Form No. 3355-665 Rev A Reelmaster® 6500-D en 6700-D tractie-eenheid Modelnr.: 03806—Serienr. 260000301 og højere Modelnr.: 03807—Serienr. 260000301 og højere Modelnr.: 03808—Serienr. 260000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Lagers en lagerbussen smeren ............ 36 Onderhoud motor..................................... 38 Onderhoud van het luchtfilter ............ 38 Motorolie verversen en filter vervangen.......................... 40 De gashendel afstellen ....................... 40 Onderhoud brandstofsysteem ................... 40 Brandstoftank ................................... 40 Brandstofleidingen en -verbindingen .................... 41 Brandstoffilter/waterafscheider.....................................
Gazoncompensatieveer afstellen............................. 54 Afstelling van de snelheid waarmee het maaidek wordt neergelaten........................ 55 Buitenste frontmaaidekken opheffen in hogere stand (geactiveerde stand) ................................ 56 De speling van de drie frontmaaidekken instellen............................. 56 Stalling .............................................................. 58 Tractie-eenheid.................................. 58 Motor...................................
Veiligheid kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen, en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen. Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.
• • • • • • • • • • • • • Onderhoud en stalling • Schakel de aandrijvingen uit, hef de maaidekken op, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. • Verwijder gras en rommel van de maaidekken, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.
en hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde stickers. • Als een maaidek een vast voorwerp raakt of het voertuig abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, de motor afzetten, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en het voertuig op beschadigingen controleren. Een beschadigde messenkooi of snijplaat moet worden gerepareerd of vervangen alvorens verder te gaan met werken. • Rij voorzichtig op een helling.
voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken. accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. • Alvorens het hydraulische systeem los te koppelen of werkzaamheden daaraan te verrichten, moet u alle druk in het systeem opheffen.
3-6693 93-6696 1. Handen kunnen bekneld raken – Wacht totdat de bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 93-6687 1. 93-6680 Niet hierop stappen. 93-6689 1. Waarschuwing – Vervoer geen passagiers. 93-6686 1. Hydraulische vloeistof 2. Lees de Gebruikershandleiding. 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-1265 1.
1 2 3 4 93-1263 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de pedalen aan elkaar koppelen met de borgpen, beide pedalen intrappen en de vergrendeling voor de rem uittrekken. 3. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. 4. Gevaar – Messenkooien ingeschakeld.
105-0123 Model 03807 1. 2. 3. 4. Gas – langzaam 7. Messenkooien uitgeschakeld – Opheffen en neerlaten Gas – snel 8. Koplampen (optioneel) Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld 9. Koplampen – Aan Messenkooien neergelaten en in werking indien ingeschakeld 10. Koplampen – Uit – Vooruit en wetten 5. Messenkooien – Ingeschakeld 11. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Messenkooien uitgeschakeld – Uitsluitend opheffen 104-9296 Modellen 03806 en 03807 1. Gas – langzaam 4. 2. Gas – snel 5. 3.
104-9294 1. Gebruikershandleiding lezen. 3. Waarschuwing – Lees deGebruikershandleiding. 2. U mag de machine nooit slepen. Handen of voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 4. 5. Waarschuwing – Houd 7. Waarschuwing – Gebruik omstanders op veilige een rolbeugel en doe de afstand van de machine. veiligheidsgordel om. 6. Waarschuwing – Vergrendel 8.
106-6754 1. 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 67-7960 105-9268 1. Messenkooi – Maaihoogte 2. Messenkooi – Maaien en wetten 4. 5. 3. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Snelheid van de machine Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien Bedieningsorganen van circuit voorste messenkooien Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
2 2. Verwijder de beschermpluggen op beide uiteinden van het maaidek. 3. Smeer vet op een grote O-ring en plaats deze in de sleuf in het lagerhuis op elk uiteinde van het maaidek (Figuur 4 & Figuur 7). Maaidekken monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 14/10 7/5 7/5 Grote O-ring Contragewicht Stuurpen Procedure De maaidekken 03860, 03861 en 03862 kunnen worden gemonteerd op alle bevestigingspunten op de tractie-eenheid.
Figuur 6 1. Hefketting Figuur 5 1. Draagframe 2. Scharnierpunt 3. Stuurplaat van hefarm 4. 5. 2. Lip van stabilisator van maaidek 13. Monteer de motor op het uiteinde van de aandrijving van het maaidek en zet deze vast met de twee bijgeleverde tapbouten (Figuur 7). Lynchpen Stuurpen 7. Steek de horizontale as van het scharniergewricht in de bevestigingsbuis van het draagframe (Figuur 5). 8.
