Form No. 3399-101 Rev B Reelmaster® 7000-D tractie-eenheid met vierwielaandrijving Modelnr.: 03780—Serienr.: 316000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Neem rechtstreeks contact op met Toro via www.toro.com voor trainingsmaterialen over productveiligheid en -bediening, informatie over accessoires, om een verdeler te zoeken of om uw product rechtstreeks te registreren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 54 De motorkap verwijderen.................................. 54 Smering ............................................................... 55 Lagers en lagerbussen smeren......................... 55 Onderhoud motor ................................................ 57 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 57 Motorolie verversen .......................................... 58 Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter........
Veiligheid Deze machine voldoet aan EN ISO 5395:2013 (indien de betreffende stickers zijn aangebracht) en ANSI B71.4-2012. • Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan letsel tot gevolg hebben. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid.
• Laad de machine uit de vrachtwagen of van de • • • motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een brandstofpistool. Houd de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is.
Onderhoud en opslag accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. • Zorg dat alle bevestigingsmiddelen goed vastzitten • • • • • • • • • • • • • • om de veiligheid van de apparatuur te verzekeren. Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
• • • • • • • met uw handen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken. Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. – Rij niet te dicht langs bunkers, greppels, sloten, dijken of andere gevaarlijke punten. – Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt. Vermijd plotseling stoppen en starten.
De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. Motoruitstoot certificatie Gehele lichaam De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en EU-norm fase 3b. Gemeten trillingsniveau = 0,2 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,1 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.
decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal98-4387 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. decal125-8754 125-8754 decal93-6688 93-6688 1. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2.
decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal125-4605 125-4605 decal112-5019 112-5019 1. Aandrijving stoel, 10 A 6. Geleverd vermogen, 10 A 2. 7. Bedieningspaneel, 2 A Werkverlichting, 10 A 3. Motor, 10 A 8. Geleverd vermogen, 7,5 A 4. Aansteker, 10 A 9. Bedieningspaneel, 2 A 5. InfoCenter, 2 A 10. Motor voorgloeien, 60 A decal93-6681 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. decal130-1651 130-1651 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het onderhoud van de machine. 11 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
decal120-1683 120-1683 4. Waarschuwing – Parkeer nooit op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. machine gaat slepen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 3.
decal120-1686 120-1686 Aanbrengen op onderdeelnr. 120-1683 voor CE* * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese norm voor gazonmaaiers EN ISO 5395:2013. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 4.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De steunrollen instellen. Waarschuwingssticker 1 De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de CE-eisten.
1 2 De steunrollen instellen De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de CE-eisten Geen onderdelen vereist Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: Afhankelijk van de breedte van de maaidekken die u op de tractie-eenheid wilt monteren, dient u de steunrollen als volgt af te stellen: 1 • Als u maaidekken van 69 cm gebruikt, moet u Waarschuwingssticker Procedure de rollen in de bovenste bevestigingsgaten van de kanalen van de steunconstructie aanbrengen (Figuur 3).
g012629 Figuur 6 1. Beugel van CE-vergrendeling 2. Bout en moer g014982 Figuur 4 5. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap. 6. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap (Figuur 6). 7. Haak de sluiting op de vergrendelbeugel van de motorkap (Figuur 7). 1. Motorkapvergrendeling 2. Verwijder de 2 popnagels waarmee de motorkapvergrendeling aan de motorkap is bevestigd (Figuur 5). g012630 Figuur 7 g012628 1.
g012631 Figuur 8 1. Bout 3. Arm van de vergrendelbeugel 2. Moer 9. De bout stevig aandraaien, maar de moer niet. g003320 Figuur 9 4 1. Contragewicht 6. De maai-eenheden monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Slanggeleider voorzijde, rechts 1 Slanggeleider voorzijde, links Alle maaidekken worden geleverd met de gazoncompensatieveer gemonteerd op de rechterkant van het maaidek.
g003967 Figuur 11 1. Andere lip op draagframe E. g031275 Figuur 12 2. Stangbeugel 1. 2. 3. 4. Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de slotbouten en de moeren (Figuur 11). Op maaidek nummer moet u de linkerslanggeleider aan de voorzijde van de lippen op het maaidek bevestigen bij het terugplaatsen van de stangbeugel (Figuur 13). Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid 1 2 3 4 5. Maai-eenheid 5 6. Messenkooimotor 7.
