Form No. 3368-992 Rev D Reelmaster® 7000-D tractie-eenheid met vierwielaandrijving Modelnr.: 03708—Serienr.: 311000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.
De machine duwen of slepen .............................. 33 Opkrikpunten .................................................... 34 Bevestigingspunten ............................................ 34 Werking van het diagnoselampje ......................... 34 Display van Diagnostische ACE.......................... 35 De interlockschakelaars controleren.................... 35 Gebruikseigenschappen ..................................... 36 Motorkoelventilatieschakelaar.............................
Veiligheid Maaidekken wetten............................................. 56 Reiniging ................................................................ 58 Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven.................................. 58 Stalling ....................................................................... 58 Motor................................................................. 58 Tractie-eenheid................................................... 58 Schema's ..................................
De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. ◊ onvoldoende grip van de wielen, ◊ onjuist gebruik van de rem, • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.
Onderhoud en opslag motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. • Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. • Voordat u de bestuurdersplaats verlaat: – machine laten stoppen op een horizontaal oppervlak; • Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte; doe dit niet in de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. – Rij niet te dicht langs bunkers, greppels, sloten, dijken of andere gevaarlijke punten.
• • • • • • Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,3 m/s2 hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen en letsel te veroorzaken. Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 117–2385 117-4763 1. Om de parkeerrem in te schakelen, moet u de rempedalen vastzetten met de borgpen, de rempedalen intrappen en schakel het teenpedaal in. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten 2.
93-6688 1. Waarschuwing - Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 117-4765 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden - Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. 2. Geen hulpstartknoppen gebruiken 20A 117-4766 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 10A 10A 10A 10A 7.5A 7.5A 7.
106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 120-1683 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 2. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen. 3.
0-1686 Aanbrengen op onderdeelnr. 120-1683 voor CE* * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese norm voor gazonmaaiers EN 836.1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 120-1671 120-1670 1. Snelheid tractie-eenheid 2. Langzaam 3. Snel 13 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Hoeveelheid Gebruik Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend gebruikt op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften. Vergrendelbeugel van motorkap Popnagel Schroef, 1/4 x 2 inch Platte ring, 1/4 inch Borgmoer, 1/4 inch Slanggeleider voorzijde rechts Slanggeleider voorzijde links 1 2 1 2 1 1 1 Geen onderdelen vereist – Afstelling van de gazoncompensatieveer.
1 De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de EU-voorschriften Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Waarschuwingssticker Procedure Figuur 3 Op machines die dienen te voldoen aan de EU-voorschriften moet waarschuwingssticker onderdeelnr. 120–1683 worden vervangen door waarschuwingssticker onderdeelnr. 120–1686. 1. Motorkapvergrendeling 2. Verwijder de twee popnagels waarmee de motorkapvergrendeling aan de motorkap is bevestigd (Figuur 4).
1 3 2 2 1 G012631 Figuur 7 G012629 1. Bout Figuur 5 3. Arm van vergrendelbeugel 2. Moer 1. Beugel van CE-vergrendeling 2. Bout en moer 3 4. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap. 5. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap (Figuur 5). Maaidekken monteren 6. Haak de sluiting op de vergrendelbeugel van de motorkap (Figuur 6).
Figuur 10 1. Andere lip op draagframe 2. Stangbeugel D. Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de slotbouten en de moeren (Figuur 10). Op maaidek nummer 4 (links vooraan) moet u de linkerslanggeleider aan de voorzijde van de lippen op het maaidek bevestigen bij het terugplaatsen van de stangbeugel (Figuur 12). Figuur 8 1. Contragewicht 5. Alle maaidekken worden geleverd met de gazoncompensatieveer gemonteerd op de rechterkant van het maaidek.
1 2 3 G015978 4 Figuur 13 Figuur 12 1. Slanggeleider (linkerversie 3. Moeren afgebeeld) 1. Inbusschroeven 3. Draagframe 2. Tussenblok van as 4. Flensborgmoer 7. Laat alle hefarmen helemaal neer. 8. Breng een laag schoon smeermiddel aan op de as van het draagframe (Figuur 14). 2. Stangbeugel Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, moet u de R-pen in de opening voor de veerstang naast de stangbeugel plaatsen.
13. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 17). Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek. 9. Als u een voormaaidek monteert, moet u het maaidek onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 14). Zorg ervoor dat de drukring zich op zijn plaats op de as van het draagframe bevindt. 10.
