Form No. 3375-137 Rev A Reelmaster® 5010-serie tractie-eenheid Modelnr.: 03660—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 03670—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 03680—Serienr.: 313000001 en hoger Modelnr.: 03690—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.: WAARSCHUWING Er worden in deze handleiding een aantal mogelijke gevaren en een aantal veiligheidsberichten genoemd met het volgende veiligheidssymbool (Figuur 1) dat duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Inhoud Onderhoud van het luchtfilter ..................................46 Motorolie verversen en filter vervangen .....................46 De gashendel afstellen.............................................47 Onderhoud brandstofsysteem .....................................48 Brandstof aftappen uit de brandstoftank ....................48 Brandstofleidingen en aansluitingen controleren ........................................................48 Onderhoud van de waterafscheider ..........................
Veiligheid ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie als deze is uitgerust met een achtergewicht. Zie het hoofdstuk Achtergewichten monteren in deze handleiding.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling in de • • • • • • • • • • neutraalstand zetten en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• Schakel de aandrijvingen uit, breng de maaidekken van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op.
• Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of Deze machine oefent een geluidsdruk van 86 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). werkzaamheden daaraan verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen. Dit doet u door de motor af te zetten en de maaidekken en werktuigen neer te laten op de grond. De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. • Controleer regelmatig of de brandstofleidingen goed vastzitten en slijtage vertonen.
Hand-arm Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,84 m/s2 Gemeten trillingsniveau = 0,27 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 0,77 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836.
110-8986 (aanbrengen op onderdeel. 110–8924 conform Eu-voorschriften*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine overeenkomstig de Europese Veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 110-0989 1. Waarschuwing – Lees deGebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 1. Lees de Gebruikershandleiding.
6-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Explosiegevaar – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 93-6689 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. 117–0170 1. Koplampen 6. Continu verstelbare snelheidsregeling 2. Inschakelen 7. Langzaam 3. Aftakasschakelaar 4. Uitschakelen 8. Maaidekken neerlaten 9. Maaidekken opheffen 5. Snel 10. Lees de Gebruikershandleiding.
4–8890 (Gebruiken voor model 5210 en 5410 met maaidek met messenkooi van 12,7 cm) 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Maaien en wetten 5. Maaihoogte 4. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid tractie-eenheid 117-0168 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 4 5 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen. Slanggeleider voorzijde rechts Slanggeleider voorzijde links 1 1 Maaidekken monteren. Geen onderdelen vereist – Afstelling van de gazoncompensatieveer.
2. Zet de treeplank op de gewenste hoogte en zet de beugels weer vast aan het frame met de 2 bouten en moeren. 1 3. Herhaal deze procedure bij de andere treeplank. Banden op juiste spanning brengen 3 Geen onderdelen vereist De stand van de bedieningsstang instellen Procedure De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen.
4 Maaidekken monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 1 Figuur 5 1. Gazoncompensatieveer Slanggeleider voorzijde rechts 3. Veerbuis 2. Stangbeugel Slanggeleider voorzijde links Procedure 1. Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. B. Verwijder de flensmoer waarmee de bout van de veerbuis is bevestigd aan de lip op het draagframe (Figuur 5). Verwijder het geheel. C. Monteer de bout van de veerbuis aan de andere lip op het draagframe en zet deze vast met de flensmoer.
Figuur 8 1. Slanggeleider (maaidek nr. 4 getoond) 3. Moeren 2. Stangbeugel 1 1 g019284 Figuur 9 1. Slanggeleiders (deze moeten naar het middelste maaidek zijn gericht) Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in de opening voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen. Anders moet de R-pen worden geplaatst in de opening in het uiteinde van de stang. 6. Laat alle hefarmen helemaal neer. 7.
Figuur 12 1. Lynch-pen van as van draaipunt van hefarm en ring Figuur 10 1. Borgpen B. Plaats het juk van de hefarm op de as van het draagframe (Figuur 11). C. Steek de as van de hefarm in de hefarm en zet deze vast met de ring en de lynch-pen (Figuur 12). 2. Kapje 8. Als u een voormaaidek monteert, moet u het maaidek onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 11). 10.
