Form No. 3329-685 Reelmaster 6500-D Tractie-eenheid met tweewiel- en vierwielaandrijving Modelnr. 03806 – 230000301 en hoger Modelnr.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Starten en stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het brandstofsysteem ontluchten . . . . . . . . . . . . . . Rode diagnoselampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De machine duwen of slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . Groene diagnoselampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.
• Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om het gras veilig en goed te verluchten. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.
• Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Zet de cilinders/messenkooien stil als u niet maait. • Let op het verkeer bij oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken dan grasvelden oversteekt. • Gebruik de machine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent.
• Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op. • Maak de accukabels los en verwijder de bougiekabel voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren.
Onderhoud en stalling • Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro-dealer laten controleren met een toerenteller. Maximale afgeregelde motortoerental: 2900 tpm. • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
93-6699 1. Tractiesnelheid 2. Langzaam 104-9299 1. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 3. Snel 2. Motor starten 3. Motor Voorgloeien/Aan 4. Stoppen 93-9425 1. Gevaar – Lees de gebruikershandleiding. 2. Hydraulische slangen staan onder druk – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-6693 1. Waarschuwing – Vingers of handen kunnen bekneld raken. Breng de messenkooien tot stilstand voordat u verdere werkzaamheden uitvoert. 93-6696 1. Gevaar – Veerbelast apparaat.
3-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-1265 93-1263 1. Oppervlak kan heet zijn – Houd afstand. 1. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 2. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de pedalen aan elkaar koppelen met de borgpen, beide pedalen intrappen en de vergrendeling voor de parkeerrem uittrekken. 3.
5-0134 104-9296 1. Gashendel – Langzaam 2. Gashendel – Snel 3. Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld 6. Messenkooien geblokkeerd – Uitsluitend opheffen 7. Messenkooien geblokkeerd – Opheffen en neerlaten 8. Koplampen (optioneel) 4. Messenkooien neergelaten en in werking indien ingeschakeld – Vooruit en wetten 5. Messenkooien – Geactiveerd 10 9. Koplampen – Aan 10. Koplampen – Uit 11. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies.
104-9294 1. Lees de Gebruikershandleiding 2. U mag de machine nooit slepen. 3. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding 6. Waarschuwing – Vergrendel de parkeerrem, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5. Waarschuwing – Houd omstanders op veilige afstand van de machine. 7. Waarschuwing – Gebruik de omkiepbeveiliging en doe de veiligheidsgordel om. 8.
105-7528 1. Messenkooi – Maaihoogte 2. Messenkooi – Maaien en wetten 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Snelheid van de machine 5. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 6.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Motor Kubota vloeistofgekoelde viercilinder turbodieselmotor met kopkleppen. 42,5 pk @ 3000 tpm. Afgeregeld op 3200 tpm. Heavy-duty, afzonderlijk gemonteerde drietrapsluchtfilter. Uitschakelknop te hoge watertemperatuur. Hoofdframe Frame is geheel vervaardigd uit gelast staal, inclusief bevestigingsogen.
Afmetingen Maaibreedte Optionele apparatuur 244 cm Totale breedte Maaidek met 5 messen (7 Zoll) Modelnr. 03860 Maaidek met 7 messen (7 Zoll) Modelnr. 03861 Transport 226 cm Maaidek met 11 messen (7 Zoll) Modelnr. 03862 Gebruik 279 cm Verticuteermachine Modelnr. 03872 305 cm Grasmandset Modelnr. 03882 Borstelset achterste roller Modelnr. 03875 Totale lengte Hoogte Zonder omkiepbeveiliging 152 cm Armsteunset Modelnr.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Opmerking: Gebruik deze lijst om te controleren of alle onderdelen die nodig zijn voor de montage, zijn geleverd. Zonder deze onderdelen kan de montage niet worden uitgevoerd. Sommige onderdelen kunnen al in de fabriek zijn gemonteerd.
