Form No. 3386-672 Rev B Reelmaster® 7000-D tractie-eenheid met vierwielaandrijving Modelnr.: 03780—Serienr.: 315000001 en hoger Modelnr.: 03780A—Serienr.: 315000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, golfbanen en sportvelden. De machine is niet ontworpen voor het maaien van lage struiken, het maaien van gras en andere begroeiing langs de snelweg, of voor gebruik in de landbouw. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Opkrikpunten .................................................... 46 Bevestigingspunten .......................................... 46 Gebruikseigenschappen................................... 46 Tips voor bediening en gebruik ......................... 47 Onderhoud .............................................................. 48 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 48 Controlelijst voor dagelijks onderhoud .............. 49 Onderhoudsschema .........................................
Veiligheid Deze machine voldoet minstens aan EN ISO 5395:2013 (als de correcte stickers zijn aangebracht) en de B71.4-2012 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), die van kracht zijn op het moment van productie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
• Vul vaten nooit in een voertuig of vrachtwagen • • • • beschadigd of ontbreken. Zorg ervoor dat alle interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken. of op een oplegger met plastic afdekking. Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult. Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat.
• Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een • aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. • • Onderhoud en opslag • Draai alle moeren, bouten en schroeven • • • • • • • • • • • • • regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Onderhoud en opslag • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. • • • • • • • Neem gemorste brandstof op. Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt. Neem plaats op de bestuurdersstoel voordat u de motor start. Let goed op als u de machine gebruikt.
Onzekerheidswaarde (K) = 0,16 m/s2 De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013. Trillingsniveau Gehele lichaam Hand-arm Gemeten trillingsniveau = 0,2 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,3 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,1 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 5395:2013.
decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal98-4387 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. decal125-8754 125-8754 decal93-6688 93-6688 1. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2.
decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal125-4605 125-4605 decal112-5019 112-5019 1. Aandrijving stoel, 10 A 6. Geleverd vermogen, 10 A 2. 7. Bedieningspaneel, 2 A Werkverlichting, 10 A 3. Motor, 10 A 8. Geleverd vermogen, 7,5 A 4. Aansteker, 10 A 9. Bedieningspaneel, 2 A 5. InfoCenter, 2 A 10. Motor voorgloeien, 60 A decal93-6681 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. decal130-1651 130-1651 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het onderhoud van de machine. 11 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
decal120-1683 120-1683 4. Waarschuwing – Parkeer nooit op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. machine gaat slepen. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 3.
decal120-1686 120-1686 Aanbrengen op onderdeelnr. 120-1683 voor CE* * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese norm voor gazonmaaiers EN ISO 5395:2013. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 4.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Stel de steunrollen in 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend gebruikt op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
1 2 De steunrollen instellen De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de EU-voorschriften Geen onderdelen vereist Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: Afhankelijk van de breedte van de maaidekken die u op de tractie-eenheid wilt monteren, dient u de steunrollen als volgt af te stellen: 1 • Als u maaidekken van 69 cm gebruikt, moet u Waarschuwingssticker Procedure de rollen in de bovenste bevestigingsgaten van de kanalen van de steunconstructie aanbrengen (Figuur 3).
g012629 Figuur 6 1. Beugel van CE-vergrendeling 2. Bout en moer g014982 Figuur 4 4. Lijn de ringen uit met de openingen aan de binnenzijde van de motorkap. 5. Bevestig de beugels en de ringen met de popnagels aan de motorkap (Figuur 6). 6. Haak de sluiting op de vergrendelbeugel van de motorkap (Figuur 7). 1. Motorkapvergrendeling 2. Verwijder de twee popnagels waarmee de motorkapvergrendeling aan de motorkap is bevestigd (Figuur 5).
g012631 Figuur 8 1. Bout 3. Arm van vergrendelbeugel 2. Moer 4 g003320 Figuur 9 1. Contragewicht Maai-eenheden monteren 5. Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Slanggeleider voorzijde rechts 1 Slanggeleider voorzijde links Procedure 1. Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. 2. Verwijder de transportbeugels en gooi deze weg. 3. Haal de maaidekken uit de dozen. U moet de maaidekken monteren en afstellen volgens de instructies in de Gebruikershandleiding. 4.
g014684 Figuur 12 g003967 Figuur 11 1. Andere lip op draagframe D. 2. Stangbeugel Monteer de stangbeugel aan de lippen op het maaidek met de slotbouten en de moeren (Figuur 11). Op het maaidek moet u de linkerslanggeleider aan de voorzijde van de lippen op het maaidek bevestigen bij het terugplaatsen van de stangbeugel (Figuur 13).