3 4 Maaidekken afstellen voor specieke werkzaamheden Ballast achter plaatsen Benodigde onderdelen voor deze stap: Geen onderdelen vereist 45 kg Procedure 1 De machines zijn in de fabriek afgesteld voor de meeste maaiwerkzaamheden die moeten worden verricht op een fairway. In Onderhoud van maaidek, blz.
6 Handleidingen lezen en aanvullende onderdelen bewaren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 1 1 1 1 1 1 2 2 Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor Onderdelencatalogus Overlay voor display van diagnostische ACE Ring met contactsleuteltjes Sleutel van motorkapslot Hoogtelat Schroef Vleugelmoer Procedure 1. Gelieve deze handleidingen te lezen. 2. Bekijk de gebruikersvideo. 3. De overlay voor de display van de diagnostische ACE dient voor de diagnose van storingen en defecten van de machine.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 8 1. Stuurwiel 3. Maaidek 2. Rempedalen 4. Tractiepedaal 5. Koker voor de Gebruikershandleiding 6. Motorkap Bedieningsorganen Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 9) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt.
Contactschakelaar De contactschakelaar (Figuur 9) heeft drie standen: UIT, AAN / VOORGLOEIEN en START. Snelheidsmeter De snelheidsmeter (Figuur 9) geeft de rijsnelheid van de machine aan. Rempedalen 1. Tractiepedaal 2. Snelheidsbegrenzer Vooruit 3. Rode diagnoselampje 6. 7. Vergrendeling parkeerrem Borgpen Twee rempedalen (Figuur 9) bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen.
Oliedruklampje Dit lampje (Figuur 10 en Figuur 11) licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Gashendel Zet de hendel naar voren (Figuur 10 en Figuur 11) om het motortoerental te verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Figuur 10 Model 03808 1. Maai-/hefhendel 7. 2. Brandstofmeter 8. 3. Koelvloeistoftemperatuurmeter 9. van motor 4. Waarschuwingslampje oliedruk 10. 5. Waarschuwingslampje 11. koelvloeistoftemperatuur 6.
aangepast aan het gewicht van de bestuurder. Om de stoel naar voren en naar achteren te schuiven, moet u de hendel op de zijkant van de stoel naar buiten trekken. Schuif de stoel in de gewenste positie en laat daarna de hendel los om de stoel in deze positie te vergrendelen. Om de stoel aan te passen aan het gewicht van de bestuurder, draait u de veerbelaste knop naar rechts om de spanning te vergroten en naar links om de spanning te verminderen. Figuur 12 1.
Om ervoor te zorgen dat het elektronische besturingssysteem de machine bestuurt zoals wordt vereist, moeten de solenoïdes en relais van de outputs zijn aangesloten en correct functioneren. Met behulp van het display van de Diagnostische ACE kan de gebruiker de elektrische functies van de machine controleren. Specicaties Figuur 15 Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. 1.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Motoroliepeil controleren. Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Figuur 17 1. Peilstok De carterinhoud is ongeveer 7 liter met filter.
Wanneer de motor heeft gelopen en de radiatordop wordt verwijderd, kan er onder druk staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan brandwonden veroorzaken. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of totdat de radiatordop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw handen te branden. 1. Plaats de doppen van de radiator en de expansietank voorzichtig terug (Figuur 19). Figuur 20 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiator en de expansietank (Figuur 19). 1.
Stolpunt, ASTM D97 -37° C tot -45° C Industriespecicaties: Vickers I-286-S (kwaliteitsniveau), Vickers M-2950-S (kwaliteitsniveau), Denison HF-0 Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15-22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer, Onderdeelnr. 44-2500.
Starten en stoppen 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en haal uw voet van het tractiepedaal. Controleer of de parkeerrem in werking is gesteld, het tractiepedaal in de neutraalstand is, de gashendel op LANGZAAM staat en de activerings-/blokkeringsschakelaar op BLOKKEREN is gezet. 2. Draai de contactschakelaar op AAN/VOORGLOEIEN. Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 6 seconden wordt voorgegloeid. Daarna draait u het sleuteltje op START.
5. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Figuur 24). In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Figuur 24 • Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Controle of de interlockschakelaar functioneert: 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Open de kap van het bedieningspaneel. Gaan naar de connector van de kabelboom en de kringloopstekker. Trek de kringloopstekker voorzichtig uit de connector van de kabelboom (Figuur 26). Figuur 25 1. Omloopklep 2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7–11 Nm.
Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 5. De LED "inputs getoond" op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED "outputs getoond" oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken en loslaten om de LED "inputs getoond" te laten oplichten. Houd de knop niet ingedrukt. 5. De LED "outputs getoond" op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten.