Maaidekken monteren 4. Monteer een contragewicht op het toepasselijke uiteinde van elke maaidek met de bijgeleverde tapbouten (Fig. 3). De maaidekken 03860, 03861 en 03862 kunnen worden gemonteerd op elk van de vijf bevestigingspunten op de tractie-eenheid. Figuur 2 toont de positie van de motor van de hydraulische aandrijving ten opzichte van elk van de vijf bevestigingspunten.
Andere afstellingen 12. Verwijder de moer waarmee de bevestigingsbeugel van de gazoncompensatieveer is bevestigd aan de lip van de stabilisator van het maaidek (Fig. 5). Plaats de stabilisatieketting op de tapbout en zet deze vast met de moer die u hebt verwijderd. De machines zijn in de fabriek afgesteld voor de meeste maaiwerkzaamheden die moeten worden verricht op een fairway.
Opmerking: Naarmate de lengte van de samengedrukte veer (A) VERMINDERT, wordt de verplaatsing van het gewicht van de voorste roller naar de achterste roller VERGROOT en wordt de draaihoek (B) tussen het draagframe en het maaidek KLEINER. Achterste maaidek 1. Ga naar de klep vóór de achteras voor de achterste maaidekken (Fig. 9). 2. Draai de borgring los waarmee de knop is vastgezet (Fig. 9).
Buitenste frontmaaidekken opheffen in hogere stand (geactiveerde stand) De speling van de drie frontmaaidekken instellen De draaihoogte van de buitenste frontmaaidekken (#4 & #5) kan worden verhoogd om de afstand tot de grond op geaccidenteerde fairway’s te vergroten. Het kan wenselijk zijn de neerwaartse speling van de drie frontmaaidekken op sterk geaccidenteerde terrein extra bij te stellen.
Voor het gebruik 3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop verwijderen en het carter bijvullen met SAE 10W30 CD, CE, CF, CF-4 of CG-4 olie totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 1 Motoroliepeil controleren De carterinhoud is 7 liter met filter. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak. Maak de sluiting van de motorkap los (Fig. 12) en open de motorkap.
Brandstoftank vullen Gevaar In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 1 • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank tot maximaal 2,5 cm vanaf de onderkant van de vulbuis.
Hydraulische vloeistof controleren op met uw plaatselijke Toro-dealer. Deze vloeistof is verkrijgbaar in containers van 19 liter bij een Toro-dealer, bestelnr. 100–7674. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 32 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Hieronder vindt u een lijst met geschikte hydraulische vloeistoffen. 1.
4. Herhaal stappen 1–3 bij het tegenover gelegen tandwielsysteem. 2 1 1 Figuur 21 1. Controleplug 2. Vulplug Bandenspanning controleren Figuur 19 1. Controle-/aftapplug De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste bandenspanning voor de voor- en achterbanden is 103–138 kPa (15–20 psi).
Gebruiksaanwijzing Rode diagnoselampje Als het rode diagnoselampje (Fig. 22) knippert, kan dit erop duiden dat de machine wordt gebruikt bij een hogere snelheid dan de maximum snelheid die oorspronkelijk is geprogrammeerd in de ECU. Het lampje zal ook knipperen als er een elektrische storing is ontdekt en als de gloeibougies in werking zijn. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Maai-/hefhendel (joystick) 8 1 Met deze hendel (Fig. 23) kunt u de maaidekken opheffen en neerlaten om te maaien en de messenkooien starten en tot stilstand brengen. 2 4 7 Brandstofmeter 9 De brandstofmeter (Fig. 23) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 5 Oliedruklampje 3 6 Dit lampje (Fig. 23) licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Figuur 23 Gashendel 1. Maai-/hefhendel 2. Brandstofmeter 3. Koelvloeistoftemperatuur meter van motor 4. Waarschuwingslampje oliedruk 5.
Wetknoppen De wetknoppen (Fig. 25) worden gebruikt in combinatie met de maai-/hefhendel om de messenkooien te wetten. Zie Onderhoud van de maaidekken, Wetten Toerenregelaar van messenkooien 2 Regelt het toerental van de frontmaaidekken en de achterste maaidekken (Fig. 25). #1 stand is wetten. De andere standen zijn voor maaiwerkzaamheden. Zie het desbetreffende hoofdstuk in de handleiding voor instructies voor de bediening en de sticker onder de bestuurdersstoel voor de juiste instellingen.