Opmerking: Als u de maaidekken monteert of verwijdert, dient u ervoor te zorgen dat de R-pen is gemonteerd in het gat van de veerstang, naast de stangbeugel. Anders moet de R-pen worden geplaatst in de opening in het uiteinde van de stang. 7. Vergroot de stuuruitslag van de achterste maaidekken door de 2 afstandsstukken, inbusbouten, en flensborgmoeren (Figuur 15) te verwijderen van de draagframes van de achterste maaidekken (maaidekken 2 en 3); zie Figuur 12. g015976 Figuur 16 1.
g003948 Figuur 19 1. Ketting van hefarm g015977 Figuur 17 3. Borgpen 2. Kettingbeugel 1. Borgpen 13. 15. Opmerking: Bij het maaien op schuine oppervlakken wordt een vast stuurbereik aanbevolen. Smeer schoon vet op de sleufas van de motor van de messenkooi. 16. Ga als volgt te werk bij de montage van de achtermaaidekken als de maaihoogte hoger dan 19 mm is. Smeer olie op de O-ring van de motor van de messenkooi en plaats deze op de flens van de motor. 17.
maaihoogte of de agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt. 5 6 De gazoncompensatieveer afstellen De kickstandaard van het maaidek gebruiken Geen onderdelen vereist Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: De gazoncompensatieveer (Figuur 21) zorgt ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste rol wordt verplaatst. Dit voorkomt dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als 'bobbing'.
8 Vloeistofniveaus controleren Geen onderdelen vereist Procedure g004144 1. Controleer het peil van het smeermiddel van de achteras voordat de motor voor het eerst wordt gestart, zie Het oliepeil van de achteras controleren (bladz. 66). 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, zie Controleer het peil van de hydraulische vloeistof (bladz. 35). 3.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Rempedalen De 2 pedalen (Figuur 25) bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen. Pedaalvergrendeling g004552 Figuur 24 1. Hoogtelat 4. Gaten gebruikt voor het instellen van de hoogte van de groomer (HOG) 2. Stelschroef voor maaihoogte 5. Ongebruikt gat Om de pedaalvergrendeling in werking te stellen (Figuur 25), koppelt u de pedalen met de borgpen.
messenkooien starten en tot stilstand brengen als de messenkooien in de maaistand zijn gezet. De maaidekken kunnen niet worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
Aansluitpunt U kunt het aansluitpunt (Figuur 28) gebruiken voor de stroomvoorziening van optionele elektrische accessoires van 12 V. g015076 Figuur 29 1. Voorste wethendel 2. Achterste wethendel g010239 Figuur 28 1. Aansluitpunt 3. Zakhouder 2. Ventilator met achteruitstand 4. Urenteller De stoel instellen. Instelhendel lengterichting Gebruik de hendel om de stoel naar voren en naar achteren te verschuiven (Figuur 30). Zakhouder Gebruik de zakhouder (Figuur 28) voor opslagdoeleinden.
g020650 Figuur 31 g008837 Figuur 30 1. Gewichtsmeter 2. Gewichtinstelhendel 4. Instelhendel bestuurdersstoel 5. Instelknop armlegger 1. Controlelampje 3. Middelste knop 2. Knop naar rechts 4. Linkerknop • Linkerknop, knop toegang tot menu/terug – druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan. De knop dient om het huidige menu te verlaten. 3. Instelhendel lengterichting • Middelste knop – gebruik deze knop om naar beneden door menu's te bewegen.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
De menu's gebruiken Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het InfoCenter menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's: Hi/Low Range Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het rijden in de transportmodus aan. PTO Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van het aftakascircuit aan.
