Form No. 3406-292 Rev A Reelmaster® tractie-eenheid 5210/5410/5510/5610 Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 03660—Serienr.: 03670—Serienr.: 03680—Serienr.: 03690—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze handleiding noemt een aantal mogelijke gevaren en bevat een aantal veiligheidsberichten (Figuur 1) met de volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Veiligheid Tegendruk van hefarmen afstellen ............................34 Draaihoogte van hefarm afstellen .............................34 De machine duwen of slepen....................................35 Opkrikpunten ........................................................35 Bevestigingspunten.................................................35 Werking van het diagnoselampje ...............................36 Display van Diagnostische ACE ...............................
• • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling in de ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. De eigenaar/gebruiker kan ongelukken voorkomen en is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen en schade aan eigendommen.
• • • • • • • • Schakel de aandrijvingen uit, breng de maaidekken – voordat u verstoppingen verwijdert; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of werkzaamheden daaraan gaat verrichten; – als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt. Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt.
dit niet met uw handen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen en letsel te veroorzaken. Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 108-5278 1. Lees de Gebruikershandleiding. 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7272 1.
110-8921 110-8924 1. Waarschuwing – Lees deGebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3. Snel 3. Waarschuwing – Parkeer nooit op een helling; stel de parkeerrem in werking, breng de maaidekken omlaag, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4.
110-0998 1. Koplampen 5. Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld 2. Messenkooien – Ingeschakeld 6. Gas – snel 3. Messenkooien 7. Gas – langzaam uitgeschakeld – Uitsluitend omhoog brengen 4. Messenkooien neergelaten en in werking indien ingeschakeld – Vooruit en wetten 8. Lees de Gebruikershandleiding.
110-0996 (Gebruiken voor model 5510 en 5610 met maaidek met messenkooi van 17,8 cm) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Maaien en wetten 5. Maaihoogte 4. Raadpleeg de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid tractie-eenheid 110-8923 (Gebruiken voor model 5210 en 5410 met 12,7 cm maaidek met messenkooi) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3.
0-0990 1. Lees de Gebruikershandleiding. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 4 5 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De positie van de bedieningsstang instellen. 6 7 8 9 Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) 10 11 Maai-eenheden monteren.
1. Draai de 2 bouten los waarmee de bedieningsarm is vastgezet aan de bevestigingsbeugel (Figuur 3). 2 Maaihoogte instellen Geen onderdelen vereist Procedure De hoogte van de treeplanken kunnen worden aangepast aan de wensen van de bestuurder. 1. Verwijder de 2 bouten en moeren waarmee de beugels van de treeplank zijn bevestigd aan het frame van de tractie-eenheid (Figuur 2) Figuur 3 1. Bedieningsarm 3. Bouten (2) 2. Bevestigingsbeugels 2.
Figuur 6 1. Andere lip op draagframe D. 2. Stangbeugel Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de slotbouten en de moeren (Figuur 6). Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in de opening voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen. Anders moet de R-pen worden geplaatst in het gat in het uiteinde van de stang. Figuur 4 1.
Figuur 10 1. Ketting van hefarm 2. Kettingbeugel 13. Smeer schoon vet op de gleufas van de motor van de messenkooi. Figuur 8 1. Hefarm 14. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 3. Juk van draaipunt van hefarm 15. Plaats de motor door deze rechtsom te draaien zodat de flenzen van motor loskomen van de tapbouten (Figuur 11). Draai de motor linksom totdat de flenzen om de tapschroeven zitten en draai vervolgens de tapbouten vast. 2.
5 Afstelling van de gazoncompensatieveer Geen onderdelen vereist Procedure De gazoncompensatieveer (Figuur 12) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. Dit voorkomt de kans dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als “bobbing” (op-en-neer bewegen). Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid, recht naar voren wijst en is neergelaten op de vloer van de werkplaats. 1.
6 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Procedure De Reelmaster 5410/5510 en 5610 tractie-eenheden voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen worden verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie.
Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht als de machine is uitgerust met een omkiepbeveiliging met 2 stangen.
Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht als de machine bovendien is uitgerust met een huif op een omkiepbeveiliging met 2 stangen.
Figuur 13 3. Moer 1. Gewicht 2. Slotbout Plaats bij de modellen met vierwielaandrijving het vereiste gewicht (zie gewichtentabel) op of onder de achterbumper zoals wordt getoond in Figuur 14. Figuur 14 1. Verdeelstuk van tractie 5. Gewicht(en) 2. Afstandsstukken 3. Bouten 4. Ringen 6. Slotbout 7. Moer • Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 14a).