Opmerking: Als gevolg van een belemmering in het elektrische systeem kan het voorkonen dat de output-LEDs voor START, VOORGLOEIEN en ETR/ALT niet gaan knipperen zelfs als deze functies te kampen hebben met elektrische problemen. Als de storing van de machine verband houdt met een van deze functies, moet u het elektrische circuit doormeten met een spannings-/weerstandsmeter om te controleren of deze functies niet te kampen hebben met elektrische problemen. 5.
Functies van de hydraulische solenoïdeklep zich voordoet, trapt u het draaipedaal voor het hoogste wiel geleidelijk en met tussenpozen in totdat dit wiel niet meer slipt, waarmee de tractie op het laagste wiel wordt vergroot. Raadpleeg onderstaande lijst voor een beschrijving van de verschillende functies van de solenoïdes in het verdeelstuk van het hydraulische systeem. Elke solenoïde moet worden geactiveerd om een functie in te schakelen.
om de maaidekken op te heffen en neer te laten (de frontmaaidekken zijn zo ingesteld dat zij eerder naar beneden komen dan de achterste maaidekken). Om vooruit te rijden en het gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen. Rij met een snelheid waarbij het controlelampje van de messenkooien niet gaat branden. Verhoog of verminder langzaam de tractiesnelheid om een goede maaikwaliteit te behouden.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de torsie van de wielmoeren of -bouten (na de eerste 1-4 bedrijfsuren en daarna om de 10 bedrijfsuren). Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en olielter vervangen. Na de eerste 200 bedrijfsuren • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Wo. Di. Do. Vr. Za. Zo. Werking veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoflter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtlter controleren. Radiator en scherm controleren op rommel.
Figuur 31 Figuur 29 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 30) • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 30) • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 30). De bovenste nippel op de koppelpen hoeft slechts één keer per jaar te worden gesmeerd (twee keer pompen). Figuur 32 • Draaipunten van achterste hefcilinder (2) (Figuur 33) Figuur 33 • Draaipunten van hefarmen (3) (Figuur 34) Figuur 30 1.
Figuur 34 Figuur 37 • Draaipunt van achteras (Figuur 35) Onderhoud motor Onderhoud van het luchtlter Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang het luchtfilterhuis indien dit beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Figuur 35 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 38) dit aangeeft.
Figuur 39 1. Sluiting van luchtlter 2. Figuur 40 Luchtlterdeksel 1. 2. Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis. Alvorens het filter weg te halen, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (276 kPa [40 psi]) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen.
Motorolie verversen en lter vervangen 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los (Figuur 44). Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 150 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. 1. Verwijder de aftapplug (Figuur 42) en laat de olie in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. Figuur 44 1. Hefboomarm van injectiepomp 2. Klem 3.
Brandstoflter/waterafscheider Verwijder dagelijks water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider (Figuur 46). 1. Ga naar het brandstoffilter onder de kap en plaats daaronder een schone opvangbak. 2. Draai de aftapplug aan de onderkant van de filterbus los. Draai de plug weer vast na het aftappen. Figuur 45 1. Aftapplug van brandstoftank In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
2. Haal de slangklemmen op beide uiteinden van het filter los en trek de brandstofslangen van het filter af. 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Draai het contactsleuteltje op LOPEN en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 3. Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen. Druk de brandstofslangen op het brandstoffilter en zet deze vast met de slangklemmen.
Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Optionele verlichting 3. Krimp een ring of vorkvormig stekkertje op de oranje draden (J 24 & J 25) onder het dashboard. Maak ze vast aan lichtschakelaar bij punten #2 & #3. Belangrijk: Indien de tractie-eenheid wordt voorzien van een optionele verlichting, moet u de instructies opvolgen, het schema (Figuur 51) raadplegen en de onderstaande onderdelen gebruiken om schade aan het elektrische systeem van de tractie-eenheid te voorkomen. 4.
Onderhoud aandrijfsysteem Torsie van wielmoeren of -bouten controleren Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel. Figuur 53 De torsie van de moeren van de voorwielen en de bouten van de achterwielen moet 115-136 Nm.bedragen. Haal de moeren aan na 1-4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan. 1. Remkast 2. Plaats van controleplug 3.
3. Verwijder beide pluggen uit de onderkant van de remkast en laat de olie in de bak lopen (Figuur 55). onderkant van de opening van de controleplug te bereikt. Figuur 56 1. Controleplug 2. Vulplug Figuur 55 1. Plaats van de aftappluggen 2. Smeerolie in de achteras verversen Plaats van controleplug 4. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de onderste plug weer in de remkast. 5. Zet u het wiel in een zodanige stand dat de opening van de plug op 10 uur of twee uur op de planeetwielaandrijving staat. 6.
