Form No. 3358-636 Rev A Reelmaster® 6500-D en 6700-D tractie-eenheid Modelnr.: 03806—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 03807—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 03808—Serienr.: 270000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Brandstofleidingen en -verbindingen .................. 43 Brandstoffilter/waterafscheider.......................... 43 Brandstoffilter vervangen ................................... 43 Injectors ontluchten ........................................... 43 Onderhoud elektrisch systeem ................................ 44 Accu-onderhoud ................................................ 44 Zekeringen......................................................... 45 Optionele verlichting ...........................
Veiligheid Voor ingebruikname • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-1999 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie, als ballast is toegevoegd; zie Ballast achter plaatsen in , bladz. .
• • • • • • • • • • interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken. Verander nooit de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien. Stop de machine op een horizontaal oppervlak, hef de maaidekken op, schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem (indien aanwezig) in werking en zet de motor af voordat u de bestuurdersstoel om welke reden ook verlaat, bijvoorbeeld om de grasvanger leeg te maken.
• Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op. • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt.
Trillingsniveau Dit voertuig heeft een maximaal trillingsniveau van 0,5 m/s² op het zitvlak, gebaseerd op metingen bij identieke voertuigen volgens procedures zoals vastgelegd in ISO 1032. Dit voertuig heeft een maximaal trillingsniveau op de handen van 2,5 m/s², gebaseerd op metingen bij identieke voertuigen volgens procedures zoals vastgelegd in ISO 1033.
1 2 104-9298 1. Lees de Gebruikershandleiding. 93-9425 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Hydraulische slangen staan onder druk—Blijf uit de buurt van draaiende onderdelen. 93-6696 1. Opgeslagen energie—Lees de Gebruikershandleiding. 93-1263 93-1263 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de pedalen aan elkaar koppelen met de borgpen, beide pedalen intrappen en de vergrendeling voor de rem uittrekken. 3.
108-6708 106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
5-0123 Model 03807 1. 2. 3. 4. Gas—langzaam Gas—snel Messenkooien opgeheven en uitgeschakeld Messenkooien neergelaten en in werking indien ingeschakeld—Vooruit en wetten 5. Messenkooien – Ingeschakeld 6. Messenkooien uitgeschakeld – Uitsluitend omhoog brengen 7. 8. 9. 10. Messenkooien uitgeschakeld—Opheffen en neerlaten Koplampen (optioneel) Koplampen—AAN Koplampen—UIT 11. Lees de Gebruikershandleiding. 104-9296 Modellen 03806 en 03807 1. Gas—langzaam 2. Gas—snel 3.
104-9294 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing—Lees deGebruikershandleiding. 2. U mag de machine nooit slepen. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5. Waarschuwing—Houd 7. Waarschuwing—Gebruik omstanders op veilige een rolbeugel en doe de afstand van de machine. veiligheidsgordel om. 6. Waarschuwing—Vergrendel 8.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 112-6555 Modellen 03806 en 03807 Onderdeelnr. 112-6556 voor model 03808 1. Messenkooi – Maaihoogte 2. Messenkooi – Maaien en wetten 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Snelheid van de machine 5. Bedieningsorganen van circuit achterste messenkooien 6.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
3. Smeer vet op een grote O-ring en plaats deze in de sleuf in de lagerbehuizing op elk uiteinde van het maaidek (Figuur 4 en Figuur 7). 2 Maaidekken monteren Modellen 03860, 03861 en 03862 Benodigde onderdelen voor deze stap: 14/10 Grote O-ring 7/5 Contragewicht 7/5 Stuurpen Figuur 4 1. Lagerbehuizing 2. Grote O-ring Maaidekken monteren De maaidekken 03860, 03861 en 03862 kunnen worden gemonteerd op alle bevestigingspunten op de tractie-eenheid.
Figuur 5 1. Draagframe 2. Scharnierpunt 3. Stuurplaat van hefarm Figuur 7 4. Lynchpen 5. Stuurpen 1. Motor 2. O-ring Opmerking: Indien het maaidek moet worden vastgezet, steekt u de borgpen in de montage-opening van het scharniergewricht (Figuur 5). 7. Steek de horizontale as van het scharniergewricht in de bevestigingsbuis van het draagframe (Figuur 5). 8. Bevestig het scharniergewricht aan het draagframe met een drukring, een platte ring en een flensschroef (Figuur 5). 9.
3 Maaidekken monteren Modellen 03863 en 03864 Benodigde onderdelen voor deze stap: 5/7 Hefketting 5/7 Kettingbeugel 5/7 Veerstrop 10/14 Figuur 8 2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte (A) van de samengedrukte veer 20,3 cm bedraagt (Figuur 8).