Belangrijk: Controleer of de slangen van de motor van de messenkooi niet zijn verdraaid, geknikt of het risico lopen te worden afgekneld. Figuur 15 3. Veerstang 2. Borgpen 4. Zeskantige moeren 2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 12,7 cm bedraagt op de Reelmaster 5210 en 5410, 5 inch maaidekken of 15,9 cm op de Reelmaster 5510 en 5610 7 inch maaidekken (Figuur 15). Figuur 14 1. Aandrijfmotor van messenkooi 1.
6 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Procedure De Reelmaster 5210/5410/5510 en 5610 tractie-eenheden voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen wordt verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie.
Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht als de machine is uitgerust met een rolbeugel met 2 stangen.
Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht als de machine bovendien is uitgerust met een kap op een rolbeugel met 2 stangen. Gewicht P/N 110-8985-03 Tractor Twee*of vierwielaandrijving Aantal gewichten Aantal gewichten Groomers, om te voldoen om te voldoen borstels voor aan ANSI-normen aan EU-normen rol, en/of manden (VS) 4 2 0 3231-6 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Ja 41 kg calciumchloride** 9 3231-34 slotbout, 104-8301 moer Onder bumper Nee 0 0 N.v.t. N.v.t.
Figuur 16 3. Moer 1. Gewicht 2. Slotbout Plaats bij de modellen met vierwielaandrijving het vereiste gewicht (zie gewichtentabel) op of onder de achterbumper zoals wordt getoond in Figuur 17. Figuur 17 1. Verdeelstuk van tractie 5. Gewicht(en) 2. Afstandsstukken 3. Bouten 4. Ringen 6. Slotbout 7. Moer • Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 17a).
Controleer of de rubberen afdichtring aan de buitenkant van de motorkap blijft. 7 5. Steek de metalen ring vanaf de binnenkant van de motorkap in de sluiting en zet deze vast met de moer. Controleer of de sluiting vastklikt in de haak in het frame als u de motorkap sluit. Gebruik het bijgeleverde sleuteltje van de motorkapsluiting om kap te openen of af te sluiten.
Figuur 22 1. Meetstaaf Figuur 21 1. Kettingbeugel 3. Kick-standaard van maaidek 2. Stelschroef voor maaihoogte 2. Borgpen 3. Moer 9 Meetstaaf gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Meetstaaf Procedure Gebruik de meetstaaf om het maaidek af te stellen. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de maaidekken voor de afstelling van het maaidek (Figuur 22). 24 4. Openingen voor het instellen van de Groomer HOG 5.
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 25) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op Snel staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
Pedaal voor stuurverstelling Koelvloeistoftemperatuurmeter van de motor Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het pedaal (Figuur 25) intrappen, de stuurkolom naar u toe trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is en daarna uw voet van het pedaal halen. Bij normale gebruiksomstandigheden moet de temperatuurmeter (Figuur 26) in het groene gebied blijven. Controleer het koelsysteem als de meter in het gele of rode gebied komt.
Figuur 27 Figuur 29 1. Wethendels 2. Toerentalregeling van messenkooien 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Urenteller Brandstofmeter De urenteller (Figuur 28) geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. De brandstofmeter (Figuur 30) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Figuur 28 1. Urenteller Figuur 30 1. Dop van brandstoftank Indicator Verstopping in hydraulische filter 2.
Aansluitpunt Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten (Figuur 32). Figuur 31 Figuur 32 1. Schakelaar van koplampen 1. Aansluitpunt Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Motoroliepeil controleren Figuur 33 1.
6. Plaats de vuldop en sluit de kap. 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. 3. Plaats de dop van de expansietank terug. Het koelsysteem controleren Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem in Onderhoud koelsysteem (bladz. 51).
• De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van GEVAAR tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in containers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier. 4. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. 5. Draai de tankdop daarna stevig vast. Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is.
Figuur 38 1. Dop van hydraulische tank 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil mag niet meer dan 6 mm van de markering op de peilstok staan. Niet te vol vullen. 5. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat het peil de vol-markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Het brandstofsysteem ontluchten U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz.
Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig. 2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden. 3.
Figuur 42 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi—Maaien en wetten 5. Messenkooi—Maaihoogte 4. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 6.