7 EU-stickers aanbrengen Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 EU-sticker 1 EU-veiligheidssticker Procedure 1. Conform de EU-voorschriften moet u de EU-sticker, onderdeelnr. 93–7252, aanbrengen op de linker framerail van de tractie-eenheid. Figuur 15 1. Rubberen ring 2. Conform de EU-voorschriften moet u de veiligheidssticker, onderdeelnr. 110–8986, aanbrengen over de aanwezige sticker, onderdeelnr. 110–8924. 3. Verwijder de moer uit de motorkapsluiting (Figuur 16).
9 De kick-standaard van het maaidek gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Kick-standaard van maaidek Procedure Als het maaidek moet worden gekanteld om bij het ondermes/messenkooi te kunnen komen, moet u de achterkant van het maaidek ondersteunen met de kick-standaard zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten (Figuur 17). Figuur 18 1. Kettingbeugel 3. Kick-standaard van maaidek 2.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 19 1. Meetstaaf 2. Stelschroef voor maaihoogte 4. Openingen voor het instellen van de Groomer HOG 5. Ongebruikte opening Figuur 20 3. Moer 1. Motorkap 5. Stoel 2. Bestuurdersstoel 3. Bedieningsarm 6. Voormaaidekken 7. Achtermaaidekken 4. Stuurwiel 11 Bedieningsorganen Handleiding lezen en video bekijken Instelknoppen bestuurdersstoel Met de stoelverstelhendel (Figuur 21) kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven.
Tractiepedaal Pedaal voor stuurverstelling Het tractiepedaal (Figuur 22) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op Snel staat.
Koelvloeistoftemperatuurmeter van de motor In normale gebruiksomstandigheden moet het lampje van de temperatuurmeter (Figuur 23) groen blijven. Controleer het koelsysteem als het lampje geel of rood wordt. Diagnoselampje Dit gaat branden als een fout in het systeem wordt ontdekt. Figuur 24 Maai-/hefhendel 1. Wethendels 2.
Figuur 26 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Brandstofmeter Figuur 28 De brandstofmeter (Figuur 27) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 1. Schakelaar van koplampen Aansluitpunt Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten (Figuur 29). Figuur 27 1. Dop van brandstoftank Figuur 29 2. Brandstofmeter 1. Aansluitpunt Schakelaar van koplampen Zet de schakelaar omlaag om de koplampen te ontsteken (Figuur 28).
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Specificatie: ReelMaster® 5210 ReelMaster® 5410 ReelMaster® 5510 ReelMaster® 5610 Transportbreedte 228 cm 228 cm 233 cm 233 cm Maaibreedte 254 cm 254 cm 254 cm 254 cm Lengte 282 cm 282 cm 282 cm 282 cm Hoogte 157 cm 160 cm 160 cm 160 cm Gewicht 1.087 kg 1.136 kg 1.222 kg 1.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Motoroliepeil controleren Figuur 30 1.
6. Plaats de vuldop en sluit de kap. 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. Het koelsysteem controleren 3. Plaats de dop van de expansietank terug. Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem (bladz. 51).
140 tot 160 Viscositeitsindex ASTM D2270 Stolpunt, ASTM D97 -37 °C tot -45 °C Industriespecificaties: Vickers I-286-S (kwaliteitsniveau), Vickers M-2950-S (kwaliteitsniveau), Denison HF-0 GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen.
Figuur 35 1. Dop van hydraulische tank 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil mag niet meer dan 6 mm van de markering op de peilstok staan. Niet te vol vullen. 5. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat het peil de vol-markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Het brandstofsysteem ontluchten U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz.
2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden. Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig. 3.
Figuur 39 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi – Maaien en wetten 5. Messenkooi – maaihoogte 4. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 6.
Opkrikpunten Opmerking: Plaats de machine op kriksteunen indien dit nodig is. • Voor – rechthoekig blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 43). Figuur 41 1. Schakelaar 2. Sensor van hefarm De machine duwen of slepen In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
Figuur 45 Figuur 46 1. Achterste bevestigingspunt 1. Diagnoselampje Werking van het diagnoselampje Als het diagnoselampje van besturingssysteem knippert, heeft het besturingssysteem een van de volgende problemen ontdekt: De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem een elektrische storing registreert. Het diagnoselampje bevindt zich op de bedieningsarm (Figuur 46).