Beugels en de kettingen van de hefinrichting monteren Monteer een hefbeugel op elke hefarm met een veerstrop en 2 moeren. De beugels worden als volgt afgesteld: 1. Plaats de kettingbeugels en veerbouten op hefarmen nr. 1, nr. 4 en nr. 5 38 cm achter de middellijn van het scharnierpunt (Figuur 10). De beugels op hefarmen nr. 1 en nr. 5 moeten vanuit hun verticale stand 10 graden naar rechts worden gedraaid (Figuur 10). De beugel op hefarm nr.
Bepaal aan de hand van de volgende schets de plaats van de contragewichten en messenkooimotoren. Figuur 15 Figuur 13 1. Hefketting 2. Kettingbeugel 1. Op de maaidekken nr. 2, nr. 4 and nr. 6 verwijdert u de 2 tapbouten en zet u het contragewicht vast aan het linkereind van het maaidek. Verwijder het contragewicht (Figuur 16). Achterscherm afstellen In de meeste gevallen wordt het maaisel het beste verspreid als het achterscherm dicht zit (vooruitworp).
van de hefarm (Figuur 18). Plaats scharniergewricht tussen de twee rubberen centreerblokjes in de onderkant van de stuurplaat van de hefarm. 6. Steek de lynchpen in het kruisgat in de as van het scharniergewricht (Figuur 18). 7. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 19). Dit gaat als volgt: 1 A. Voor de maaidekken nr. 1, 4, 5, 6 en 7 gebruikt u slechts 6 van de kettingschakels. G003321 2 B. Voor de maaidekken nr. 2 en 3 gebruikt u alle 7 kettingschakels.
Figuur 21 2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte (A) van de samengedrukte veer 15,9 cm bedraagt (Figuur 21). Figuur 20 1. Aandrijfmotor van messenkooi 2. Tapbout Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 13 mm langer zijn. De machine zal het grondoppervlak iets minder goed volgen. Opmerking: Indien het maaidek moet worden vastgezet, steekt u de borgpen in de montage-opening van het scharniergewricht (Figuur 18).
• Afstelling van de snelheid waarmee de maaidekken worden neergelaten 6 Hiermee regelt u de snelheid waarmee de maaidekken worden neergelaten. EU-stickers aanbrengen • Afstelling van de hefhoogte van de buitenste frontmaaidekken Benodigde onderdelen voor deze stap: Hiermee regelt u de draaihoogte van de buitenste frontmaaidekken om de afstand tot de grond op geaccidenteerde fairway's te vergroten.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 22 1. Stuurwiel 3. Maaidek 2. Rempedalen 4. Tractiepedaal 5. Koker voor de Gebruikershandleiding 6. Motorkap Bedieningsorganen Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 23) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt.
Contactschakelaar De contactschakelaar Figuur 23 heeft drie standen: Uit, Aan/Voorgloeien en Start. Snelheidsmeter De snelheidsmeter (Figuur 23) geeft de rijsnelheid van de machine aan. Rempedalen Twee rempedalen (Figuur 23) bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen. Een borgpen koppelt de pedalen als parkeerrem en voor transport. Figuur 23 1. Tractiepedaal 2.
Oliedruklampje Dit lampje (Figuur 24 en Figuur 25) licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Gashendel Zet de hendel naar voren (Figuur 24 en Figuur 25) om het motortoerental te verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Figuur 24 Model 03808 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Het lampje (Figuur 24 en Figuur 25) gaat branden en de motor slaat af als de koelvloeistof een gevaarlijk hoge temperatuur bereikt.
Wetknoppen De wetknoppen (Figuur 27) worden gebruikt in combinatie met de maai-/hefhendel om de messenkooien te wetten. Zie Wetten in , bladz. . Figuur 28 1. Instelhendel bestuurdersstoel 2. Instelknop bestuurdersstoel Groene diagnoselampje De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem correct functioneert. Het groene diagnoselampje (Figuur 29) bevindt zich onder het bedieningspaneel naast de zekeringhouder.
• • • • Werktuigen/Accessoires Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het contactsleuteltje op Aan staat, betekent dit dat het elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke oorzaken zijn: Kringloop is niet aangesloten. Het lampje is doorgebrand. Zekeringen zijn doorgebrand. Geen accuspanning. Een breed assortiment van door Toro goedgekeurde werktuigen en accessoires is verkrijgbaar voor gebruik met de machine om de mogelijkheden ervan te verbeteren en uit te breiden.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Motoroliepeil controleren. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Figuur 31 De carterinhoud is ongeveer 7 liter met filter. 1.