Het brandstofsysteem ontluchten 4. Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtingsplug naar buiten. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de plug naar buiten komt. Zet de plug weer vast en draai het sleuteltje op UIT. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is. 2. Ontgrendel en open de motorkap. 5.
Rode diagnoselampje 1 Het rode diagnoselampje (Fig. 29), dat zich op de stuurkolom bevindt, dient om verschillende boodschappen door te geven. Wanneer u de machine start, licht het lampje op als de gloeibougies in werking zijn. Als het lampje tijdens het maaien knippert, kan dit duiden op een van de volgende situaties: • de machine wordt gebruikt bij een hogere snelheid dan de maximum snelheid die oorspronkelijk is geprogrammeerd in de ECU.
De interlockschakelaars controleren Met behulp van het diagnostische display kunt u vaststellen welke output slecht functioneert, zie Interlockschakelaars controleren. Als het diagnoselampje niet brandt als het contactsleuteltje op AAN staat, betekent dit dat het elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke oorzaken zijn: Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Controle van de outputfunctie: 4. Draai het contactsleuteltje op AAN, maar start de motor niet. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 2. Open de kap van het bedieningspaneel. Gaan naar de connector van de kabelboom en de kringloopstekker.
Het foutengeheugen leegmaken (diagnosetoestel niet vereist) Als de output-LEDs branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren. 1. Draai het contactsleuteltje op Uit. Opmerking: Als gevolg van een belemmering in het elektrische systeem kan het voorkonen dat de output-LEDs voor “START”, “VOORGLOEIEN” en “ETR/ALT” niet gaan knipperen zelfs als deze functies te kampen hebben met elektrische problemen.
Gebruikseigenschappen Waarschuwingsysteem Vertrouwd raken met de machine Als een waarschuwingslampje tijdens het gebruik gaat branden, moet u de machine onmiddellijk stoppen en het probleem verhelpen voordat u verder gaat met maaien. Een machine met een defect kan ernstige schade oplopen als deze wordt gebruikt. Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine. Start en stop de motor. Rij de machine vooruit en achteruit.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma.
Smering 1 De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. De smeerpunten en de hoeveelheden zijn: • Draagframe van maaidek en draaipunt (2 van elk) (Fig. 34) • Trekstang van achteras (2) (Fig. 35) • Kogelverbinding van stuurcilinder (2) (Fig.
Figuur 37 Figuur 40 Figuur 38 Figuur 41 Figuur 39 Figuur 42 36
Onderhoudsschema Onderhoud van het luchtfilter Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Zorg ervoor dat het deksel goed afsluit rondom het luchtfilterhuis. Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Fig. 43) rood is, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden). Geef het luchtfilter niet te vaak een onderhoudsbeurt. 1 Figuur 43 1.
Het filter reinigen 3. Inspecteer het voorfilter en gooi het weg als het is beschadigd. Een beschadigd filter mag niet worden gewassen of opnieuw worden gebruikt. 1. Maak de sluiting los waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan het luchtfilterhuis (Fig. 44). Haal het deksel los van het luchtfilterhuis. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel. Belangrijk Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen.
Motorolie verversen en filter vervangen Brandstofsysteem Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 100 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. De brandstoftank moet om de 2 jaar worden afgetapt en gereinigd. Ook moet de tank worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd gestald gaat worden. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen. Brandstoftank 1.
Brandstoffilter/waterafscheider 3. Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen. Druk de brandstofslangen op het brandstoffilter en zet deze vast met de slangklemmen. Let erop dat de pijl op de zijkant van het filter in de richting van de injectiepomp wijst. Verwijder dagelijks water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider (Fig. 50). 1. Ga naar het brandstoffilter onder de kap en plaats daaronder een schone opvangbak. 1 2.