g015978 Figuur 15 1. Inbusschroeven 3. Draagframe 2. Tussenblok van as 4. Flensborgmoer 7. Laat alle hefarmen helemaal neer. 8. Breng een laag schoon smeermiddel aan op de as van het draagframe (Figuur 16). g015976 Figuur 16 1. Juk van draaipunt van hefarm 2. Hefarm 4. As van draagframe 5. Drukring 3. Borgpen 9. 10. 11. Als u een voormaaidek monteert, moet u het maaidek onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 16).
g003979 Figuur 18 1. Lynch-pen van as van draaipunt van hefarm en ring 13. B. Plaats het juk van de hefarm op de as van het draagframe (Figuur 16). C. Steek de as van de hefarm in de hefarm en zet deze vast met de ring en de lynch-pen (Figuur 18). g004127 Figuur 20 Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 19). Gebruik het aantal kettingschakels volgens de instructies in de Gebruikershandleiding van het maaidek. 1. Aandrijfmotor van messenkooi 2.
g003863 Figuur 21 1. Gazoncompensatieveer 3. Veerstang 2. Borgpen 4. Zeskantige moeren g003985 Figuur 22 2. 1. Kick-standaard van maaidek Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt (Figuur 21). Bevestig de kick-standaard aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 23). Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 13 mm langer zijn. De machine zal het grondoppervlak iets minder goed volgen.
maaidekken voor de afstelling van het maaidek (Figuur 24). 7 De machine smeren Geen onderdelen vereist Procedure Voordat de machine wordt gebruikt, moet deze worden gesmeerd, zodat een goede smering is gewaarborgd. Zie het hoofdstuk Smering. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken. 8 g004552 Figuur 24 1. Meetstaaf 4. Openingen voor het instellen van het hoogtebereik van de groomer 2. Stelschroef voor maaihoogte 5.
Algemeen overzicht van de machine Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand. Bedieningsorganen Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het pedaal (Figuur 25) intrappen, de stuurkolom naar u toe trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is en daarna uw voet van het pedaal halen.
Maai-/hefhendel Schakelaar van koplampen Met deze hendel (Figuur 27) kunt u de maaidekken omhoog en omlaag brengen om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de messen in de maaistand zijn gezet. De maaidekken kunnen niet worden neergelaten als de maai-/hefhendel in de transportstand staat. Zet de schakelaar omlaag om de koplampen te ontsteken (Figuur 27). Aansluitpunt Het aansluitpunt (Figuur 28) dient voor de aansluiting van optionele 12 V elektrische accessoires.
g008837 Figuur 30 g015076 1. Gewichtsmeter Figuur 29 1. Voorste wethendel 2. Achterste wethendel 2. Gewichtinstelhendel 4. Instelhendel bestuurdersstoel 5. Instelknop armlegger 3. Instelhendel lengterichting Stoelinstellingen Gewichtinstelhendel Instelhendel lengterichting Instelling voor het gewicht van de bestuurder (Figuur 30). Trek de hendel omhoog om de luchtdruk te verhogen en druk de hendel omlaag om de luchtdruk te verlagen.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Ventilator omkering – geeft aan of de ventilator omgekeerd draait Stationair herstel vereist Luchtinlaatverwarming actief Maai-eenheden omhoog brengen g020650 Figuur 31 1. Controlelampje 3. Middelste knop 2. Knop naar rechts 4. Linkerknop Maai-eenheden omlaag brengen • Linkerknop, knop toegang tot menu/terug – De bestuurder moet op de stoel zitten druk op deze knop om naar de menu's van het InfoCenter te gaan.
De menu's gebruiken Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Druk in het hoofdscherm op de menuknop om naar het InfoCenter menusysteem te gaan. U gaat naar het hoofdmenu. Raadpleeg de volgende tabellen voor een overzicht van de opties die u hebt in de menu's: Temperatuur hydraulische vloeistof - toont de temperatuur van de hydraulische vloeistof Hoofdmenu CAN-bus Menu-optie Beschrijving Storingen Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen.
Hi/Low Range Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het rijden in de transportmodus aan. PTO Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van het aftakascircuit aan. Engine Run Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van de motor aan. Wetten Geeft de invoer, bepalende factoren en uitvoer voor het inschakelen van de wetfunctie aan. * Alleen gebruikerstekst wordt vertaald.