Wanneer de motor heeft gelopen en de radiateurdop wordt verwijderd, kan er onder druk staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan brandwonden veroorzaken. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of totdat de radiateurdop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw handen te branden. 1. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank voorzichtig terug (Figuur 33). Figuur 34 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur en de expansietank (Figuur 33). 1.
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is voldoende voor 15-22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro-dealer, onderdeelnr. 44-2500.
4. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat het peil de vol-markering bereikt. 5. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis. werking stellen. Zet de gashendel op stationair, draai het contactsleuteltje op UIT en haal dit uit de schakelaar. Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met de turbocompressor ontstaan.
De machine duwen of slepen In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan 3–4,8 km per uur duwen of slepen omdat hierdoor de transmissie kan worden beschadigd. De omloopklep moet open zijn als de machine wordt geduwd of gesleept. Figuur 37 1. De omloopklep bevindt zich op de regelbare pomp (Figuur 39).
De interlockschakelaars controleren 3. Bevestig de stekker van de Diagnostische ACE aan de stekker van de kabelboom (Figuur 41). Controleer of de juiste overlay-sticker op het display van de Diagnostische ACE is geplaatst. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
een storing in het elektrische of het hydraulische systeem van de machine gaat. of de vereiste inputschakelaars in de stand zijn gezet die nodig is om deze functie in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct functioneert. Controle van de outputfunctie: Als de output-LEDs branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren. 1.
6. Het diagnosetoestel zal nu de fout weergeven die is opgeslagen in het geheugen van de ECU. Functie Solenoïde Belangrijk: Het display zal acht (8) afzonderlijke rapporten tonen en de fout wordt weergegeven in het achtste rapport. Elk rapport verschijnt 10 seconden op het display. Zorg ervoor dat het display van het diagnosetoestel op Outputs staat zodat u de fout kunt zien. Het Probleem-circuit blijft knipperen. De verslagen worden opnieuw getoond totdat het sleuteltje op UIT wordt gedraaid.
groter is dan 2,5 meter om de schade die banden of maaidekken toebrengen aan de grasmat, zoveel mogelijk te beperken. Als u een maaidek met de stuurpen monteert in de voorste montage-opening, zal het maaidek zichzelf sturen aangezien de tractie-eenheid een optimale wendbaarheid en uitstekende maaiprestaties.in bochten biedt. Als u een fairway overdwars maait,verdient het aanbeveling traanvormige bochten te maken om de maaiproductiviteit te verbeteren en de schade aan het gras tot een minimum te beperken.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de torsie van de wielmoeren of -bouten (na de eerste 1-4 bedrijfsuren en daarna om de 10 bedrijfsuren Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en oliefilter vervangen. Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Onderhoudsschema Figuur 42 Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles.
Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik. Peil van transmissie-olie controleren. Peil van hydraulische vloeistof controleren. Indicator van het hydraulische filter controleren.2 Hydraulische slangen en leidingen op schade controleren. Controleren op lekkages. De bandenspanning controleren. Werking van instrumenten controleren. Afstelling van contact tussen snijplaat en messenkooi controleren. Maaihoogte-instelling controleren.
Figuur 47 • Draaipunten van hefarmen (3) (Figuur 48) Figuur 44 1.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Figuur 50 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 52) dit aangeeft.
grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. 4. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 5.
De gashendel afstellen 1. Zet de gashendel naar voren tegen de sleuf van de stoelbasis. Onderhoud brandstofsysteem 2. Maak de klem van de gaskabel op de hefboomarm van de injectiepomp los (Figuur 58). Brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar De brandstoftank moet om de 2 jaar worden afgetapt en gereinigd. Ook moet de tank worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd gestald gaat worden.
Brandstofleidingen en -verbindingen Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Vervang het brandstoffilter (Figuur 61), tussen de brandstoftank en de brandstofpomp om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. 1.
Onderhoud elektrisch systeem Accu-onderhoud Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Waarschuwing Figuur 62 1. Brandstofinjectors (4) CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. 2. Zet de gashendel op SNEL. 3.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. Figuur 63 1. Zekeringen Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren.
de zekeringhouder. Gebruik een zekering met de correcte ampère. Figuur 65 Schakelaar Relais Toro onderdeelnr. 75-1010 Toro onderdeelnr. 70-1480 Honeywell onderdeelnr. 1TL1-2 Hella onderdeelnr.
