Form No. 3418-266 Rev A Reelmaster® 7000-D tractie-eenheid met vierwielaandrijving Modelnr.: 03780—Serienr.: 401370001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. naar www.Toro.com voor meer informatie over veilige bediening, inclusief veiligheidstips en trainingsmaterialen. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden.
Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden ........................................... 56 De motorkap verwijderen.................................. 56 Smering ............................................................... 57 Lagers en lagerbussen smeren......................... 57 Onderhoud motor ................................................ 58 Veiligheid van de motor..................................... 58 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 58 Motorolie verversen .......
Veiligheid Maai-eenheden wetten ..................................... 77 Stalling .................................................................... 78 De tractie-eenheid gebruiksklaar maken........... 78 De motor gebruiksklaar maken ......................... 78 Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN ISO-norm 5395:2013 (als de juiste stickers worden aangebracht) en B71.4-2017 van het ANSI (American National Standards Institute).
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal117-4765 117-4765 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen starthulpmiddelen gebruiken. decal117-4763 117-4763 1. Om de parkeerrem in te schakelen, moet u de rempedalen vastzetten met de vergrendelpen, de rempedalen intrappen en het pedaal inschakelen. 2.
decal98-4387 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. decal93-6688 93-6688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden – Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen. decal125-8754 125-8754 decal110-9642 110-9642 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal125-4605 125-4605 decal112-5019 112-5019 1. Aandrijving stoel, 10 A 6. Geleverd vermogen, 10 A 2. 7. Bedieningspaneel, 2 A Werkverlichting, 10 A 3. Motor, 10 A 8. Geleverd vermogen, 7,5 A 4. Aansteker, 10 A 9. Bedieningspaneel, 2 A 5. InfoCenter, 2 A 10. Motor voorgloeien, 60 A decal93-6681 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. decal130-1651 130-1651 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het onderhoud van de machine 8 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
decal120-1683 120-1683 4. Waarschuwing – Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. machine gaat slepen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 3.
decal138-1186 138-1186 (Aanbrengen op onderdeelnr. 120-1683 voor CE) Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De steunrollen instellen. Waarschuwingssticker 1 De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de CE-eisten.
1 2 De steunrollen instellen De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de CE-eisten Geen onderdelen vereist Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: Afhankelijk van de breedte van de maai-eenheden die u op de tractie-eenheid wilt monteren, dient u de steunrollen als volgt af te stellen: 1 Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
g012629 Figuur 6 1. Beugel van CE-vergrendeling 2. Bout en moer g200373 Figuur 4 1. Motorkapvergrendeling 2. Verwijder de 2 popnagels waarmee de motorkapvergrendeling aan de motorkap is bevestigd (Figuur 5). 5. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap. 6. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap (Figuur 6). 7. Haak de sluiting op de vergrendelbeugel van de motorkap (Figuur 7). g012630 Figuur 7 g012628 Figuur 5 1.
g012631 Figuur 8 1. Bout 3. Arm van de vergrendelbeugel 2. Moer 9. De bout stevig aandraaien, maar de moer niet. g003320 Figuur 9 4 1. Contragewicht 6. De maai-eenheden monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Slanggeleider voorzijde (rechts) 1 Slanggeleider voorzijde (links) Alle maaidekken worden geleverd met de gazoncompensatieveer gemonteerd op de rechterkant van het maaidek.
g003967 Figuur 11 1. Andere lip op draagframe E. g031275 Figuur 12 2. Stangbeugel 1. 2. 3. 4. Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de slotbouten en de moeren (Figuur 11). Op maaidek nummer moet u de linkerslanggeleider aan de voorzijde van de lippen op het maaidek bevestigen bij het terugplaatsen van de stangbeugel (Figuur 13). Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid 1 2 3 4 5. Maai-eenheid 5 6. Messenkooimotor 7.
Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat de R-pen is gemonteerd in het gat van de veerstang, naast de stangbeugel. Anders moet de R-pen worden geplaatst in de opening in het uiteinde van de stang. 7. Vergroot de stuuruitslag van de achterste maaidekken door de 2 afstandsstukken, inbusbouten, en flensborgmoeren (Figuur 15) te verwijderen van de draagframes van de achterste maaidekken (maaidekken 2 en 3); zie Figuur 12. g015976 Figuur 16 1.