* Alleen gebruikerstekst wordt vertaald. De schermen fouten, onderhoud en diagnostiek hebben betrekking op onderhoud. De titels worden weergegeven in de ingestelde taal, maar de menu-items zijn in het Engels. 2. Scroll in het INSTELLINGENMENU met de middelste knop naar beneden tot het BEVEILIGDE MENU en druk op de rechterknop (Figuur 33A). Betreffende Menu-optie Beschrijving Model Het modelnummer van de machine. Serienummer Het serienummer van de machine.
contactschakelaar op UIT zetten en dan terug op AAN om deze optie te activeren en op te slaan. De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien instellen Instelling automatisch stationair aanpassen De toerentallen van de voorste en achterste messenkooien worden berekend aan de hand van het aantal messen, de maaisnelheid en de maaihoogte-instelling in het InfoCenter. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden. 1.
Gebruiksaanwijzing te verzekeren levert Toro reserve-onderdelen die volledig voldoen aan de technische specificaties van onze machines. Kies voor zekerheid originele Toro onderdelen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
VOORZICHTIG Deze machine produceert geluidsniveaus die gehoorverlies kunnen veroorzaken door lange periodes van blootstelling. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt. g009027 Figuur 34 1. Draag oogbescherming. 2. Draag gehoorbescherming. g009702 Figuur 35 1. Expansietank Het motoroliepeil controleren 2. Opmerking: De radiateur moet worden gevuld tot de bovenkant van de vulbuis, en de expansietank tot de vol-markering (Figuur 35).
Brandstoftank vullen GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
Belangrijk: Het aandeel diesel moet een ultralaag Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor. • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof. • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn. • Voeg geen additieven toe aan de brandstof. zwavelgehalte hebben.
Opmerking: Vul de brandstoftank na elk Belangrijk: De ISO VG 46 Multigrade vloeistof gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming in de brandstoftank tot een minimum. blijkt een optimale werking te geven bij een groot aantal temperatuursomstandigheden. Voor gebruik bij constant hoge omgevingstemperaturen van 18 °C tot 49 °C, kan ISO VG 68 hydraulische vloeistof zorgen voor betere prestaties.
De motor starten en stoppen Motor starten Belangrijk: Ontlucht het brandstofsysteem in de volgende gevallen: • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Haal uw voet van het tractiepedaal en controleer of het pedaal in de neutraalstand staat. Opmerking: Stel de parkeerrem in werking. 2. 3. Opmerking: Het indicatielampje van de g026704 Figuur 37 4. 1. Dop van hydraulische tank 5. 3. Verwijder de dop van de vulbuis. 4.
Opmerking: Laat de maaidekken op de grond 1. neer als u de machine parkeert. Dit vermindert de hydraulische belasting van het systeem, beperkt slijtage van onderdelen van het systeem en voorkomt dat de maaidekken per ongeluk worden neergelaten. Rij de machine langzaam naar een ruim, tamelijk open terrein. 2. Laat het maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het tractiepedaal in. 4. Probeer de motor te starten. 1.
9. 10. Opmerking: Het maaien van gras op een snelheid waarop de motor wordt belast draagt bij aan de regeneratie van het DPF. motor bij een stationair - hoog toerental produceert meestal uitlaatgassen die heet genoeg zijn voor de regeneratie van het DPF. Na met maaien van een baan heft u de maaidekken met de joystick. Belangrijk: Minimaliseer de tijd dat de motor stationair loopt, of dat u de machine op een laag toerental laat lopen, om de opbouw van roet in het filter te beperken.
Motor-waarschuwingen - roetopbouw (cont'd.) Niveau Niveau 1 Motorwaarschuwing Foutcode g213866 Motorvermogen Aanbevolen actie De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Voer zo snel mogelijk een geparkeerde regeneratie uit, zie Geparkeerde regeneratie (bladz. 43) De computer vermindert het motorvermogen tot 50% Voer zo snel mogelijk een herstel regeneratie uit, zie Herstel regeneratie (bladz.
