Operator's Manual

22
Smeer van de achteras
controleren
De achteras is in de fabriek gevuld met SAE 85W-140
tandwielolie. U moet echter het peil controleren voordat u
de machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna
om de 400 bedrijfsuren. De inhoud is 2,4 liter. Controleer
de achteras elke dag op lekkage.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder een controleplug (Fig. 21) van een uiteinde
van de as en controleer of het tandwielsmeer tot aan de
onderkant van de opening komt. Indien het peil te laag
staat, verwijdert u de vulplug (Fig. 21) en vult u
voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant
van de opening van de controleplug bereikt.
1
2
Figuur 21
1. Controleplug 2. Vulplug
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten
ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste
bandenspanning voor de voor- en achterbanden is 103–138
kPa (15–20 psi).
Belangrijk Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste
bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale
maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de
banden niet te zacht op.
Contact tussen snijplaat en
messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is
geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact
tussen de messenkooi en de snijplaat zijn (zie Contact
tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de
Gebruikershandleiding voor Maaidekken).
Torsie van wielmoeren of
-bouten controleren
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De torsie van de moeren van de voorwielen en de
bouten van de achterwielen moet 115–135 Nm
bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren
en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren
daarna om de 200 bedrijfsuren aan.
Waarschuwing