4 5 Afstelling van de gazoncompensatieveer De kick-standaard van het maaidek gebruiken Geen onderdelen vereist Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Procedure De gazoncompensatieveer (Figuur 19) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. (Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart; zie Peil van de hydraulische vloeistof controleren in Bediening. 3. Controleer het motoroliepeil voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart; zie Motoroliepeil controleren in Bediening. 8 Meetstaaf gebruiken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Figuur 21 1. Kettingbeugel 3. Kick-standaard van maaidek Meetstaaf Procedure 2. Borgpen Gebruik de meetstaaf om het maaidek af te stellen.
Algemeen overzicht van de machine Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand. Pedaal voor stuurverstelling Bedieningsorganen Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het pedaal (Figuur 23) intrappen, de stuurkolom naar u toe trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is en daarna uw voet van het pedaal halen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter van de motor Bij normale gebruiksomstandigheden moet de temperatuurmeter (Figuur 25) in het groene gebied blijven. Controleer het koelsysteem als de meter in het gele of rode gebied komt. Oliedruklampje Dit lampje (Figuur 25) brandt indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Laadindicator De laadindicator (Figuur 25) licht op indien het laadcircuit van het systeem defect is.
Lichtschakelaar Zakhouder Druk op het onderste deel van de schakelaar (Figuur 25) om de lampen in te schakelen. Druk op het bovenste deel van de schakelaar om de lampen in te schakelen. Gebruik de zakhouder (Figuur 26) voor opslagdoeleinden. Urenteller Indicatielampje van gloeibougie De urenteller (Figuur 26) geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. Als dit lampje (Figuur 25) gaat branden, zijn de gloeibougies in werking.
Instelhendel bestuurdersstoel naar achteren Verplaats de hendel om de hoek van de stoel naar achteren in te stellen (Figuur 30). Gewichtsmeter De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder (Figuur 30). De hoogte wordt ingesteld door de ophanging binnen het groene gebied in te stellen. Figuur 28 1. Toerentalregeling van messenkooien Brandstofmeter De brandstofmeter (Figuur 29) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Als het olieniveau tussen de volmarkering en de bijvulmarkering ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de sluitingen van de motorkap los en open de kap (Figuur 31). Figuur 33 1. Olievuldop Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie. 5. Plaats de vuldop en de peilstok terug. 6. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. Figuur 31 1.
Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -7°C zal bijdragen aan een langere levensduur van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof. Belangrijk: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor. WAARSCHUWING Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming in de brandstoftank tot een minimum. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. GEVAAR • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
gebruiken mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties: We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was. 4. Draai het contactsleuteltje op UIT. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 5. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. 1. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de neutraalstand staat. Stel de parkeerrem in werking. De interlockschakelaars controleren 2. Zet gashendel op laag stationair. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 3.
tractiepedaal uit de neutraalstand. De motor moet afslaan. Als de motor niet afslaat, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. toerentalregeling van de messenkooien (die zich onder de bestuurdersstoel bevindt) juist is afgesteld. U stelt het toerental als volgt in: 1. Selecteer de maaihoogte waarop de maaidekken zijn ingesteld. Toerental van de messenkooien instellen 2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden.
Tegendruk van hefarmen afstellen Draaihoogte van hefarm afstellen U kunt de tegendruk op de hefarmen van het achtermaaidek afstellen om de machine aan te passen voor verschillende gazonomstandigheden en ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Werking van het diagnoselampje voor een omleiding langs de afsluitklep in het verdeelstuk van de vierwielaandrijving. Daartoe moet u een slangset (slang onderdeelnr. 95-8843, koppeling nr. 95-0985 [aantal 2] en hydraulische aansluiting nr. 340-77 [aantal 2]) aansluiten op de poort om de druk in de tractie voor de achteruit-stand te testen en de poort om de druk in de vierwielaandrijving in de achteruit-stand te testen.
Controle of de interlockschakelaars functioneren • Het lampje is doorgebrand. • Zekeringen zijn doorgebrand. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. • Het lampje werkt niet naar behoren. Controleer de elektrische aansluitingen, ingangszekeringen en het peertje van het diagnoselampje om het defect vast te stellen. Controleer of de kringloopstekker is bevestigd aan de stekker van de kabelboom. 2.
Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 7. De LED 'outputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED 'inputs getoond' oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de LED 'outputs getoond' te laten oplichten. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 7.
eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid en de maaidekken, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen en het belang van de remmen. u een hoog motortoerental, het lawaai en de trillingen. Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te zetten. Motorkoelventilatieschakelaar De motorkoelventilatieschakelaar heeft twee standen voor het regelen van de werking van de ventilator.
frontmaaidekken zijn zo ingesteld dat zij eerder naar beneden komen dan de achtermaaidekken). Om vooruit te rijden en gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen. Transport Zet de schakelaar van de vermogenaftakas op UIT en breng de maaidekken omhoog in de transportstand. Beweeg de maaisnelheidbegrenzer naar de transportstand. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet per ongeluk beschadigt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving. • Ververs de smeerolie in de achteras. • De hydraulische filters vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do.
Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Maaihoogteinstelling controleren Vet in alle smeernippels spuiten 2 Beschadigde lak bijwerken. 1. Controleer de gloeibougie en de spuitstukken van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De motorkap verwijderen De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1. Maak de motorkapvergrendelingen los (Figuur 46) en open de motorkap.
• Draaikogellagers van hefarm (1 per maaidek) (Figuur 51) • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 49) • Draagframe van maaidek (2 per maaidek) (Figuur 51) • As van hefarm van maaidek (1 per maaidek) (Figuur 51) Figuur 49 Figuur 51 1. Bovenste nippel op koppelpen • Kogelverbindingen van spoorstang (2) (Figuur 49) • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 49). De bovenste nippel op de koppelpen hoeft slechts één keer per jaar te worden gesmeerd (twee keer pompen).
Onderhoud motor droge perslucht onder lage druk (276 kPa [40 psi]) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is.
4. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 5. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht – in een stand tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. 6. Stel de indicator (Figuur 52) opnieuw in als deze rood is. Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Figuur 57 Om de 150 bedrijfsuren 1.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Om de 400 bedrijfsuren—Brandstoffilterbus vervangen. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat.
Injectors ontluchten Onderhoud elektrisch systeem Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start. De accu opladen en aansluiten 1. Draai de leidingconnector naar verstuiver nr. 1 en de houder op de injectiepomp los (Figuur 60). WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
GEVAAR WAARSCHUWING Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u deze uit de machine verwijderen en de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr.
Onderhoud aandrijfsysteem de opening van de controleplug op de achterkant van de rem staan. 3. Giet indien nodig tandwielolie in de opening in de planeetwielaandrijving totdat de olie het juiste peil heeft bereikt. Plaats de plug. Torsie van wielmoeren controleren 4. Herhaal stappen 1–3 bij het tegenover gelegen tandwielsysteem.
Figuur 69 2. Vulplug 1. Controleplug Figuur 68 1. Remkast 3. Controleplug Smeerolie in de achteras verversen 2. Aftapplug 4. Verwijder de controle- en de aftapplug uit de remkast en laat de olie in de bak lopen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 5. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de onderste plug weer in de remkast. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 6.
De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand voorzijde moet 3 mm korter zijn dan de afmeting achter de wielen (Figuur 72). De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, schakel de motor uit, zet de rijsnelheidsregelaar in het LAAG-bereik en laat de maaidekken neer op de grond. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking. 2.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor, de oliekoeler en de radiator. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Ontgrendel en draai het achterscherm open (Figuur 74). Verwijder grondig al het vuil dat zich op het scherm bevindt. Figuur 75 Opmerking: Om het scherm te verwijderen, moet u de scharnierpennen verwijderen. 1. Vergrendelingen van oliekoeler 3.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Controleer de conditie en de spanning van de riemen (Figuur 78) om de 100 bedrijfsuren. 1.
Onderhoud hydraulisch systeem Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figuur 79 en Figuur 80).
Onderhoud van maaidek 4. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat: draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. Maaidekken wetten 5. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages. WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
7. Breng de wetpasta aan met de borstel met de lange steel. Gebruik nooit een borstel met een korte steel. met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. Figuur 81 1. Voorste wethendel 2. Achterste wethendel 8. Als de messenkooien vast komen te zitten of onregelmatig worden tijdens het wetten, verhoogt u gasinstelling tot de messenkooi gestabiliseerd wordt. 9.
Reiniging Stalling Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven Motor 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul het oliecarter met 9,5 liter motorolie, type SAE 15W-40 CH-4, CI-4 of hoger. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af. 6. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. 7.
kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema-blad 1 (Rev.
Elektrisch schema-blad 2 (Rev.
Opmerkingen: 63
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.