Om ervoor te zorgen dat het elektronische besturingssysteem de machine bestuurt zoals wordt vereist, moeten de solenoïdes en relais van de outputs zijn aangesloten en correct functioneren. Met behulp van de display van de Diagnostische ACE kunt u de elektrische functies van de machine controleren en herstellen.
trap het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de juiste LED op de Diagnostische ACE gaat knipperen als de corresponderende schakelaar wordt gesloten. Herhaal deze procedure bij elke schakelaar die met de hand van de open in de gesloten stand kan worden gezet. 9. Als de schakelaar wordt gesloten zonder dat de bijbehorende LED gaat branden, moet u alle kabels en aansluitingen naar de schakelaar controleren en/of de schakelaar doormeten met een weerstandsmeter.
machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Maaien Start de motor en zet de gashendel op Snel. Zet de activerings/blokkeringsschakelaar op Activeren en gebruik de maai-/hefhendel om de maaidekken omhoog en omlaag te brengen (de voormaaidekken zijn zo ingesteld dat zij eerder naar beneden komen dan de achtermaaidekken). Om vooruit te rijden en het gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 95 tot 122 N·m.
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 Onderhoudsschema Figuur 49 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Trekstang van achteras (2) (Figuur 54) Figuur 50 • Cilinders van hefarmen van maaidek (2 elk) (Figuur 51) Figuur 54 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 55) Figuur 51 • Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 51) • Draagframe van maaidek en draaipunt (2 elk) (Figuur 52) Figuur 55 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 56) Figuur 52 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 53) Figuur 56 • Rempedaal (1) (Figuur 57) Figuur 53 43
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien dit beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 58) dit aangeeft.
perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er rommel in de inlaat terechtkomt als het filter wordt verwijderd. 3. Verwijder en vervang het filter (Figuur 59). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis.
De gashendel afstellen Onderhoud brandstofsysteem 1. Zet de gashendel naar voren zodat deze ongeveer 3,2 mm van de voorkant van de sleuf in de bedieningsarm zit. GEVAAR 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los (Figuur 62). In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Figuur 64 2. Klem de beide brandstofslangen die zijn aangesloten op het brandstoffilter, op zodanige wijze samen dat de brandstof niet kan weglekken als de slangen worden verwijderd. 3. Haal de slangklemmen op beide uiteinden van het filter los en trek de brandstofslangen van het filter af. 4. Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen. 5. Druk de brandstofslangen op het nieuwe brandstoffilter en zet deze vast met de slangklemmen. Figuur 63 1. Brandstoffilter/waterafscheider 3.
Onderhoud elektrisch systeem 3. Draai de leidingconnector goed vast. 4. Herhaal stappen 1 tot en met 3 bij de andere mondstukken. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem. De zekeringhouder (Figuur 66) bevindt zich achter het inspectieluik op de bedieningsarm. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond. 2.
Figuur 70 1. Contramoer 2. Trekstang Figuur 69 1. Borgmoer 3. Sleutelgleuf 2. Afstelnok van de tractie 3. Draai de trekstang. Gebruik hiervoor de sleutelgleuf 4. Meet de afstand bij de voorkant en achterkant van de achterwielen ter hoogte van de as. De afstand aan de voorkant van de achterwielen moet 6 mm kleiner zijn dan die aan de achterkant van de wielen. WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiator. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 3. Maak de sluiting los en draai het achterscherm open (Figuur 71). Figuur 72 1. Oliekoeler 2. Vergrendelingen van oliekoeler 6.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op het draadeinde van de remkabel los (Figuur 74). Figuur 75 1. Remkabels 3. Pal van parkeerrem 2. Schroeven (2) 4.
Onderhoud riemen Onderhoud hydraulisch systeem De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Hydraulische vloeistof verversen Riem van wisselstroomdynamo spannen Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld.
9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. Hydraulische filters vervangen Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 78). Laat de motor lopen en kijk op de indicator; deze moet in de Groene zone staan. Als de indicator in de Rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Figuur 80 1. Hydraulische filter 3.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Onderhoud van maaidek Maai-eenheden wetten WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. Figuur 84 1. Wethendels • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait. 2. Knoppen voor de toerentalregeling van de messenkooien 6.
Stalling 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 0,83 tot 1,03 bar. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
Schema's Hydraulisch schema, model 5210 en 5410 (Rev.
Hydraulisch schema, model 5510 en 5610 (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro Producten Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.