De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand 6. Verwijder een controleplug en vul de as met ongeveer 2,4 liter 85W-140 tandwielsmeer of totdat het smeermiddel tot aan de onderkant van opening komt. 7. Plaats de controleplug. De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist Toespoor achterwielen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen Verwijder dagelijks het vuil van het achterste scherm, de oliekoeler en de radiator. Vaker reinigen bij vuile omstandigheden. Belangrijk: Spuit nooit water op een hete motor, omdat hierdoor schade kan ontstaan. 1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. Sluit de kap. Figuur 61 1. Oliekoeler 2. Ontgrendel en verwijder het achterste scherm open (Figuur 60). Maak het scherm grondig schoon. 2.
speling hebben. Draai de voorste moer vast nadat de remmen correct zijn afgesteld. Figuur 63 Figuur 62 1. 1. Remkabels Riem van wisselstroomdynamo 2. Beugel 3. Draai de bout los waarmee de beugel is bevestigd aan de motor, alsmede de bout waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd aan de beugel. 4. Plaats een rolkoevoet tussen de wisselstroomdynamo en de motor en wrik de wisselstroomdynamo los. 5.
vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet deze goed vast. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figuur 65). Figuur 64 1. Hydraulische reservoir Figuur 65 1. Hydraulische lter 3. Vul het reservoir met ongeveer 32 liter hydraulische vloeistof; zie Hydraulische vloeistof controleren in Gebruiksaanwijzing, blz. 24. 2. Onderhoudsintervalindicator 3.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 66 • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. Model 03808 1.
Onderhoud van maaidek Wetten Tijdens het wetten kunnen de messenkooien tot stilstand komen en plotseling weer starten. Contact met de messenkooien kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd uw handen en voeten altijd uit de buurt van de messenkooien als de motor loopt. Figuur 68 1. Testpoort B (frontmaaidek- 2. ken) Testpoort C (achterste maaidekken) • Probeer tijdens het wetten de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken. 4.
Gebruik nooit een borstel met een korte steel (Figuur 71). Figuur 71 Figuur 70 1. Keuzeknoppen voor toerental van messenkooien 2. 1. Wetknoppen Borstel met lange steel 9. Als de messenkooien blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, moet u stoppen met wetten door de maai-/hefhendel naar achteren te bewegen. Als de messenkooien tot stilstand zijn gekomen, draait u de keuzeknop(pen) voor het gewenste toerental een stand dichter naar 13.
worden gedraaid, alsmede de afstand tot de grond bij transport en bij het keren. Bovendien zorgt de compensatieveer ervoor dat het gewicht van de voorste naar de achterste roller wordt verplaatst. Dit voorkomt de kans dat er een golfpatroon in de grasmat ontstaat, ook wel bekend als “bobbing” (op-en-neer bewegen). Belangrijk: Stel de veer af als het maaidek is gemonteerd aan de tractie-eenheid en is neergelaten op de vloer van de werkplaats. Zie Montage, blz. 14, voor montage-instructies. 1.
Opmerking: Naarmate de afstand (C ) tussen de veerbeugel en de ring groter wordt, vermindert de afstand tussen het maaidek en de grond en wordt de draaihoek (B) tussen het draagframe en het maaidek groter. Afstelling van de snelheid waarmee het maaidek wordt neergelaten Figuur 75 De hefcircuits van het maaidek zijn voorzien van afstelbare kleppen om de maakdekken in de gewenste mate neer te laten. De afstelling gaat als volgt: Modellen 03806 en 03807 1.
7. Draai de afstelklep rechtsom om de snelheid waarmee de achterste maaidekken worden neergelaten, te verminderen. 8. Controleer de afstelling door de maaidekken verschillende malen op te heffen en neer te laten. Indien nodig moet u de kleppen nogmaals afstellen. Draai de borgring vast om de afstelling te borgen. Zijmaaidekken 9. Ga naar de kleppen onder de stoel om de zijmaaidekken af te stellen (Figuur 74). 10. Draai de schroeven los waarmee de knop is vastgezet. Figuur 77 1. Schakelaar van hefarm 2.
Figuur 78 1.
Stalling 3. Vul het oliecarter met 7 liter motorolie, type SAE10W-30 CD, CE, CF, CF-4, of CG-4. Tractie-eenheid 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 5. Zet de motor af. 6. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. 2. Bandenspanning controleren. Breng alle banden op een spanning van 103-138 kPa (15-20 psi). 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 3.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03806 (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03807 (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03808 (Rev.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.