Onderhoud aandrijfsysteem Torsie van wielmoeren of -bouten controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Figuur 67 1. Remkast Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel. 2. Plaats van controleplug 3. Giet indien nodig tandwielolie in de opening in de planeetwielaandrijving totdat de olie het juiste peil heeft bereikt. Plaats de plug.
2. Plaats een opvangbak onder de naaf, verwijder de plug en laat de olie in de bak lopen. 3. Verwijder beide pluggen uit de onderkant van de remkast en laat de olie in de bak lopen (Figuur 69). Figuur 70 2. Vulplug 1. Controleplug Smeerolie in de achteras verversen Figuur 69 1. Plaats van de aftappluggen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 2. Plaats van controleplug Ververs de olie na de eerste 200 bedrijfsuren en daarna om de 800 bedrijfsuren. 1.
Toespoor achterwielen grond. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 2. Krik de linkerkant van de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de vloer van de werkplaats. Zorg ervoor dat de machine steunt op de rustpunten van de krik om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt. Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de achterwielen worden gecontroleerd. 1.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil van het achterste scherm, de oliekoeler en de radiateur. Vaker reinigen bij vuile omstandigheden. Belangrijk: Spuit nooit water op een hete motor, omdat hierdoor schade kan ontstaan. Figuur 75 1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. Sluit de kap. 1. Oliekoeler 2.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Riem van wisselstroomdynamo controleren Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 12,7 mm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer om de 100 bedrijfsuren de conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo (Figuur 77).
Hydraulisch filter vervangen Onderhoud hydraulisch systeem De kop van het hydraulische filter is voorzien van een onderhoudsintervalindicator. Laat de motor lopen en kijk op de indicator; deze moet in de GROENE zone staan. Als de indicator in de RODE zone staat, moet het filterelement worden vervangen. Hydraulische vloeistof verversen Als u het filter vervangt, moet u een Toro oliefilter (onderdeelnr. 94-2621) monteren.
en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 80 Model 03808 1.
Onderhoud van maaidek Kick-standaard maaidek Modellen 03863 en 03864 Als het maaidek moet worden gekanteld om bij de snijplaat/messen te kunnen komen, moet u de achterkant van het maaidek ondersteunen zodat de moeren op het achtereind van de stelschroeven van de snijbalk niet op het werkvlak rusten (Figuur 84). Figuur 82 1. Testpoort B (frontmaaidekken) 2. Testpoort C (achterste maaidekken) 4.
Wetten Tijdens het wetten kunnen de messenkooien tot stilstand komen en plotseling weer starten. Contact met de messenkooien kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Houd uw handen en voeten altijd uit de buurt van de messenkooien als de motor loopt. • Probeer tijdens het wetten de messenkooien nooit met uw handen of voeten te draaien of aan te raken. Figuur 85 • Verander nooit het motortoerental tijdens het wetten. Wet de messenkooien uitsluitend als de motor stationair loopt. 1.
Figuur 86 1. Borstel met lange steel 9. Als de messenkooien blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, moet u stoppen met wetten door de maai-/hefhendel naar achteren te bewegen. Als de messenkooien tot stilstand zijn gekomen, draait u de keuzeknop(pen) voor het gewenste toerental een stand dichter naar 13. U gaat verder met wetten door de maai-/hefhendel naar voren te bewegen. 10.
Laat de tractie-eenheid lopen totdat deze de bedrijfstemperatuur heeft bereikt. Maaidekken voorzijde 1. Ga naar de kleppen onder de stoel om de frontmaaidekken af te stellen (Figuur 88). Figuur 90 1. Afstelknop voor achterste maaidek 2. Borgpen 6. Draai de borgring los waarmee de knop is vastgezet (Figuur 90). Figuur 88 Model 03808 7. Draai de afstelklep rechtsom om de snelheid waarmee de achterste maaidekken worden neergelaten, te verminderen. 1. Afstelklep voor het 3.
deze methode wordt gebruikt om de draaihoogte in te stellen. Om de draaihoogte van de maaidekken te verhogen/in te stellen, gaat u als volgt te werk: • Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer en zet de motor af. • Draai de moer op de slotbout los waarmee de beugel van de schakelaar van de hefarm is bevestigd aan hefarm 4, 6 of 7 (Figuur 91). 4 zoals wordt getoond in de afbeelding. Figuur 92 1. Bevestigingsbouten van draagframe Figuur 91 1. Schakelaar van hefarm 2.
Stalling 5. Zet de motor af. 6. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 2. De bandenspanning controleren. Breng alle banden op een spanning van 103-138 kPa. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 9.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03806 (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03807 (Rev.
Hydraulisch schema, Model 03808 (Rev.
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.