g003948 Figuur 19 1. Ketting van hefarm g015977 Figuur 17 3. Borgpen 2. Kettingbeugel 1. Borgpen 13. 15. Opmerking: Bij het maaien op schuine oppervlakken wordt een vast stuurbereik aanbevolen. Smeer schoon vet op de sleufas van de motor van de messenkooi. 16. Ga als volgt te werk bij de montage van de achtermaaidekken als de maaihoogte hoger dan 19 mm is. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 17.
maaihoogte of de agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt. 5 6 De gazoncompensatieveer afstellen De kickstandaard van het maaidek gebruiken Geen onderdelen vereist Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: De gazoncompensatieveer (Figuur 21) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
8 Vloeistofniveaus controleren Geen onderdelen vereist Procedure g004144 1. Controleer het peil van het smeermiddel van de achteras voordat de motor voor het eerst wordt gestart, zie Het oliepeil van de achteras controleren (bladz. 69). 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 30). 3.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Rempedalen De 2 pedalen (Figuur 25) bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen. Pedaalvergrendeling g004552 Figuur 24 1. Hoogtelat 4. Gaten gebruikt voor het instellen van de hoogte van de groomer (HOG) 2. Stelschroef voor maaihoogte 5. Ongebruikt gat Om de pedaalvergrendeling in werking te stellen (Figuur 25), koppelt u de pedalen met de borgpen.
messenkooien starten en tot stilstand brengen als de messenkooien in de maaistand zijn gezet. De maaidekken kunnen niet worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
Aansluitpunt U kunt het aansluitpunt (Figuur 28) gebruiken voor de stroomvoorziening van optionele elektrische accessoires van 12 V. g015076 Figuur 29 1. Voorste wethendel g010239 Figuur 28 1. Aansluitpunt 3. Zakhouder 2. Ventilator met achteruitstand 4. Urenteller Zakhouder Gebruik de zakhouder (Figuur 28) voor opslagdoeleinden. Wethendels Gebruik de wethendels om de messenkooien te wetten (Figuur 29). 22 2.
De stoel instellen. Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken Instelhendel lengterichting Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 31). InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm. U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen het welkomstscherm en het hoofdscherm door een willekeurige welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de richtingspijl te drukken.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Onderhoud Menu-optie Beschrijving Hours Het totale aantal bedrijfsuren van de machine, motor en aftakas, alsook het aantal uren dat de machine getransporteerd is geweest en de tijd tot het volgende onderhoudsinterval De hydraulische vloeistof te heet Counts Een overzicht van talrijke tellingen die de machine heeft uitgevoerd Melding opstapeling van as in DPF. Raadpleeg voor meer informatie Asopbouw in het DPF (bladz.
Auto stationair Toegang tot de beveiligde menu's Bepaalt hoeveel tijd er verstrijkt voordat de machine bij stationair draaien naar laag stationair schakelt Aantal messen Bepaalt het aantal messen van de messenkooi voor het messenkooitoerental Maaisnelheid Regelt de rijsnelheid om het messenkooitoerental te bepalen Maaihoogte Regelt de maaihoogte om het messenkooitoerental te bepalen V messenkooi tpm De berekende toerentalstand van de voorste messenkooien.
De maaihoogte (HOC) instellen is ingevoerd en druk dan nogmaals op de rechterknop. 4. Druk op de middelste knop om de PIN-code in te voeren (Figuur 33D). Wacht tot het rode controlelampje van het InfoCenter oplicht. 1. Scroll in het instellingenmenu naar beneden tot u de functie HOC ziet 2. Druk op de rechterknop om HOC te selecteren. 3. Gebruik de middelste en de rechterknop om de gewenste maaihoogte-instelling te kiezen.
Wielbasis 171 cm Nettogewicht (zonder maaidekken en vloeistoffen) 1574 kg Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Werktuigen/accessoires Een selectie van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met een erkende servicedealer of distributeur of bezoek www.Toro.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. Opmerking: Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt.
VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen. g200372 Figuur 34 1. Dop van brandstoftank 4. Vul de tank tot de brandstof de onderkant van de vulnek bereikt. 5. Draai de tankdop na het vullen stevig vast.
noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De luchtdruk in de banden moet tussen 0,83 en 1,03 bar zijn. Controleer de bandenspanning elke dag. • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
• Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in • De rolbeugel is een integrale veiligheidsvoor- de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterhindernissen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone. ziening.
nog eens 15 seconden wachten en de startprocedure herhalen. Als de temperatuur beneden -7 °C is, kunt u de startmotor 30 seconden laten draaien. Daarna moet u de startmotor 60 seconden afzetten voordat u een tweede startpoging onderneemt. VOORZICHTIG Aanraking van bewegende delen kan leiden tot letsels. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen en andere defecten. De motor afzetten 1.