Koelsysteem van de motor Vuil verwijderen 2 Verwijder dagelijks het vuil van het achterste scherm, de oliekoeler en de radiator. Vaker reinigen bij vuile omstandigheden. 1 Belangrijk Spuit nooit water op een hete motor, omdat hierdoor schade kan ontstaan. 1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. Sluit de kap. 2. Ontgrendel en verwijder het achterste scherm (Fig. 53). Maak het scherm grondig schoon. Figuur 54 1. Oliekoeler 2.
Riem van de wisselstroomdynamo controleren De gashendel afstellen 1. Zet de gashendel naar voren tegen de sleuf van de stoelbasis. Controleer om de 100 bedrijfsuren de conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo (Fig. 55). Indien nodig moet u de riem vervangen. 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los. 1 Riem van wisselstroomdynamo De spanning controleren: 1. Open de kap. 2.
Hydraulische vloeistof verversen Hydraulische filter vervangen De kop van het hydraulische filter is voorzien van een onderhoudsintervalindicator. Laat de motor lopen en kijk op de indicator; deze moet in de GROENE zone staan. Als de indicator in de RODE zone staat, moet het filterelement worden vervangen. Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
Hydraulische slangen en leidingen controleren 2. Testpoort “B” (Fig. 60) wordt gebruikt om problemen met het hydraulische circuit voor de frontmaaidekken te verhelpen. Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. 3. Testpoort “C” (Fig.
De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking. 2. Krik de linkerkant van de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de vloer van de werkplaats.
Hydraulisch schema – Tweewielaandrijving 46 Sheet No.
Hydraulisch schema – Vierwielaandrijving 47 Sheet No.
De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u de remmen vast.
Smeerolie in de achteras verversen Accu-onderhoud Waarschuwing Ververs de olie na de eerste 200 bedrijfsuren en daarna om de 800 bedrijfsuren. CALIFORNIË 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. Proposition 65 Waarschuwing 2. Reinig de omgeving van de drie aftappluggen, (1) aan elke kant en (1) in het midden (Fig. 66). Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Zekeringen Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
Optionele verlichting Belangrijk Indien de tractie-eenheid wordt voorzien van een optionele verlichting, moet u gebruik maken van het schema in Figuur 69 en de onderstaande onderdelen om schade aan het elektrische systeem van de tractie-eenheid te voorkomen. Naar lampen met externe aarde Zwart 87 Rood Naar lampen 30 Oranje 85 2 3 86 Schakelaar Relais Figuur 69 Schakelaar* Relais Toro onderdeelnr. 75-1010 Toro onderdeelnr. 70-1490 Honeywell onderdeelnr. 1TL1-2 Bosch onderdeelnr.
Elektrisch schema 52 Sheet No.
Wetten Opmerking: U kunt het toerental voor het wetten verhogen door de keuzeknop richting “13.”te draaien. Bij elke stand zal het toerental ongeveer 100 tpm toenemen. Nadat u de keuzeknop op een ander stand heeft gezet, moet u 30 seconden wachten totdat het systeem is ingesteld op het nieuwe toerental. Gevaar Tijdens het wetten kunnen de messenkooien tot stilstand komen en plotseling weer starten. Contact met de messenkooien kan lichamelijk letsel veroorzaken. 4.
10. Als u de maaidekken tijdens het wetten wilt afstellen, schakelt u de messenkooien uit door de maai-/hefhendel naar achteren te bewegen; zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op blokkeren en zet de motor af. Na de afstelling herhaalt u stappen 5–9. 11. Als een maaimes correct is geslepen, zal er op de voorste snijrand van het mes een braam ontstaan. Verwijder deze braam voorzichtig met een vijl en zorg ervoor dat snijrand hierbij niet bot wordt (Fig. 72). Figuur 72 12.
Opslag Motor Tractie-eenheid 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 2. Bandenspanning controleren. Breng alle banden op een spanning van 103–138 kPa (15–20 psi). 3. Vul het oliecarter met 7 liter motorolie, type SAE 10W-30 CD, CE, CF, CF-4 of CG-4. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.