As-opbouw in het DPF • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd in het DPF stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een bestuurdersadvies of een motorstoring. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • Dit bestuurdersadvies en de storingsmelding • Deze as is een overblijfsel van het geven aan dat het DPF onderhoud nodig heeft. regeneratieproces.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 42).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 46 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 45 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 46). Als geparkeerde regeneratie nodig is verschijnt op het InfoCenter Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 16 (Figuur 47) en de computer van de motor vermindert het vermogen tot 85%.
6. Stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 29). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 48), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 29). g212138 Figuur 50 4. Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 52 6. Figuur 54 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 53). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 55). g212406 Figuur 55 g212372 Figuur 53 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 54). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 58). Figuur 56 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 57).
• Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. • Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. • De herstel regeneratie moet door een monteur van de distributeur worden uitgevoerd, neem contact op met uw erkende Toro distributeur.
3. Maak de schroeven van de schakelaar (Figuur 61) los en beweeg de schakelaar naar boven om de draaistand van de hefarm te vergroten, of naar beneden om de draaistand van de hefarm te verkleinen. 4. Draai de bevestigingsschroeven vast. De machine duwen of slepen In een noodgeval kunt u de machine verplaatsen door de omloopklep van de hydraulische pomp in werking te stellen, en dan een hydraulische slang te monteren als omloop rond de terugslagklep, en de machine dan te duwen of slepen.
langzaam verplaatsen zonder schade aan de transmissie. Let op de stand van de klep als u deze opent en sluit. 3. Draai de omloopklep 90° (1/4 slag) terug voordat u de motor te start. Opmerking: Sluit de klep met een torsie van maximaal 7 tot 11 N·m. De machine transporteren • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden en lossen van de machine op een aanhanger of vrachtwagen.
helling opwaarts en afwaarts rijden bij verschillende snelheden. Laat het tractiepedaal dan ook terugkomen als de motorsnelheid afneemt, en druk het pedaal langzaam als de snelheid toeneemt. Als u echter zonder belasting en met opgeheven maaidek van het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal langzaam maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid te bereiken.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • De wielmoeren aandraaien. • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving. • Vervangen van de olie van de achteras. • Vervang de hydraulische filters. • • • • • • • • Controleer het koelsysteem. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Peil van de motorolie en brandstof controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Onderhoudsindicator van het luchtfilter controleren. Radiateur, oliekoeler en scherm controleren op vuil.
Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Maaihoogteinstelling controleren. Vet in alle smeernippels spuiten.2 Beschadigde lak bijwerken. 1. Controleer de gloeibougie en de spuitstukken van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2.
Onderhoudsschema decal130-1651 Figuur 65 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Procedures voorafgaande aan onderhoud De motorkap verwijderen 1. Maak de motorkapvergrendelingen (Figuur 66) los en open de motorkap.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. De smeerpunten en de hoeveelheden zijn: • Lagers van draaipunt van remas (5) (Figuur 67) g014982 Figuur 66 1. Motorkapvergrendeling (2) 2.
• Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 69) • Draaikogellagers van hefarm (1 per maaidek) (Figuur 71) • Draagframe van maaidek (2 per maaidek) (Figuur 71) • As van hefarm van maaidek (1 per maaidek) (Figuur 71) g009706 Figuur 69 g015158 Figuur 71 1. Bovenste nippel op koppelpen • Kogelverbindingen van spoorstang (2) (Figuur 69) • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 69). De bovenste nippel op de koppelpen hoeft slechts één keer per jaar te worden gesmeerd (twee keer pompen).
Onderhoud motor 2. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. 3. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (2,76 bar) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen.
voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Belangrijk: Controleer het motoroliepeil dagelijks. Als de niveau van de motorolie hoger is dan het Vol-merkteken op de peilstok kan de olie verdund zijn met brandstof, in dat geval moet de olie vervangen worden. De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert.
Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie. 5. Plaats de vuldop en de peilstok terug. 6. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. Olievolume in het carter 5,7 l met het filter. Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren g008807 1. 2.
Onderhoud brandstofsysteem g214715 GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. g213864 • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de bovenkant van de tank, niet de vulbuis.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider. Om de 400 bedrijfsuren—Brandstoffilterbus vervangen. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. g021291 Figuur 82 1. Kop van brandstoffilter 2. Verwijder het filter en reinig het filterkopplaatsingsoppervlak (Figuur 82). 3. Smeer de filterpakking met schone motorsmeerolie.
Onderhoud elektrisch systeem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
Zorg ervoor dat de accuklem helemaal op de pluspool zit en de kabel goed op de accu is geplaatst. De kabel mag geen contact maken met het accudeksel. 7. WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Schuif het rubberen stofkapje over de pluspool om eventuele kortsluiting te voorkomen.
g016642 decal125-4605 Figuur 87 Figuur 85 1. Zekeringen Maak de vergrendeling los en breng het bedieningspaneel omhoog (Figuur 86) om toegang te krijgen tot de zekeringen (Figuur 87). g026705 Figuur 86 1. Bedieningspaneel 2.
Onderhoud aandrijfsysteem 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 88). Opmerking: Het oliepeil moet tot aan de onderzijde van de opening staan. 3. Torsie van wielmoeren controleren Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien. 4. Monteer de beide pluggen. Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren 5. Herhaal stap 1 tot 4 voor de planetaire aandrijving aan de andere kant.
het peil de onderkant van de openingen van de controleplug bereikt. g019743 g009716 Figuur 90 1. Remkast Figuur 91 2. Aftapplug 4. Als alle olie op de beide plaatsen is afgetapt, plaatst u de plug weer in de remkast. 5. Draai het wiel tot de open plugopening in het planeetwiel zich helemaal bovenaan bevindt. 6. Giet langzaam 0,65 liter hoogwaardige SAE 85W-140 wt. tandwielolie door de opening in het planeetwiel. 2. Vulplug 1.
Controleren van het smeermiddel in de tandwielkast van de achteras Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 3. Krik de linkerkant van de machine omhoog totdat het linkervoorwiel vrij komt van de vloer van de werkplaats. Zorg ervoor dat de machine steunt op de rustpunten van de krik om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt. 4. Start de motor en laat deze laagstationair lopen. 5.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor onderhouden Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor, de oliekoeler en de radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. g009169 Figuur 95 1. Voorzijde van de tractie-eenheid 2. 3 mm minder dan bij de achterkant van de band 2. 1. 3. Afstand hart-tot-hart Ontgrendel en draai het achterscherm open (Figuur 97).
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 13 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal aflegt als het wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen als volgt vaster zetten: A.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Hydraulische vloeistof Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren verversen Controleer de conditie en de spanning van de riemen (Figuur 100) om de 100 bedrijfsuren. 1. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 45 N (4,5 kg). 2.
Gebruik ter vervanging Toro-filters (onderdeelnr. 94-2621 op de achterkant (maaidek) van de machine en onderdeelnr. 75-1310 op de voorkant (lading) van de machine. Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud van maaidek WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Maai-eenheden wetten • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
6. Met de maaisnelheidbegrenzer in de maaistand zet u de schakelaar van de vermogenaftakas AAN. 7. Druk op de hefschakelaar om de gewenste messenkooien te beginnen wetten. 8. Breng de wetpasta aan met een borstel met lange steel. Opmerking: Voor nadere informatie over het wetten, zie de Toro handleiding Slijpen van maaimachines met messenkooien en roterende messen, documentnr. 80-300SL. Opmerking: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten.
Stalling en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat). De motor gebruiksklaar maken 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8.
Lijst met internationale distributeurs Distributeur: Land: Telefoonnummer: Distributeur: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.