regeneratie van het DPF.
Roetopbouw in het DPF VOORZICHTIG • Na verloop van tijd bouwt zich roet op in het Gedurende de DPF regeneratie met geparkeerde machine of herstel regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600°C). De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen. DPF. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. • Als er teveel roetopbouw is geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is. • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motor-waarschuwingen - as-opbouw (cont'd.) Niveau Advies of foutcode Niveau 1 Bestuurdersadvies Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen 100% Laat de onderhoudswerkplaats weten dat het InfoCenter Advies #179 toont. Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 35).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 39 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 38 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 39). verschijnt op het InfoCenter (Figuur 38).
7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 24). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 41), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 24). g212138 Figuur 43 4. g028523 Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 45 6. Figuur 47 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 46). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 48). g212406 Figuur 48 g212372 Figuur 46 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 47). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 51). Figuur 49 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 50).
Draaihoogte van hefarm afstellen • Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. De herstel regeneratie moet door een monteur van de distributeur worden uitgevoerd, neem contact op met uw erkende Toro distributeur. • • Tegendruk van hefarmen afstellen 1.
Bevestigingspunten • Voor – de opening in het rechthoekige blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 57). g003995 Figuur 55 1. Omloopklep 2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7-11 N·m. Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, zal de transmissie oververhit raken. g004558 Figuur 57 1. Voorste bevestigingspunt Opkrikpunten • Achter – Beide zijden van het achterframe van de machine (Figuur 58).
Werking van het diagnoselampje VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een storing gevonden heeft.
Opmerking: Als de juiste outputs niet branden, moet u controleren of de vereiste inputschakelaars in de stand zijn gezet die nodig is om deze functie in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct functioneert. Als de outputdisplays branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Na de eerste 10 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Bij elk gebruik of dagelijks Controleer het koelsysteem.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Onderhoudsschema decal125-2927 Figuur 60 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Smering Lagers en lagerbussen smeren Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren met nr.
g012150 Figuur 62 • Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 62) • Draagframe van maaidek en draaipunt (2 elk) (Figuur 63) g003987 Figuur 65 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 66) g003960 Figuur 63 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 64) g004169 Figuur 66 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 67) g004157 Figuur 64 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 65) g003966 Figuur 67 • Rempedaal (1) (Figuur 68) 47
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. g011615 Figuur 68 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 69) dit aangeeft.
3. (2,76 bar) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het filter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Belangrijk: Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade. Deze reiniging voorkomt dat er vuil in de inlaat terechtkomt als het filter wordt verwijderd.
g021890 Figuur 72 g021901 Figuur 71 1. Aftapplug motorolie 2. Oliefilter 4. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop verwijderen (Figuur 71) en olie bijvullen tot het peil tussen de twee markeringen komt. Niet te vol vullen. 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 72). Smeer een dun laagje schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze vastschroeft. Niet te vast draaien. 5. Plaats de vuldop en de peilstok terug. 3. 6. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen.
Onderhoud brandstofsysteem g214715 GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot 13 mm van de onderkant van de vulbuis staat.
3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. 7. Zet de aftapplug onderaan de filterbus vast en sluit de klep bovenaan de bevestigingsbeugel van de bus.
Onderhoud elektrisch systeem te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Zekeringen Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand Houd gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen. De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt.
4. 5. Onderhoud koelsysteem Meet de afstand bij de voorkant en achterkant van de achterwielen ter hoogte van de as. De afstand aan de voorkant van de achterwielen mag niet meer dan 6 mm verschillen van die aan de achterkant van de wielen. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Herhaal deze procedure als dit nodig is. Verwijder dagelijks het vuil van het scherm en de radiateur/oliekoeler (vaker reinigen in vuile omstandigheden). 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhouden remmen De bedrijfsremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de trommels heen en weer te bewegen om te controleren of deze voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen. 1.
Parkeerrem afstellen Onderhoud riemen Als de parkeerrem niet werkt, moet de rempal worden afgesteld. 1. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de parkeerrem is bevestigd aan het frame (Figuur 84). Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Controleer de conditie en de spanning van de riem (Figuur 85) om de 100 bedrijfsuren. g011617 Figuur 84 1. Remkabels 3. Pal van parkeerrem 2. Schroeven (2) 4. Remvergrendeling 2.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof verversen 8. Zet de motor af. 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. Hydraulische filters vervangen Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
Hydraulische slangen en leidingen controleren Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. g021271 Figuur 88 WAARSCHUWING 1. Hydraulische filter Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
g003982 g003983 Figuur 90 Figuur 92 1. Testpoort voor circuit van tractie 1. Testpoort voor circuit van de lift Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor het maaien (Figuur 91) om problemen met het circuit voor het maaien te verhelpen. g021221 Figuur 91 1. Testpoorten voor het circuit voor het maaien (2) Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor de lift (Figuur 92) om problemen met het circuit van de lift te verhelpen.
Onderhoud van maaidek Blokkeren. Zet de maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met wetten. Maai-eenheden wetten WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait. 7. Breng de wet-pasta aan met de borstel met de lange steel.
Stalling bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 0,83 tot 1,03 bar. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4. Smeer alle smeer- en draaipunten. Neem overtollig vet op. 5.
is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 8. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Schema's g021293 Hydraulisch schema, Model 5410 (Rev.
g021222 Hydraulisch schema, Model 5510 (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.