Draaihoogte van hefarm afstellen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. De schakelaar van de hefarm bevindt zich onder de hydraulische tank achter de hefarm rechts voor (Figuur 44). 3. Draai de bevestigingsschroeven van de schakelaar los (Figuur 44) en zet de schakelaar lager om de draaihoogte van de hefarm te verhogen of hoger om de draaihoogte te verlagen.
Bevestigingspunten op de bedieningsarm (Figuur 49). Als het elektronische besturingssysteem correct functioneert en het contactsleuteltje in de stand Aan staat, zal het diagnoselampje van het besturingssysteem 3 seconden branden en daarna doven om aan te geven dat het lampje naar behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt.
Display van Diagnostische ACE De machine is uitgerust met een elektronisch besturingssysteem dat de meeste functies van de machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
trap het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de juiste LED op de Diagnostische ACE gaat knipperen als de corresponderende schakelaar wordt gesloten. Herhaal deze procedure bij elke schakelaar die met de hand van de open in de gesloten stand kan worden gezet. 9. Als de schakelaar wordt gesloten zonder dat de bijbehorende LED gaat branden, moet u alle kabels en aansluitingen naar de schakelaar controleren en/of de schakelaar doormeten met een weerstandsmeter.
machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Maaien Start de motor en zet de gashendel op Snel. Zet de activerings/blokkeringsschakelaar op Activeren en gebruik de maai-/hefhendel om de maaidekken omhoog en omlaag te brengen (de voormaaidekken zijn zo ingesteld dat zij eerder naar beneden komen dan de achtermaaidekken). Om vooruit te rijden en het gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Onderhoudsschema Figuur 52 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Smering Lagers en lagerbussen smeren Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren met nr.
• As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 56) Figuur 56 Figuur 59 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 57) • Rempedaal (1) (Figuur 60) G011615 Figuur 60 Figuur 57 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 58) Figuur 58 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 59) 45
Onderhoud motor Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 64). Figuur 65 1. Draaipunt van gaskabel 2. Hefboomarm van injectiepomp 3. Regelschroef voor stationair toerental 4. Klem van gaskabel 3. Houd hefboomarm van de injectiepomp tegen de regelschroef voor het stationair toerental (Figuur 65). 4. Trek de gaskabel strak en zet de klem van de gaskabel vast.
Onderhoud brandstofsysteem 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Onderhoud van de accu Figuur 67 WAARSCHUWING 1. Brandstofinjectors CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Zekeringen Onderhoud aandrijfsysteem Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem. De zekeringhouder (Figuur 68) bevindt zich achter het inspectieluik op de bedieningsarm. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond. 2.
Onderhoud koelsysteem 4. Start de motor en draai de zeskantige moer van de afstelnok in beide richtingen totdat de wielen ophouden met draaien. Vuil verwijderen uit het koelsysteem 5. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen. 6. Zet de motor af. Haal de kriksteunen weg en laat de machine neer op de grond. Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 7.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de trommels heen en weer te bewegen om te controleren of deze voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen. 1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast.
Onderhoud riemen De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Riem van wisselstroomdynamo spannen 1. Open de motorkap. 2. Controleer de spanning van de riem door deze (Figuur 77) midden tussen poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg. Figuur 76 1. Remkabels 3. Pal van parkeerrem 2. Schroeven (2) 4. Remvergrendeling 2.
Onderhoud hydraulisch systeem 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. Hydraulische vloeistof verversen Hydraulische filters vervangen Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 79). Laat de motor lopen op bedrijfstemperatuur en kijk op de indicator. Deze moet in de groene zone staan.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Onderhoud van maaidek Maaidekken wetten WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait. Figuur 83 1.
Opmerking: Aanvullende instructies en procedures met betrekking tot wetten kunt u vinden in de handleiding Slijpen van TORO-maaimachine met messenkooien en roterende messen, documentnr. 80-300SL. Opmerking: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van de snijplaat bijvijlen als u klaar bent met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. Figuur 85 1. Wethendels 2. Knoppen voor de toerentalregeling van de messenkooien 6.
Stalling 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
Schema's Hydraulisch schema, model 5210 en 5410 (Rev.
Hydraulisch schema, model 5510 en 5610 (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 62
Opmerkingen: 63
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.