Roetopbouw in het DPF via het InfoCenter op de hoogte wanneer herstel generatie bezig is. • Na verloop van tijd wordt roet opgestapeld in het • Wacht tot de herstel regeneratie afgelopen is roetfilter van het dieselpartikelfilter. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. voordat u de motor uitschakelt. Hou bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw Niveau Niveau 1: Motorwaarschuwing Foutcode Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 61) Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50%.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 43). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 44). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 48). g224394 Figuur 50 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 51) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 48 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 55). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 52) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 55 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 42) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 42).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 63). g224402 g224407 g224629 Figuur 61 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 62). g227679 Figuur 63 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 65). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 65 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 66). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren InfoCenter (Figuur 68). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 70). g224392 Figuur 68 Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid g227305 kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 68). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten.
De draaistand van de hefarm instellen Tegendruk van de hefarm afstellen 1. U kunt de tegendruk op de hefarmen van het achtermaaidek afstellen om de machine aan te passen voor verschillende gazonomstandigheden en ervoor te zorgen dat de maaihoogte constant blijft in zware omstandigheden of op terrein waar een viltlaag is ontstaan. 2. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
2. Ondersteun het gewicht van het bovengeraamte van de rolbeugel terwijl u de borgpennen en de gaffelpennen uit de scharnierhouders verwijdert (Figuur 74). WAARSCHUWING Zorg er bij het in- en uitvouwen van de rolbeugel voor dat uw vingers niet gekneld raken tussen de machine en de rolbeugel. Wees voorzichtig bij het in- en uitvouwen van de rolbeugel om te voorkomen dat uw vingers gekneld raken tussen het vaste en het scharnierende gedeelte van de constructie.
De machine duwen of slepen Om de controleren of de interlockschakelaars functioneren, moet u de volgende procedure uitvoeren: 1. Rij de machine langzaam naar een ruim, tamelijk open terrein. 2. Laat de maai-eenheden zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het tractiepedaal in. 4. Probeer de motor te starten.
langzaam verplaatsen zonder schade aan de transmissie. Let op de stand van de klep als u deze opent en sluit. g033131 Figuur 75 1. Achterste tractieverdeelstuk (achter het linker voorwiel) 2. g009703 2. Ongemerkte poort Figuur 77 1. Omloopklep Sluit een hydraulische slang aan tussen de diagnosefitting in het achterste tractieverdeelstuk en de druktestpoort voor tractie-achteruit (Figuur 76). Opmerking: Gebruik de geschikte hydraulische fittingen en koppelingen om de slang aan te sluiten. 4.
3. Gebruikseigenschappen Draai de omloopklep 90° (¼ slag) terug voordat u de motor te start. Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid en de maaidekken, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen en het belang van de remmen.
en trillingen. Draai het sleuteltje op UIT om de motor af te zetten. Tips voor bediening en gebruik Vertrouwd raken met de machine Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine. De motor starten en uitschakelen. Rij de machine vooruit en achteruit. Laat de maai-eenheden neer en hef ze op en schakel de messenkooien in en uit. Als u zich vertrouwd voelt met de machine, moet u zich oefenen in het helling opwaarts en afwaarts rijden bij verschillende snelheden.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • De wielmoeren aandraaien. • Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen. • Vervangen van de olie van de achteras. • Vervang de hydraulische filters. • • • • • • • • Controleer het koelsysteem. De bandenspanning controleren.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Peil van de motorolie en brandstof controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Onderhoudsindicator van het luchtfilter controleren. Radiateur, oliekoeler en scherm controleren op vuil.
Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Maaihoogteinstelling controleren. Vet in alle smeernippels spuiten.2 Beschadigde lak bijwerken. 1. Controleer de gloeibougie en de spuitstukken van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2.
Onderhoudsschema decal130-1651 Figuur 79 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g200373 Figuur 80 – Zet de gashendel op stationair – laag. 1. Motorkapvergrendeling (2) – Schakel de maai-eenheden uit. – Breng de maai-eenheden omlaag. 2. – Zorg dat de tractie in neutraal staat. – Stel de parkeerrem in werking.
Smering • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 83) Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. De smeerpunten en de hoeveelheden zijn: • Lagers van draaipunt van remas (5) (Figuur 81) g009706 Figuur 83 1.