2. contactschakelaar op UIT zetten en dan terug op AAN om deze optie te activeren en op te slaan. Scroll in het INSTELLINGENMENU met de middelste knop naar beneden tot het BEVEILIGDE MENU en druk op de rechterknop (Figuur 33A). De functie automatisch stationair instellen • Scroll in het instellingenmenu naar beneden tot u de functie Auto Stationair ziet. • Druk op de rechterknop om de instelling voor automatisch stationair draaien te wijzigen; de mogelijke opties zijn 8, 10, 15, 20, 30 seconden of UIT.
maaihoogte-instelling in het InfoCenter. U kunt de instelling echter handmatig aanpassen aan verschillende maaiomstandigheden. Gebruiksaanwijzing • Om het toerental van de messenkooien te wijzigen, bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Opmerking: Bepaal vanuit de normale scrollt u naar beneden tot u V messenkooi tpm, A messenkooi tpm of beide ziet. • Druk op de rechterknop om het toerental te VOORZICHTIG veranderen.
Brandstoftank vullen VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor. • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof. • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn. • Voeg geen additieven toe aan de brandstof. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen.
Belangrijk: Het aandeel diesel moet een ultralaag Opmerking: Vul de brandstoftank na elk zwavelgehalte hebben. gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt mogelijke condensvorming in de brandstoftank tot een minimum. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: • Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken beschadigen. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer.
Belangrijk: De ISO VG 46 Multigrade vloeistof blijkt een optimale werking te geven bij een groot aantal temperatuursomstandigheden. Voor gebruik bij constant hoge omgevingstemperaturen van 18 °C tot 49 °C, kan ISO VG 68 hydraulische vloeistof zorgen voor betere prestaties. Hoogwaardige biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof-Mobil EAL EnviroSyn 46H Belangrijk: Mobil EAL EnviroSyn 46H is de enige synthetische biologisch afbreekbare vloeistof die Toro heeft goedgekeurd.
De motor starten en stoppen de hydraulische belasting van het systeem, beperkt slijtage van onderdelen van het systeem en voorkomt dat de maaidekken per ongeluk worden neergelaten. 1. Laat de motor opnieuw op een laag stationair toerental lopen. 2. Zet de aftakasschakelaar in de stand Uit. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Draai het contactsleuteltje op UIT. 5. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het tractiepedaal in. Probeer de motor te starten. De startmotor mag nu niet draaien. Als de motor gaat draaien, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Regeneratie van het DPF 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Kom overeind uit de bestuurdersstoel en schakel de aftakasschakelaar in. De aftakas mag niet in werking komen.
Roetopbouw in het DPF • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as. • Na verloop van tijd bouwt zich roet op in het • De computer geeft niet alleen een waarschuwing maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van roetopbouw. DPF. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. • Als er teveel roetopbouw is geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is.
As-opbouw in het DPF • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd in het DPF stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een bestuurdersadvies of een motorstoring. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • Dit bestuurdersadvies en de storingsmelding • Deze as is een overblijfsel van het geven aan dat het DPF onderhoud nodig heeft. regeneratieproces.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 40).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 45 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 44 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 45). Als geparkeerde regeneratie nodig is verschijnt op het InfoCenter Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 16 (Figuur 46) en de computer van de motor vermindert het vermogen tot 85%.
6. Stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 28). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 47), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 28). g212138 Figuur 49 4. Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 51 6. Figuur 53 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 52). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 54). g212406 Figuur 54 g212372 Figuur 52 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 53). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 57). Figuur 55 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 56).
• Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. • Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. • De herstel regeneratie moet door een monteur van de distributeur worden uitgevoerd, neem contact op met uw erkende Toro distributeur.
3. Draai de bevestigingsschroeven van de schakelaar los (Figuur 60) en zet de schakelaar hoger om de draaihoogte van de hefarm te verhogen of lager om de draaihoogte te verlagen. Draai de bevestigingsschroeven vast. De machine duwen of slepen In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. U mag de machine niet duwen of slepen over een afstand van meer dan 0,4 km. g009703 Figuur 61 1.
Waarschuwingssysteem u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal langzaam maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid te bereiken. Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Een andere eigenschap waarop u moet letten, is het gebruik van de pedalen die zijn verbonden met de remmen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 8 bedrijfsuren Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • De wielmoeren aandraaien. • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving. • Ververs de smeerolie in de achteras. • Vervang de hydraulische filters. • • • • • • • • • Controleer het koelsysteem. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor en de Gebruikershandleiding van het maaidek voor verdere onderhoudsprocedures. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do.
Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Afstelling van contact tussen snijplaat en messenkooi controleren Maaihoogteinstelling controleren Vet in alle smeernippels spuiten 2 Beschadigde lak bijwerken. 1. Controleer de gloeibougie en de spuitstukken van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De motorkap verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1. Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr.
g009705 Figuur 65 g015159 Figuur 67 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 66) • Lagerbussen van hefcilinder (2 per maaidek) (Figuur 67) • Draaikogellagers van hefarm (1 per maaidek) (Figuur 68) • Draagframe van maaidek (2 per maaidek) (Figuur 68) • As van hefarm van maaidek (1 per maaidek) (Figuur 68) g009706 Figuur 66 1. Bovenste nippel op koppelpen g015158 • Kogelverbindingen van spoorstang (2) (Figuur 66) Figuur 68 • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 66).
Onderhoud motor 2. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (2,76 bar) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen.
voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Belangrijk: Controleer het motoroliepeil dagelijks. Als de niveau van de motorolie hoger is dan het Vol-merkteken op de peilstok kan de olie verdund zijn met brandstof, in dat geval moet de olie vervangen worden. De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert.
Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie. 5. Plaats de vuldop en de peilstok terug. 6. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. Olievolume in het carter 5,7 l met het filter. Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren g008807 1. 2.
Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter 3. Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt. • Als advies ADVISORY 179 op het InfoCenter verschijnt is het DPF binnenkort toe aan onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en het roetfilter.
Onderhoud brandstofsysteem deze op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Onderhoud van de waterafscheider GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider. Om de 400 bedrijfsuren—Brandstoffilterbus vervangen.
Onderhoud van het brandstoffilter Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De accu opladen en aansluiten Het motorbrandstoffilter moet om de 400 bedrijfsuren worden vervangen. 1. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd (Figuur 79). WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen. 2. Sluit een acculader van 3-4 Amp. aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A. 3.
Accu-onderhoud WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem Torsie van wielmoeren controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren WAARSCHUWING Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. g026705 Figuur 83 1. Bedieningspaneel Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast met een torsie van 115-136 N·m na 1-4 bedrijfsuren en opnieuw na 8 bedrijfsuren.
2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 85). De olie zou tot de onderkant van de opening van de controleplug moeten reiken. 3. Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot ze uit het gat aan de rechterkant begint te vloeien. 4. Breng de beide pluggen opnieuw aan. 5. Herhaal stappen 1 tot en met 4 bij het tegenover gelegen planeetwiel. Olie van planeetwielaandrijving verversen g019743 Figuur 87 Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren 1.
De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, schakel de motor uit, zet de rijsnelheidsregelaar in het LAAG-bereik en laat de maaidekken neer op de grond. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking. 2.
1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen. De afstand aan de voorzijde moet 3 mm korter zijn dan de gemeten afstand aan de achterzijde (Figuur 91). 8. g009169 Figuur 91 1. Voorzijde tractie-eenheid 3. Midden naar midden afstand 2. 3 mm minder dan de achterzijde van het wiel 2. Om het toespoor af te stellen, moet u de pen en moer van één van de kogelverbindingen van de trekstang verwijderen (Figuur 92).
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor onderhouden Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor, de oliekoeler en de radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Ontgrendel en draai het achterscherm open (Figuur 93). Verwijder grondig al het vuil dat zich op het scherm bevindt. Opmerking: Om het scherm te verwijderen, moet u de scharnierpennen verwijderen. g020509 Figuur 94 1.
Onderhoud riemen Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer de wisselstroomdynamo dan 13 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem en onderdeelnr. 75-1310 op de voorkant (lading) van de machine. Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Onderhoud van maaidek AAN. Druk op de hefschakelaar om de gewenste messenkooien te beginnen wetten. 7. Maai-eenheden wetten Breng de wetpasta aan met een borstel met een lange steel. Gebruik nooit een borstel met een korte steel. WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen.
TORO-maaimachine met messenkooien en roterende messen, documentnr. 80-300SL. Stalling Opmerking: Voor een betere snijrand moet u de voorkant van het ondermes bijvijlen als u klaar bent met wetten. Hiermee verwijdert u bramen of ruwe randen die kunnen zijn ontstaan op de snijrand. Motor 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul het oliecarter opnieuw met de juiste motorolie. 4.
de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.