Form No. 3377-484 Rev A Reelmaster® 5610 tractie-eenheid Modelnr.: 03691—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. van het product te vermelden. Het model- en serienummer bevinden zich op een plaatje dat zich links op het frame onder de voetsteun bevindt. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. WAARSCHUWING Modelnr.: CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Serienr.
Onderhoud van maaidek .............................................53 Maaidekken wetten .................................................53 Stalling ........................................................................55 De tractie-eenheid gebruiksklaar maken.....................55 De motor gebruiksklaar maken.................................55 Schema's ......................................................................56 Het koelsysteem controleren....................................
Veiligheid ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie als deze is uitgerust met een achtergewicht. Zie 6 Achtergewichten monteren (bladz. 18). ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling in de • • • • • • • • • • neutraalstand zetten en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• Schakel de aandrijvingen uit, breng de maaidekken van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op.
• Voordat u het hydraulische systeem loskoppelt of Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 werkzaamheden daaraan verricht, moet u alle druk in het systeem opheffen. Dit doet u door de motor af te zetten en de maaidekken en werktuigen neer te laten op de grond. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. • Controleer regelmatig of de brandstofleidingen goed vastzitten en slijtage vertonen. Indien nodig moet u ze vastzetten of repareren.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 108-5278 1. Lees de Gebruikershandleiding. 106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7272 1.
110-8921 110-8924 1. Waarschuwing - Lees deGebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3. Snel 3. Waarschuwing - Parkeer nooit op een helling; stel de parkeerrem in werking, breng de maaidekken omlaag, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
7-0168 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 4 5 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen. Slanggeleider voorzijde (rechts) Slanggeleider voorzijde (links) 1 1 Monteer de maaidekken. Geen onderdelen vereist – Afstelling van de gazoncompensatieveer.
2. Zet de treeplank op de gewenste hoogte en zet de beugels weer vast aan het frame met de 2 bouten en moeren. 1 3. Herhaal deze procedure bij de andere treeplank. Banden op juiste spanning brengen 3 Geen onderdelen vereist De stand van de bedieningsstang instellen Procedure De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen.
4 Maaidekken monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 1 Figuur 5 Slanggeleider voorzijde (rechts) 1. Gazoncompensatieveer Slanggeleider voorzijde (links) 2. Stangbeugel Procedure 1. Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. 2. Verwijder de transportbeugels en gooi deze weg. 3. Veerbuis B. Verwijder de flensmoer waarmee de bout van de veerbuis is bevestigd aan de lip op het draagframe (Figuur 5) en verwijder het geheel. C.
Figuur 8 1. Slanggeleider (maaidek nr. 4 getoond) 3. Moeren 2. Stangbeugel 1 1 g019284 Figuur 9 1. Slanggeleider (de slanggeleiders moeten naar het middelste maaidek zijn gericht) Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in het gat voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen. Anders moet de R-pen worden geplaatst in de opening in het uiteinde van de stang. 6. Laat alle hefarmen helemaal neer. 7.
Figuur 12 1. Lynch-pen van as van draaipunt van hefarm en ring Figuur 10 1. Borgpen B. Plaats het juk van de hefarm op de as van het draagframe (Figuur 11). C. Steek de as van de hefarm in de hefarm en zet deze vast met de ring en de lynch-pen (Figuur 12). 2. Kapje 8. Als u een voormaaidek monteert, moet u het maaidek onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 11). 10.
Figuur 15 1. Gazoncompensatieveer 3. Veerstang 2. R-pen 4. Zeskantige moeren Figuur 14 1. Aandrijfmotor van messenkooi 2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt (Figuur 15). 2. Montagebouten Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 1,3 cm langer zijn. De machine zal het grondoppervlak iets minder goed volgen. 16.
6 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (formaat is afhankelijk van de configuratie) Procedure De machine voldoet aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen worden verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabel om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie. U kunt onderdelen bestellen bij een erkende Toro-dealer.
• Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 16a). • Plaats het vereiste gewicht op en/of onder de achterbumper • Monteer het gewicht (of de gewichten) en het verdeelstuk van de tractie aan de bumper met de 3 bouten, ringen en afstandsstukken die u eerder hebt verwijderd (Figuur 16b). Opmerking: Gebruik de afstandsstukken niet als u meer dan twee gewichten onder de bumper monteert (Figuur 16c).
9 Meetstaaf gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Meetstaaf Procedure Gebruik de meetstaaf om het maaidek af te stellen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek voor de afstelprocedures (Figuur 21). Figuur 19 1. Kick-standaard van maaidek Bevestig de kick-standaard aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 20). Figuur 21 1. Hoogtelat 4. Openingen om de maaihoogte van de groomer in te stellen 2. Stelschroef voor maaihoogte 5. Ongebruikte opening 3. Moer Figuur 20 1.
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 24) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op Snel staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
Pedaal voor stuurverstelling Koelvloeistoftemperatuurmeter van de motor Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het pedaal (Figuur 24) intrappen, de stuurkolom naar u toe trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is en daarna uw voet van het pedaal halen. Bij normale gebruiksomstandigheden moet de temperatuurmeter (Figuur 25) in het groene gebied blijven. Controleer het koelsysteem als de meter in het gele of rode gebied komt.
Figuur 26 Figuur 28 1. Wethendels 2. Toerentalregeling van messenkooien 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Urenteller Brandstofmeter De urenteller (Figuur 27) geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. De brandstofmeter (Figuur 29) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Figuur 27 1. Urenteller Figuur 29 1. Dop van brandstoftank Indicator Verstopping in hydraulische filter 2.