Onderhoud motor • Draaikogellagers van hefarm (1 per maaidek) (Figuur 85) • Draagframe van maaidek (2 per maaidek) (Figuur Veiligheid van de motor 85) • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil • As van hefarm van maaidek (1 per maaidek) controleert of het carter bijvult met olie. Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Belangrijk: Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen (Figuur 89). Plaats steeds een nieuw veiligheidsfilter als het voorfilter 3 onderhoudsbeurten heeft gehad. g011503 Figuur 87 1. Indicatielampje voor onderhoud 2. Sluiting 3. Kap g011505 Figuur 89 1. Veiligheidsfilter 3. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. 4.
Het motoroliepeil controleren en vult u bij met olie totdat het oliepeil de vol-markering bereikt. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Belangrijk: Giet niet te veel olie in de motor. Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie.
g214715 g213864 g213863 Figuur 93 g008807 Figuur 92 1. Oliefilter 5. 1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF. 2. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor vervangingsonderdelen of onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter. 3.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 95). Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur.
WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 6. Bevestig de pluskabel (rood) aan de klem van pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) aan de klem van minpool (-) van de accu (Figuur 97). g200376 Figuur 96 1. Bedieningspaneel 2.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 4. Spoel de accubehuizing met schoon water. 5. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem g225611 Figuur 101 Torsie van wielmoeren controleren g200376 Figuur 99 1. Bedieningspaneel Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 2. Vergrendeling Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
Aanbevolen smeermiddel: hoogwaardige SAE 85W-140 transmissieolie bewegen wanneer u ze in een richting parallel met de as duwt of trekt). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat de maai-eenheden zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Blokkeer de achterwielen en hef de voorzijde van de machine op; laat de vooras/het frame op assteunen rusten. 1.
5. 6. Plaats de plug(en). Herhaal stappen 1 tot en met 5 voor het planeetwiel aan de andere kant van de machine. 5. Monteer de aftapplug in de aftapopening van de planeetwielkast (Figuur 105). 6. Plaats een opvangbak onder de remkast, verwijder de aftapplug en laat al de olie in de bak lopen (Figuur 106). Oliepeil van de planeetwielaandrijving verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Verwijder de controleplug van één uiteinde van de as (Figuur 109) en controleer of de olie tot aan de onderkant van de opening komt. Indien het peil te laag staat, verwijdert u de vulplug (Figuur 109) en vult u voldoende olie bij totdat het peil de onderkant van de openingen van de controleplug bereikt. g225610 Figuur 107 1.
3. Verwijder de controlepluggen voor het oliepeil en de ontluchtingsdop op de hoofdas zodat de olie gemakkelijk kan weglopen. 4. Verwijder de aftappluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen. 5. Plaats de pluggen. 6. Verwijder en controleplug en vuil de as met ongeveer 2,37 liter 85W-140 tandwielkastolie, of totdat de olie de onderkant van het gat bereikt. 7. Plaats de controleplug terug.
Toespoor achterwielen controleren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. 2. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
Onderhoud koelsysteem 3. Verwijder grondig al het vuil dat zich op het scherm bevindt. Opmerking: Om het scherm te verwijderen, moet u de scharnierpennen verwijderen. Veiligheid van het koelsysteem 4. • Motorkoelvloeistof inslikken kan lichamelijk letsel of dodelijk letsel veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
Onderhoud riemen Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer de wisselstroomdynamo dan 13 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal aflegt als het wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1.
Onderhoud hydraulisch systeem gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
2. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 119). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Til de motorkap op. 3. Maak de terugvoerleiding van de bak los van de bodem van het hydraulische reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een opvangbak lopen. 4. Plaats de leiding weer terug als er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten komt.
6. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figuur 120 en Figuur 121). Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat: draai het filter vervolgens nog eens een ½ slag. 7. Smeer de nieuwe filterpakking en vul het filter met hydraulische vloeistof. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. 8. Zet de motor af en controleer op lekkages. 2.
Onderhoud van maaidek 5. Veiligheid van het maaidek Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen. GEVAAR Wanneer u het toerental van de motor tijdens het wetten verandert, kunnen de messenkooien tot stilstand komen. • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten. • Wet de messenkooien uitsluitend als de motor laag stationair loopt.
10. verhoogt u gasinstelling tot de messenkooi gestabiliseerd wordt. Stalling Afstellen van de maaidekken tijdens het wetten: schakel de messenkooien uit door op de achterkant van de hefschakelaar te drukken, zet de aftakasschakelaar op UIT, en schakel de motor uit. Na de afstelling herhaalt u alle stappen5 tot en met 9. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 11. Herhaal de procedure bij alle maaidekken die u wilt wetten. 12.
7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.