Nettogewicht Motor 903 kg Kubota 44,2 pk (Turbo) Inhoud brandstoftank 51 liter Transportsnelheid 0-16 km per uur Maaisnelheid 0-13 km per uur Werktuigen/accessoires Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of verdeler of bezoek www.Toro.com voor een lijst van alle goedgekeurde werktuigen en accessoires. Figuur 30 1.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Motoroliepeil controleren Figuur 32 1.
3. Plaats de dop van de expansietank terug. 6. Plaats de vuldop en sluit de kap. Het koelsysteem controleren Brandstof bijvullen Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zie Vuil verwijderen uit het koelsysteem (bladz. 48) in Onderhoud koelsysteem (bladz. 48). Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag (<15 ppm) zwavelgehalte.
• Nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel bestaat GEVAAR een tijdlang de kans dat een brandstoffilter verstopt raakt. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in containers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier. 4. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. 5. Draai de tankdop daarna stevig vast. Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is.
Figuur 37 1. Dop van hydraulische tank. 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder hem daarna en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil dient binnen van de markering op de peilstok te staan. Vul de hydraulische tank niet te vol. 5. Als het peil te laag is, vult u genoeg vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Het brandstofsysteem ontluchten U moet het brandstofsysteem ontluchten voordat u de motor start, indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: • U start een nieuwe motor voor het eerst. • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz.
Opmerking: Het toerental van de messenkooien kan worden verhoogd of verlaagd om te compenseren voor de veranderingen in de gazonomstandigheden. Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig. 4. Laat de motor op een laag stationair toerental lopen totdat deze is opgewarmd. Motor afzetten 1.
Figuur 40 1. Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien 2. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 3. Messenkooi—Maaien en wetten 5. Messenkooi—Maaihoogte 4. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 6.
Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, zal de transmissie oververhit raken. Opkrikpunten WAARSCHUWING Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op kriksteunen. • Gebruik nooit een hydraulische krik. Figuur 42 1. Schakelaar 3. Stelbeugel van schakelaar 2. Bevestigingsmoer van schakelaar 4.
afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen en wordt automatisch opnieuw ingesteld als het sleuteltje naar de stand Uit wordt gedraaid. Figuur 45 1. Voorste bevestigingspunt • Achter – Beide zijden van het achterframe van de machine (Figuur 46). Figuur 47 1.
Het diagnostische ACE-display gebruiken De machine is uitgerust met een elektronisch besturingssysteem dat de meeste functies van de machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (o.a. de stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
gezet die nodig is om deze functie in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct functioneert. Als de output-LEDs branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren. trap het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de juiste LED op de Diagnostische ACE gaat knipperen als de corresponderende schakelaar wordt gesloten.
machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Maaien Start de motor en zet de gashendel op Snel. Zet de activerings/blokkeringsschakelaar op Activeren en gebruik de maai-/hefhendel om de maaidekken omhoog en omlaag te brengen (de voormaaidekken zijn zo ingesteld dat zij eerder naar beneden komen dan de achtermaaidekken). Om vooruit te rijden en het gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 Belangrijk: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsschema Figuur 50 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Trekstang van achteras (2) (Figuur 55) Figuur 51 • Cilinders van hefarmen van maaidek (2 elk) (Figuur 52) Figuur 55 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 56) Figuur 52 • Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 52) • Draagframe van maaidek en draaipunt (2 elk) (Figuur 53) Figuur 56 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 57) Figuur 53 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 54) Figuur 57 • Rempedaal (1) (Figuur 58) Figuur 54 41
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang deze in geval van beschadiging. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. G011615 Figuur 58 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 59) dit aangeeft.
de buitenkant van het filter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er vuil in de inlaat terechtkomt als het filter wordt verwijderd. 3. Verwijder en vervang het filter (Figuur 60). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.
De gashendel afstellen Onderhoud brandstofsysteem 1. Zet de gashendel naar voren zodat deze ongeveer 3,2 mm van de voorkant van de sleuf in de bedieningsarm zit. GEVAAR 2. Maak de klem van de gaskabel op de gaskabel los. Deze zit naast de hefboomarm van de injectiepomp (Figuur 63). In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Figuur 64 1. Filterbus van waterafscheider Figuur 65 1. Brandstofinjectors 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 2. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op Uit wanneer u een ononderbroken straal brandstof ziet. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 3. Draai de leidingconnector goed vast. 6.
Onderhoud elektrisch systeem stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand Houd gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen. De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt.
Onderhoud koelsysteem 5. Herhaal deze procedure als dit nodig is. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 3.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de trommels heen en weer te bewegen om te controleren of deze voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen. 1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast.
Parkeerrem afstellen Onderhoud riemen Als u de parkeerrem niet kunt inschakelen, moet u de pal van de parkeerrem afstellen. De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. 1. Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de parkeerrem is bevestigd aan het frame (Figuur 74). Riem van wisselstroomdynamo spannen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1.
Onderhoud hydraulisch systeem 8. Zet de motor af. 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Niet te vol vullen. Hydraulische vloeistof verversen Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Om de 2 jaar Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 77).
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Onderhoud van maaidek Gebruik de testpoorten op het verdeelstuk voor het maaien (Figuur 81) om problemen met het circuit voor het maaien te verhelpen. Maaidekken wetten WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. • Probeer de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken terwijl de motor draait.
Opmerking: Aanvullende instructies en procedures met betrekking tot wetten kunt u vinden in de handleiding Slijpen van TORO-maaimachine met messenkooien en roterende messen, documentnr. 80-300SL. Opmerking: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van de snijplaat bijvijlen als u klaar bent met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. Figuur 83 1. Wethendels 2. Knoppen voor de toerentalregeling van de messenkooien 6.
Stalling 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 58
Opmerkingen: 59
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.